Het is begin jaren negentig. Ik ben zeven of acht jaar. De Afghaanse moedjahedien (verzetsstrijders) hebben de Russen verdreven, maar zijn nu met elkaar in een bloedig conflict geraakt om de macht in de hoofdstad. Het regent raketten in Kabul.
Iedereen is binnen. Niemand is buiten. Alle winkels zijn gesloten. En dan heb ik het niet slechts over de ‘niet-essentiële winkels’, maar ook over de lokale bakkerij, slager en groente- en fruitwinkel. Basale levensmiddelen zijn niet verkrijgbaar. Iedereen leeft op rantsoen. Ook de elektriciteit is afgesloten of soms beperkt voor een uur of twee. We leven ’s avonds bij kaarslicht.
Mijn moeder, zus en ik zitten in onze woonkamer in ons tweekamerappartement op de tweede verdieping. We horen hoe de ramen rinkelen bij iedere raketinslag. Mijn opa en oma wonen niet ver. Ik denk misschien op vijf minuten loopafstand. Mijn opa stuurt mijn oom naar onze flat met de boodschap: we moeten samen zijn. We moeten naar opa en oma omdat samenzijn het veilig maakt. Ik weet niet of dat zo werkt, maar ik denk dat het vooral góed is om samen te zijn.
We trotseren de kogels die ons letterlijk om onze oren vliegen en rennen door een gordijn van rondslingerende metaalscherven. We bereiken opa’s huis en bij binnenkomst gaat de deur met een snelle ruk achter ons dicht. Opa en oma wonen met zijn zessen in een driekamerappartement op de begane grond van de flat. Zij slapen samen op één slaapkamer. Mijn oom is net getrouwd en heeft een pasgeboren baby. Hij, zijn vrouw en de baby delen samen een slaapkamer. Mijn jongste tante slaapt in de Afghaanse woonkamer, die bestaat uit het klassieke Afghaanse rode tapijt dat ook terugkomt op de zitkussens en zitmatrassen. Er is nog een woonkamer met banken en fauteuils: de salon, voor gasten die je minder goed kent.
We zitten met zijn allen inmiddels in de woonkamer. De gordijnen dicht. Opa zit normaal bij het raam, nu niet. Ramen kunnen stuk gaan door de inslagen. We zitten zo ver mogelijk van alle ramen vandaan. Opa en oma hebben een dekentje om zich heen gewikkeld. We hebben ook geen verwarming. Het is koud en het is winter.
Mijn oom probeert mij op te vrolijken. Iedere keer als er een raket wordt afgevuurd hoor je een oorverdovend gepiep. Het begint met een hoge toon en wordt, gaandeweg het de top bereikt, zacht – tot je het een paar seconden niet meer hoort. En dan hoor je de inslag: een doffe dreun die alle muren in het huis doet bewegen en ons doet sidderen.
Iedere keer als de piep afgaat, doet mijn oom alsof zijn wijsvinger de raket is. Zolang we de piep horen gaat hij met zijn vinger omhoog. Als een raket zijn hoogtepunt heeft bereikt en stil valt, kijkt hij mij verbaasd aan: waar zal-ie inslaan? Als we geluk hebben is de inslag ver. In dat geval wijst hij zijn wijsvinger richting een plekje op het tapijt, ver weg van waar ik zit.
‘Yeah, we hebben geluk!’, zegt hij dan. Een soort punt krijg je van hem, als je niet geraakt bent door een raket. Als een raket te dichtbij is en ik bijna omval van de dreun, dan houdt hij mij stevig vast en geeft hij me een knuffel.
Dit spelletje deden we dagenlang. En zo bracht ik mijn eerste lockdown door. Er volgden meer lockdowns, die soms wel maanden konden duren.
Laten we positief naar de komende vijf weken kijken. We hebben elkaar en we zijn veilig
De huidige lockdown vinden we zuur. We zijn dit niet gewend. Het is een inperking van onze vrijheden. Dat klopt ook. Maar het is voor ons eigen bestwil. En als je deze lockdown vergelijkt met mijn eerste lockdown, dan valt het reuze mee.
We hebben eten, elektriciteit, Netflix, spelletjes en knutselactiviteiten voor de kinderen, buitensport, een goed boek en allerlei vormen van tijdsbesteding, waarbij we bovenal in veiligheid samen zijn. We kunnen zelfs genieten van ons samenzijn, we hoeven ons niet zorgen te maken of we de volgende dag wel of niet halen. Laat staan de volgende minuut.
Laten we ons hoofd koel houden en positief naar de komende vijf weken kijken. We hebben elkaar en we zijn veilig. Voor velen in oorlogsgebied is mijn eerste lockdown de dagelijkse realiteit. Tel je zegeningen en wees blij dat dit type lockdown de enige is die je hoeft te ervaren.
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!