Ahmed al-Sharaa, de interim-president van Syrië, staat open voor nieuwe bondgenoten. Hierbij wordt Rusland niet uitgesloten, zei de leider in een uitgebreid interview met The New York Times deze week.
Het is een van de weinige momenten dat de nieuwe president met westerse media sprak. Hij is doorgaans druk bezig met de wederopbouw van zijn land, dat na 14 jaar burgeroorlog op veel vlakken opnieuw moet beginnen. Maar daarbij heeft hij hulp nodig, mogelijk ook van het Westen.
‘De val van het regime en de staat waarin Syrië zich vervolgens bevond, hebben de weg vrijgemaakt voor nieuwe veiligheidsrelaties in de regio’, zegt de leider tegen de Amerikaanse krant. ‘Daarom hebben veel landen, zowel regionaal als Europees, groot belang bij de stabiliteit van Syrië.’
Opvallend is daarbij dat Al-Sharaa samenwerking met Rusland niet uitsluit. Rusland was immers een bondgenoot van het vorige regime onder Bashar al-Assad. Het steunde de dictator ook in de onderdrukking van de protesten tijdens de burgeroorlog en verleende hem en zijn familie een verblijfsvergunning om te kunnen vluchten na de machtsovername.
Maar, zo legt Al-Sharaa uit in het interview, het militaire arsenaal van Syrië bestaat voornamelijk uit Russische wapens en er zijn tot nu toe geen andere landen die zich hebben aangediend om deze wapens te vervangen.
Naast Rusland zoekt Al-Sharaa toenadering tot de Golfstaten, die het land in wederopbouw financieel zullen steunen. Ook met het Westen hoopt de leider op samenwerking, maar hier zitten de sancties in de weg. Hoewel de EU een aantal sancties reeds heeft opgeschort, is Amerika hierin terughoudend. De regering-Trump heeft een aantal voorwaarden gesteld. In het interview zegt Al-Sharaa niet aan alle voorwaarden te kunnen voldoen.
Zo wil hij buitenlandse strijders die zich in het land hebben gevestigd en inmiddels ingeburgerd zijn de Syrische nationaliteit geven. Dit wil Amerika niet, uit angst dat Syrië een hotspot wordt voor extremisme. Sommige van deze strijders hebben posities in de interim-regering gekregen.