Opnieuw worden de islamitische Rohingya in Myanmar zwaar getroffen, nu de junta in oorlog is met gewapende groepen in het land. Dit bericht de Arabische Nieuwszender Al Jazeera.
De Rohingya zijn een islamitische minderheid in het boeddhistische Myanmar. Ze worden omdat ze moslim zijn sinds 1982 niet langer als staatsburgers erkend. Bijna alle Rohingya wonen in de kuststreek Rakhine.
In 2017 begon het leger een grootscheepse militaire campagne tegen Rohingya-rebellen. Hierdoor sloegen ruim 700.000 burgers op de vlucht naar buurland Bangladesh. De vluchtelingen vertelden horrorverhalen over het harde optreden van het leger, dat zich schuldig maakte aan verkrachting, marteling, brandstichting en moord.
In oktober vorig jaar is het geweld in Myanmar opnieuw opgelaaid. Gewapende groepen zijn in opstand gekomen en willen de staatsgreep van 2021 ongedaan maken. Het leger heeft in januari de noodtoestand in het land verlengd en in februari de dienstplicht verplicht gesteld.
Experts vrezen voor de veiligheid van de Rohingya die nog in Myanmar verblijven. Niet alleen worden zij aangevallen door het leger, ze worden ook gedwongen om dienst te nemen in datzelfde leger, ondanks het feit dat ze geen staatsburgers zijn.
De rebellen die de wapens hebben opgepakt noemen zich de Broederschap Alliantie. Dit bondgenootschap bestaat uit het Arkan-leger, waarin veel Rohingya strijden; het Leger van de Nationale Democratische Alliantie van Myanmar; waarin veel mensen van het Kokang-volk vechten; en het Ta’ang Nationale Bevrijdingsleger, van de Ta’ang-minderheid.
Tegen Myanmar loopt nu een genocidezaak bij het Internationaal Gerechtshof in Den Haag. Volgens veel experts heeft Myanmar zich schuldig gemaakt aan genocide tegen de Rohingya. Het Hof behandelt eenzelfde aanklacht tegen Israël, vanwege de gewelddadigheden tegen Gaza.