Online haat, geweldsdelicten, ongewenst seksueel gedrag en discriminatie zijn nog steeds zaken waar mensen uit de regenbooggemeenschap veelvuldig mee te maken krijgen. Lhbtiq+-mensen van kleur hebben het extra zwaar. Dit blijkt uit een tweejaarlijks onderzoek in opdracht van de regering.
Gisteren presenteerde staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Mariëlle Paul de resultaten aan de Tweede Kamer. Het onderzoek bevatte voor de eerste keer ook de ervaringen van intersekse, non-binaire en aseksuele personen, en lhbtiq+ personen van kleur, en lhbtiq+ personen met een beperking.
Lhbtiq+ personen geven vaker aan discriminatie te ervaren dan cis-hetero personen (hetero personen die geen twijfels hebben over hun geslacht). Hetzelfde geldt voor online haat en ongewenst seksueel gedrag. Het gaat slechter met hun mentale gezondheid en ze hebben vaker suïcidale gedachten.
Wel zijn er verschillen per groep binnen de regenbooggemeente. Zo ervaren bijvoorbeeld meer zelfwaardering, veerkracht en regie dan andere lhbtiq+ personen. Lhbtiq+ mensen van kleur of met een beperking, evenals bi+, transgender en non-binaire mensen, hebben het op veel gebieden juist extra zwaar.
Wat opvalt in het onderzoek is dat lhbtiq+ personen bovengemiddeld vaak nadenken over wat zij doen in de openbare ruimte, omdat ze bang zijn dat mensen hier iets van vinden. Affectie tonen met een partner is bijvoorbeeld iets dat ze niet altijd durven doen. Het onderzoek keek ook naar de acceptatie van de gemeenschap onder Nederlanders. De groep die zegt positief te staan tegenover de regenbooggemeente werd iets groter.
De staatssecretaris geeft aan dat de resultaten worden meegenomen bij het opstellen van de Emancipatienota voor het zomerreces van 2025.