15.1 C
Amsterdam

‘In de wijken, daar klopt het hart van de democratie’

Lees meer

Op 6 oktober sprak jurist Terra Dakota Stein in de Rode Hoed over de staat van de Nederlandse democratie. Dit is haar voordracht.

De Nederlandse democratie is springlevend. Je vindt haar niet in marmeren zalen, maar in de buurt. In de dagelijkse praktijken van zorg, waar mensen elkaar leren overeind te blijven in een bureaucratie die vaak tégen hen werkt in plaats van vóór hen.

Ik kan het weten. Jarenlang heb ik via mijn juridische spreekuur bewoners ondersteund. Mensen die soms dachten dat een blauwe envelop een vonnis was. Ik hielp hen brieven te openen en te begrijpen, de wet te vertalen naar gewone taal, een bezwaarschrift te schrijven, of gewoon even mee te lezen zodat ze zich niet meer alleen hoefden te voelen.

Vaak was het niet eens de papierwinkel die het zwaarste woog, maar de schaamte, de vermoeidheid, het gevoel telkens weer te moeten vechten tegen een muur.

Lege koelkast

Democratie leeft in mensen zoals Linda Carolus. Een informele zorgdrager die in haar wijk een spil is van hoop, zorg en liefde. Zij zorgt dat buren toegang krijgen tot voorzieningen, dat er eten op tafel komt als het geld op is, en dat er laagdrempelige uitstapjes zijn zodat mensen niet geïsoleerd raken.

Als er ergens een koelkast leeg is, belt Linda rond tot die gevuld wordt. Als iemand niet mee kan doen, trekt zij aan de bel. En ondertussen geeft ze haar gemeenschap iets wat onbetaalbaar is: het gevoel dat niemand er alleen voor staat.

Onze democratie is niet te vinden op het Binnenhof

En precies daar ligt de kracht. Want terwijl de parlementaire democratie steeds meer mensen van zich vervreemdt, zie ik in buurten en gemeenschappen een andere democratie ontstaan.

Een democratie van onderop.
Een democratie die niet in woorden, maar in daden leeft.
Een democratie die zich niet laat vangen door de grenzen van een coalitieakkoord, maar groeit in verbondenheid, creativiteit en samenwerking.

Dáár klopt het hart van onze democratie.

Onze democratie is niet te vinden op het Binnenhof. Niet in de vergaderzalen, niet in de partijpolitiek. Daar is de parlementaire democratie in crisis: gevangen in machtsspelletjes, wantrouwen en buitensluiting.

Het is ook de plek waar onze basale mensenrechten en internationale verdragen, die Nederland zelf heeft ondertekend, onder druk staan. Waar universele rechten plotseling worden weggezet als een politieke keuze.

Alsof het een kwestie van links of rechts zou zijn of je zeggenschap hebt over je eigen lijf.
Alsof het een mening is of je je boodschappen kunt betalen.
Alsof het ter discussie staat of je recht hebt op een dak boven je hoofd.

Daar klopt het hart van wat democratie werkelijk kan zijn

De échte democratie leeft in de wijken en buurten. Daar waar mensen samen eten, samen bouwen, samen zorgen. Daar klopt het hart van wat democratie werkelijk kan zijn.

En juist daarom voelt het ongemakkelijk om hier te staan en te doen alsof democratie vanzelfsprekend is. Voor velen van ons is dat nooit zo geweest.

Ik ben opgegroeid in een werkelijkheid waar rechtvaardigheid niet cadeau kwam. Waar ongelijkheid geen abstract begrip was, maar dagelijks voelbaar.

In mijn straat, waar gezinnen soms drie of vier banen nodig hadden om rond te komen, terwijl anderen zonder moeite op vakantie gingen.
In mijn schooltijd, waar verwachtingen niet altijd gelijk waren, waar sommigen kansen kregen en anderen voortdurend moesten bewijzen dat ze erbij hoorden.
En in mijn eigen lijf: in de blik die je voelt, in de woorden die je hoort, in de grenzen die onzichtbaar maar tastbaar zijn.

Solidariteit was een levenslijn

In die wereld was solidariteit geen mooi begrip, maar een letterlijke levenslijn. Het was de tante die op je lette als je moeder weer een dubbele dienst draaide. Het was de buurman die de kinderen meenam naar het park omdat er thuis te weinig ruimte was. Het was de gemeenschap die overeind bleef, juist omdat niemand het alleen redde.

Ik ben opgegroeid in de tijd dat het neoliberalisme zijn opmars maakte. We zijn ermee groot geworden, en nu zien we hoe dat systeem volwassen is geworden en steeds vaker doorslaat in autoritair denken en uitsluiting.

Want het grenzeloze neoliberalisme ging niet over vrijheid voor iedereen. Het ging over meer macht en meer geld voor wie dat toch al had. En precies dát heeft de basis gelegd voor de tijd waarin we nu leven: een tijd waarin autoritaire leiders terrein winnen, waarin mensenrechten worden uitgehold, waarin gemeenschappen systematisch worden weggezet alsof ze er niet bij horen.

Wat verdedigen we precies?

En dan klinkt vaak de oproep: ‘We moeten onze democratie verdedigen.’ Maar dan stel ik mezelf de vraag: wat verdedigen we precies?

Want laten we eerlijk zijn: het is vooral de parlementaire democratie die in crisis verkeert. Een systeem dat vaak meer bezig is met partijbelangen en machtsspelletjes dan met rechtvaardigheid. Een systeem dat decennialang velen buitensloot en daardoor steeds meer wantrouwen oproept.

Maar democratie is méér dan het parlement. Democratie is niet alleen wat er in Den Haag gebeurt; het is ook wat mensen dagelijks samen doen in hun straat, hun wijk, hun stad. En dáár zie ik dat democratie leeft.

Tussencultuur

Ik geloof dat de toekomst van onze democratie ligt in wat ik noem de tussencultuur: een cultuur die ontstaat wanneer je opgroeit tussen meerdere werelden. Thuis een taal, buiten een andere. Thuis geworteld in een erfgoed, buiten geconfronteerd met verwachtingen die daar soms haaks op stonden.

En daarnaast altijd die verbinding met bredere migratiegemeenschappen: de moskee, de buurthuizen, de sportclubs, de pleintjes. Plekken waar we leerden om ons eigen pad te maken, ook al paste het niet in de standaard blauwdruk.

Dat was soms een strijd, maar het bracht ook creativiteit. Het leerde schakelen. Het leerde bouwen zonder handleiding. Het leerde dat er niet één norm is, niet één manier van Nederlander-zijn, niet één manier van mens-zijn.

Hoe eerlijk is het om over 2050 te praten, terwijl zoveel mensen nu al buiten de boot vallen?

Twee jaar geleden zat ik in deze zaal, bij een debat tussen vertegenwoordigers van de gevestigde politieke partijen over de toekomst van Amsterdam in 2050. Mooie visies, grote woorden, inspirerende dromen.

Maar terwijl ik luisterde, dacht ik: dit klinkt prachtig… en tegelijk — hoe eerlijk is het om over 2050 te praten, terwijl zoveel mensen nu al buiten de boot vallen? Buiten de boot door beleid dat juist door diezelfde partijen is vormgegeven.

Dus stelde ik één eenvoudige vraag: Wat is de bijdrage van uw partij geweest aan het verval en de sociale problemen van deze stad?

Het werd stil. En die stilte zei eigenlijk alles. Want reflectie op je eigen rol, je eigen verantwoordelijkheid, blijkt vaak de moeilijkste vraag. Maar misschien is het wel de belangrijkste.

Lees verder:

Een avond over angst en inclusie in de Rode Hoed

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -