5.9 C
Amsterdam

Als Turkse Nederlander naar Turkije: zelfcensuur voor een fijne vakantie?

Tayfun Balcik
Tayfun Balcik
Journalist en historicus.

Lees meer

Veel Turkse Nederlanders gaan traditiegetrouw op vakantie naar Turkije. Sociale media worden straks overspoeld met foto’s vanuit de Turkse Riviera en de goudgele akkervelden van Anatolië. Maar om dat vrijelijk te kunnen blijven doen, spreken sommigen zich liever niet uit over misstanden in Turkije. We spraken drie Turks-Nederlandse Turkije-gangers over zelfcensuur. ‘Kijk wat met Ebru Umar is gebeurd.’

 

‘Ik sla deze even over’. ‘Je bent op zoek naar iets, hè?’ ‘Nee, straks word ik opgepakt.’ ‘Ik ga voor werk naar Turkije, dus dit komt nu niet goed uit.’ Een greep uit de reacties van Turkse Nederlanders die vriendelijk bedankten om op interviewverzoeken van de Kanttekening.

Ela Colak, cultuur- en lifestyle-journalist van de VPRO Gids, heeft hier geen last van. Ze blijft ook geregeld naar Turkije gaan. Bang is ze niet, zegt ze aan de telefoon.

‘Ik ben dan ook geen actieve twitteraar of actief op andere sociale media. Daarnaast ben ik geen opiniërende journalist met een sterke mening, zoals Özcan Akyol of Fidan Ekiz. Daar ben ik veel te genuanceerd voor. Ook leeft bij mij het idee dat mij niks overkomt en dat het wel goedkomt. Nederland zal voor mij wel opkomen. Maar misschien is dat naïef.’

Colak kent het fenomeen van zelfcensuur van dichtbij. Ze heeft een Turks-alevitische achtergrond en dat speelde mee in haar opvoeding. ‘Dat is het Turkse trauma van mijn ouders. Maar ik leef zelf een vrij en liberaal leven. Geloof of zelfcensuur, daar ben ik eerlijk gezegd helemaal niet mee bezig. Sinds ik getrouwd ben met een Nederlander is mijn wereld ook wat minder Turks’, aldus Colak.

Voor schrijfster Meltem Halaceli – Arabisch-alawietische achtergrond – is zelfcensuur veel meer een issue. Ze denkt wel ‘drie keer na’ voordat ze iets retweet. ‘In Nederland zijn verklikkers aanwezig’, zegt ze. ‘Kijk maar wat met Ebru Umar is gebeurd. Zij is zes jaar geleden door een Turkse Nederlander verklikt. Dat vind ik heel funest.’

‘In Nederland zijn verklikkers aanwezig. Kijk wat met Ebru Umar is gebeurd. Heel funest’

Halaceli is terughoudender geworden op sociale media. Vroeger schreef ze alles veel ‘ongeremder’ op. ‘Dat heeft vooral te maken met het feit dat ik op een zwarte lijst ben beland na de Gezi-protesten in 2013.’

In 2013 belandde ze middenin de Gezi-protesten tijdens veldonderzoek voor haar boek De vergeten geschiedenis van mijn grootvader Sulayman Hadj Ali: De memoires van een Arabische alawiet. Ze protesteerde in Ankara, Adana, Istanbul en Antakya. Die laatste stad ligt aan de Turks-Syrische grens en is de plek waar haar moeder vandaan komt.

‘In veel steden vonden er toen protesten plaats. Maar in Antakya ging het er opvallend heftiger aan toe, precies in de wijk waar mijn familie woont. Die wijk werd vanuit de Turkse autoriteiten altijd als een links bolwerk gezien. Er zijn toen drie jonge mensen omgekomen: Abdullah Cömert, Ali Ismail Korkmaz en Ahmet Atakan, drie jonge mannen met een Arabisch-alawietische achtergrond.’

Ze stopt even. ‘Er wordt ‘omgekomen’ gezegd, maar volgens de omwonenden zijn ze gewoon door de Turkse politie vermoord. Met traangasgeweren werd er op de hoofden van mensen geschoten, beweerden zij.’

Terug in Nederland werd ze voor een literair festival in België geannuleerd, dat door het Turkse ministerie van Cultuur werd gesponsord. ‘Alle namen met een Turkse achtergrond werden gecheckt en voor een groot deel uit de lijst gehaald. Ik zou te ‘opvallend aanwezig zijn geweest tijdens de Gezi-protesten’, heeft de Turkse ambtenaar toen tegen de programmamaker toen.’

Ook werd ze door ‘vreemde figuren op Facebook’ gevolgd; ze vermoedt trollen van regeringspartij AKP of Turkse undercoveragenten. ‘Trouwens: ik hoorde in die periode bij telefoongesprekken ook getik en ruis’, zegt ze. En dan, lachend: ‘Ja, ik werd er wel een beetje paranoia van. Daarom ben ik nu meer op mijn hoede.’

De Rotterdamse maatschappijleerdocent Halil Ibrahim Karaaslan zit niet meer zo veel op sociale media. Dat heeft niet zozeer met angst of zelfcensuur te maken, maar eerder met ‘moeheid’ en ‘verbittering’.

‘Ook naar mijn eigen gemeenschap (Turks-soennitisch, red.) toe’, zegt hij. ‘Ik besefte ineens dat de interne problematiek niet zo snel opgelost gaat worden. Ik ben er eigenlijk wel klaar mee. Het inmengen in Turkije-discussies lijkt ook weinig impact te hebben. Bij lesgeven zie je nog concreet dat er iets gebeurt: je leert studenten vaardigheden, hoe je met elkaar dient te discussiëren, enzovoort. Dat is al veel meer waard dan vijf posts op sociale media.’

Hij geeft als voorbeeld de discussie over de vraag of president Erdogan een dictator is of niet. ‘Vanuit een bepaalde hoek wordt hij als zodanig gezien. Maar met de leerlingen, die bij mij in de klas ook vaak een Turkse achtergrond hebben, slaan we die discussie niet dood door die vraag met een ‘ja’ of ‘nee’ te beantwoorden. We hebben het dan over wat democratie betekent en de vraag of Turkije onder Erdogan steeds minder democratisch is geworden. Zonder labels te plakken, maar door grote thema’s behapbaar te deconstrueren rond de vrijheid van meningsuiting en godsdienst. Zo creëer je ook een veilige omgeving voor mensen om zich hierover uit te spreken.’

Karaaslan vindt social media een ‘te polariserende’ plek voor zulke onderwerpen. ‘Alles moet steeds zwart-witter. Je moet echt een kant kiezen om überhaupt nog gehoord te worden. En dat past totaal niet bij mij. In die zin heb ik me altijd al gecensureerd door vooral in het midden te blijven. De huidige context van debat ervaar ik als sektarisch en onprettig.’

‘Het is toch een gevoel van ‘de Turkse Big Brother is watching you’’

Colak, die ‘heel genuanceerd’ wil proberen te zijn, heeft één keer zo’n ‘onnozele’ ervaring gehad. Het was na de couppoging in 2016. Ze had een artikel in the Guardian gedeeld over de noodwet die Erdogan had ingevoerd. ‘Door die noodwet kon hij ook van de Koerden een zondebok maken, alsof zij wat met die coup te maken hadden. Ik vond het een verhelderend stuk, waar de Nederlandse media en politiek, behalve Kati Piri (PvdA, red.), te weinig aandacht aan besteedden.’

Ze werd na die post door een Turkse vriendin opgebeld. Of ze dat artikel kon weghalen? Colak zou ‘een Koerd én een PKK’er zijn’, had die vriendin via-via te gehoord. Daarover maakte zij zich zorgen. ‘Wat een onzin’, dacht Colak.

‘Ik bleef er vrij koel onder en liet het stuk ook gewoon staan. Mijn man had wel zoiets van: ‘Kan je niet het weghalen ofzo?’, ook al omdat ik iets geliket had. Het is toch een gevoel van ‘de Turkse Big Brother is watching you’. Maar het zijn vooral mensen die niet hier niet echt mee bezig zijn, die zich nog het meest zorgen maken. Als journalisten hebben we toch een andere missie. We moeten ons ook laten gelden voor mensen die dat niet meer kunnen.’

Silence is violence?

In de discussie over zelfcensuur wordt tegen de zwijgers wel eens met opgeheven vinger Silence is violence geroepen. Wie zwijgt over onderdrukking, bestendigt die juist. Hoewel Halaceli vindt dat stilte in sommige situaties ook verzet kan betekenen, is ze het daarmee wel eens. Ze noemt de woorden van wijlen Desmond Tutu, de beroemde zwarte bisschop uit Zuid-Afrika die de Nobelprijs kreeg voor zijn strijd tegen de apartheid: ‘Als je neutraal blijft in situaties van onrecht, dan heb je de kant van de onderdrukker gekozen.’

Als je je steeds ‘neutraal’ opstelt, dan is er straks niemand meer die voor jou opkomt, aldus Halaceli. Toch ziet ze geen solidariteit in Turkije of in de Turks-Nederlandse gemeenschappen hier. ‘Er wordt enorm gepolariseerd en mensen plakken elkaar labels op.’

Onder het Erdogan-regime, helemaal na de mislukte coup van 2016, zijn de onderlinge spanningen enorm toegenomen, vertelt ze. ‘Je hoeft maar een willekeurige Turkse zender op te zetten om te zien dat er op elk niveau gestreden wordt.’

Docent Karaaslan is het ‘in brede zin’ eens met de stelling Silence is violence. Hij denkt dat er nooit iets in beweging kan komen als de meerderheid zich niet uitspreekt. Hij noemt als voorbeeld de Nederlandse toeslagenaffaire, ‘maar dit geldt uiteraard ook voor Turkije.’ Toch vindt hij de Turkse situatie ‘complexer’.

‘Als je je tegen één partij uitspreekt, wordt het te vaak weer gelabeld alsof je voor een ander bent. Voorbeeld: als ik vandaag de AKP zou bekritiseren, dan wordt ik heel snel voor CHP’er (de seculiere oppositiepartij, red.) uitgemaakt, of misschien wel een Fetöcü (Gülen-sympathisant, red.), of iets anders. Terwijl ik op die partijen op zijn tijd ook kritiek heb.’

Karaaslan worstelt met de vraag. Hij geeft eerlijk toe dat hij door de jaren heen ook een aversie heeft ontwikkeld tegen het ‘zich uitspreken’ en ‘geluid maken’. Hij gelooft dat dit juist vaak ook geweld kan uitlokken en vindt dat je geen olie op het vuur moet gooien. ‘Dan denk ik liever: ‘Het is verstandiger om nu stil of genuanceerd te zijn, in de hoop partijen bij elkaar te brengen, in plaats van alleen maar een standpunt te willen maken.’

Schrijfster Halaceli is tegenwoordig pessimistischer over de situatie in Turkije, vertelt ze, wat ook tot onthechting heeft geleid. Wel zit ze nog in een groepsapp van internationale journalisten die de ‘bizarre Gezi-rechtzaak’ volgen, waarbij de Turkse filantroop Osman Kavala en acht van zijn medewerkers tot levenslang zijn veroordeeld.

‘Eerst werd hij vrijgelaten en vervolgens werd hij, zonder enig bewijs, opnieuw gearresteerd’, vertelt ze. ‘En dan wordt er verzocht om artikelen te retweeten. Dat doe ik dan, maar eerst nadat ik meer informatie heb, en meestal met de inleidende tekst ‘Geen commentaar’. Ik blijf op mijn hoede vanwege eventuele repercussies, maar wil mij ook niet laten gijzelen door angst.’

Ze put hoop uit de vrouwenbeweging in Turkije. ‘Dat is eigenlijk het enige terrein waar er wél solidariteit is in Turkije. De Istanbul Conventie (een internationaal vrouwenrechtenverdrag, red.) werd door Erdogan in één nacht ongedaan gemaakt. Je zag toen seculieren, Koerden, soennieten en alevieten allemaal tegelijk opstaan. Ze werken nog steeds niet voldoende samen, maar protesteren wel samen op grote schaal. De vrouwenstrijd overstijgt alle politieke en etnische tegenstellingen. In elke hoek, overal in Turkije, komt femicide voor. En elke groep heeft met het patriarchaat te maken.’

Halaceli heeft er zelf de podcast Wat zullen ze zeggen? over gemaakt, waarin ze de geschiedenis van de Turkse vrouwenbeweging en de feministische waarden in haar familie onderzoekt.

Journalist Colak onderstreept de vrije, seculiere traditie die Turkije ook kent, naast de traditie van zelfcensuur. ‘Die vrije cultuur is nog vrijer dan het Nederlandse secularisme’, laat ze weten. ‘Turken zijn in die seculiere kringen overtuigd atheïstisch. In Nederland nemen mensen toch meer een tussenpositie in, met het agnosticisme’. Ze voelt zich ook totaal niet beperkt om over cultuur en tradities te schrijven, al begrijpt ze wel dat ‘politieke kwesties’ gevoeliger liggen.

‘Het is slimmer om politieke pijnpunten in kleine groepen te bespreken dan op sociale media’

Karaaslan hoopt dat er ooit nog een moment komt dat ook die politieke pijnpunten eerlijk en open met elkaar besproken kunnen worden. ‘Al lijkt het mij nog steeds slimmer om dit in kleine groepen face to face te doen dan op sociale media.’

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -