4.3 C
Amsterdam

Pijnlijk proces van acceptatie

Mehmet Cerit
Mehmet Cerit
Hoofdredacteur.

Lees meer

Het conflict binnen de PvdA over Kuzu en Öztürk is meer dan een politiek conflict. Het wijst op de moeizame maatschappelijke acceptatie van Turkse Nederlanders in de politiek.

Tweede Kamerleden Tunahan Kuzu en Selcuk Öztürk stapten vorige week op bij de PvdA. Zij hadden kritiek op de integratiekoers van de PvdA, zoals het onderzoek naar 4 Turkse organisaties en bewegingen. De PvdA-top kon die kritiek niet op prijs stellen. PvdA-partijleider Diederik Samsom verklaarde dat er onenigheid was ontstaan over standpunten over gelijke rechten voor homo’s en vrouwen, terwijl de kritiek van Kuzu en Öztürk daar helemaal niet over gaat.

Het ware probleem voor de PvdA lijkt de positieve houding van Kuzu en Öztürk tegenover de 4 Turkse organisaties en bewegingen. Dat is de PvdA-top in het verkeerde keelgat geschoten. Dat laat zien dat bepaalde ‘type’ politici met een Turkse achtergrond voor sommige partijen nog steeds niet welkom zijn op het Binnenhof. Zij worden veel te gemakkelijk weggezet als homofoob, onderdeel van ‘de lange arm van Ankara’ of belangenbehartiger van Turkse Nederlanders. Loyaliteit aan de kiezer wordt vaak veel te snel in verband gebracht met cliëntelisme, vooral als je als politicus een Turkse achtergrond hebt. Intussen worden andere belangenbehartigers in de Tweede Kamer genegeerd.

Het vertrek van Kuzu en Öztürk is een slecht signaal richting ambitieuze jonge nieuwe Nederlanders die actief willen participeren aan onze samenleving. Hun vertrek toont volgens sommige Turkse Nederlanders aan dat de gedachte dat nieuwe Nederlanders hun achtergrond moeten verloochenen en hun achterban moeten negeren om geaccepteerd te worden, nog altijd sterk is in bepaalde kringen. Waarom zou een politicus niet mogen opkomen voor de eigen achterban? Waarom zou een politicus geen kritiek mogen uiten op het beleid van de eigen partij? Politici die het belang van een pluriforme samenleving benadrukken, moeten daar ook naar handelen en dus opvattingen – die niet botsen met de democratische waarden – waar ze het niet mee eens zijn, respecteren. Vrijheid van meningsuiting, waaronder de mogelijkheid om kritiek te uiten op bestuur en beleid, is een essentieel onderdeel van democratie.

Andere belangrijke vragen zijn: waarom zijn Turkse Nederlanders zo sterk gefocust op Turkije en de eigen groep, zoals blijkt uit meerdere onderzoeken? In hoeverre heeft dat te maken met ‘de lange arm’ van de Turkse overheid en haar organisaties in Nederland? Kunnen organisaties die opgericht zijn door Turkse Nederlanders niet juist bijdragen aan de participatie van de Turks-Nederlandse gemeenschap aan onze samenleving? Waarom behandelt minister Lodewijk Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid organisaties die opgericht zijn door Turkse Nederlanders alstegenstanders in plaats van bondgenoten tegen bijvoorbeeld radicalisering onder jongeren?

Het zou productiever zijn als het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zich zou concentreren op het beantwoorden van die vragen. ”Een open, transparante en vooral coöperatieve houding aan beide kanten is productiever dan de verdachtmakingen die nu het debat bepalen”, stellen antropoloog Thijl Sunier en islamoloog Nico Landman, die verantwoordelijk zijn voor het literatuuronderzoek naar de 4 Turkse organisaties en bewegingen, in een recent opiniestuk. Met die opmerking slaan zij de spijker op z’n kop.

Mehmet Cerit is hoofdredacteur van Zaman Vandaag en Zaman Hollanda. Volg hem op Twitter: @Ceritm

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -