De intrekking van het staatsburgerschap van de in Groot-Brittannië geboren Syriëganger Shamima Begum was ‘hard’ maar niet onwettig, aldus een Britse rechter. De nu 24-jarige Begum trok in 2015 als tiener naar Syrië, om zich daar aan te sluiten bij de ‘Islamitische Staat’.
De Britse regering trokken in 2019 het staatsburgerschap van IS-vrouw Shamina Begum in, kort nadat ze in Syrisch vluchtelingenkamp opdook. Haar advocaten waren het niet met deze beslissing eens en probeerden die ongedaan te maken bij het Londense Hof van Beroep. Tevergeefs, zo blijkt.
‘Je zou kunnen zeggen dat de beslissing in de zaak van mevrouw Begum hard was. Je zou ook kunnen zeggen dat mevrouw Begum de auteur is van haar eigen ongeluk’, aldus rechter Sue Carr. ‘Maar het is niet aan deze rechtbank om het met een van beide standpunten eens of oneens te zijn. Onze enige taak is om te beoordelen of het besluit tot ontneming onwettig was. We zijn tot de conclusie gekomen dat dit niet het geval was en het beroep is afgewezen.’
Begum kan tegen deze uitspraak in beroep gaan en de zaak voor de Hoge Raad brengen. Mogelijk maakt ze een goede kans. Columniste Zoë Williams betoogt in de Britse krant The Guardian dat de uitspraak in de zaak-Begum bewijst dat sommige Britse burgers minder gelijk zijn dan andere. Begum verloor haar Britse staatsburgerschap namelijk omdat ze geboren is in Bangladesh. Was ze geboren in het Verenigd Koninkrijk dan was haar staatsburgerschap niet ingetrokken. Williams: ‘Elke Brit die een in het buitenland geboren ouder heeft, zal na de uitspraak van het hof van beroep het gevoel hebben dat zijn of haar status onzekerder is.’
Begum is een van de ongeveer 900 mensen die vanuit het Verenigd Koninkrijk naar Syrië of Irak zijn gereisd om zich aan de sluiten bij IS. Ongeveer 150 van hen hebben het Britse staatsburgerschap verloren.