Veel Nederlanders vinden dat school niet de plek is om kinderen de normen en waarden van het geloof van hun ouders of verzorgers te leren. De kritiek lijkt vooral gericht op meer orthodoxe scholen. Zo blijkt uit nieuw onderzoek van de Universiteit voor Humanistiek en de Universiteit van Amsterdam.
Nederlanders hechten veel waarde aan gelijkheid en gelijkwaardigheid in het onderwijs. Ze vinden bijzondere scholen die een specifieke (religieuze) levensbeschouwing onderwijzen niet wenselijk. Dit blijkt uit een onderzoek dat begin dit jaar werd uitgevoerd binnen het I&O Research Panel.
Met gelijkheid in het onderwijs wordt bedoeld dat kinderen leren over dit begrip op school. 95 procent van de respondenten vindt het belangrijk dat kinderen leren over een gelijke behandeling, in de samenleving, in de klas en op school. Daarbij vond driekwart het belangrijk dat leerlingen op school leren over verschillende levensbeschouwelijke waarden.
De meningen zijn echter geheel anders waar het gaat om speciale scholen, gestoeld op een bepaald geloof of een levensbeschouwing. Ongeveer 40 procent vindt dat school niet de plek is om leerlingen te leren leven naar het geloof van hun opvoeders. 67 procent vindt het bovendien onwenselijk als bijzondere scholen exclusief gevormd worden door leerlingen en leraren die een bepaald geloof hebben. Daarnaast vindt ongeveer een derde het onwenselijk dat er bijzondere scholen met een religieuze of levensbeschouwelijke grondslag bestaan.
‘Men maakt een onderscheid in soorten bijzondere scholen en kritiek lijkt vooral gericht op meer orthodoxe scholen’, zegt Remmert Daas, universitair docent onderwijswetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam en betrokken bij dit onderzoek. ‘Het onderzoek biedt hiermee voer voor het maatschappelijk debat over vrijheid en gelijkheid in ons onderwijsstelsel.’