Nederlanders met een migratieachtergrond ervaren steeds vaker een zogenoemde ‘integratieparadox’: hoe meer je geworteld bent in Nederland, hoe meer discriminatie je ervaart. Ze doen hun best om erbij te horen, maar stuiten op subtiele uitsluitingsmechanismen. Dat schrijft journalist Rachida Azough in een essay voor de Groene Amsterdammer.
Azough stelt voor om de term ‘integratie’ maar in de prullenbak te gooien, omdat je in Nederland nooit ‘aangepast’ genoeg zou kunnen zijn.
‘Mijn bereidheid om me aan te passen was groot. Ik groette altijd iedereen die ik op straat tegenkwam in de wijk van mijn jeugd. Goedemorgen, goedemiddag, goedenavond. De Tarwewijk in Rotterdam-Zuid was toen nog overwegend wit. Ik was er geboren, maar voelde me een vreemde. Om de ander gerust te stellen, glimlachte ik erbij’, schrijft ze.
Azough legt uit: ‘Zij die het meest geworteld zijn, ervaren het vaakst discriminatie en uitsluiting. Zij die van ver komen en intensief contact hebben met de witte meerderheid, beseffen het snelst dat het nooit genoeg zal zijn. Ik hoor in de onschuldigste vaststellingen de racistische ondertoon die erin verscholen ligt. Dat doe ik al mijn hele leven.’
Het essay leest als een noodkreet in het integratiedebat, dat na vorig jaar weer volledig is losgebarsten. Azough blikt terug naar de jaren 00 en haalt hard uit. ‘Het voelde bevreemdend dat er over ons – migranten, moslims, Marokkanen – gesproken werd alsof we er niet bij waren. Dat je homo’s uit flats gooit. Dat je vrouwen minacht. Dat je ze verkracht. Vermoordt. Dat je joden haat. Dat je leugenachtig bent. Lui. Primitief. Tegen de westerse manier van leven. Dat je onderdrukt wordt door de jouwen. Dat je een vijfde colonne bent. Tribaal. Asociaal. Dat je geiten neukt. Dat je man je slaat. Dat je de verzorgingsstaat misbruikt. Dat je de Verlichting niet hebt meegemaakt. Dat je blij mag zijn dat je hier bent. Dat je blij mag zijn dat je hier mág zijn. Dat ze je in je eigen land veel slechter zouden behandelen. En dat ze je terugsturen wanneer ze maar kunnen.’