De Kanttekening sprak drie vrouwen die opgroeiden zonder de taal van hun moeder. ‘Ik ben heel lief opgevoed in een warm huis met een veel betere toekomst dan ik daar waarschijnlijk had gekregen, maar ik ken mensen die heel veel moeite hebben met hun adoptie. Dat wil ik mijn kinderen niet aandoen.’
De Unesco heeft 21 februari uitgeroepen tot internationale moedertaaldag. De moedertaal is de taal die je leert tijdens je kindertijd. Als we de moedertaal anders benaderen en het bekijken als de taal van de moeder, is het voor de meesten van ons normaal dat we die taal leren tijdens onze kindertijd. Dit geldt niet voor iedereen. Bij adoptie is het vaak zo dat het kind niet de taal van de biologische moeder spreekt. Het niet kennen van deze taal staat symbool voor de kloof tussen de cultuur van het kind en die van de biologische ouders. Deze kloof zorgt voor problemen. Geadopteerde kinderen voelen vaak diep van binnen dat ze toch niet helemaal op hun plek zijn. Drie vrouwen doen hun verhaal.
Luna
Luna* komt uit Colombia. In haar Nederlandse paspoort staat dat ze vierendertig is, eigenlijk is ze negenendertig. ‘Ik ben als tienjarig meisje van straat geplukt. Ik was zwaar ondervoed en klein, dus schatte men mij een jaar of vijf.’ Haar echte moedertaal, die ze op straat leerde, is Spaans. ‘Het frustreert me dat ik de taal niet meer spreek. Wanneer ik Spaans hoor, voelt het dan ook negatief en positief tegelijk. Ik word blij omdat het bij me hoort en het me herinnert aan daar waar ik vandaan kom, maar gefrustreerd omdat ik liever tweetalig was opgevoed. Ik voel me niet compleet zonder mijn moedertaal.’ Het niet kunnen spreken van de taal heeft met het verleden te maken. ‘Ik heb onbewust nog niet alles verwerkt. Hierdoor blijft de taal simpelweg niet hangen.’
Straatkind
Voordat ze naar Nederland kwam, leefde Luna op straat in Colombia. ‘Bij straatkinderen denken mensen al gauw ‘Wat erg!’, maar wij wisten niet beter. Een man uit de stad, waar ik helaas de naam niet van weet, gaf ons altijd cola. Dat stilde het hongergevoel, daar had ik dus geen last van. Ik speelde gewoon buiten met mijn vriendjes. We zorgden voor elkaar en kwamen voor elkaar op. Samen waren we een heel hechte familie. Aan die hechte familie kwam plots een einde. Mijn broertjes, zusje en ik werden van straat geplukt. Dat heb ik ervaren als heel angstig. Ik werd zomaar meegenomen door onbekende mensen.’ Een verschrikkelijk jaar volgde. ‘We gingen naar een pleeggezin tot er een geschikt adoptiegezin was. Ik durf wel te zeggen dat zeker vijfenzeventig procent van de geadopteerde kinderen in die tussentijd misbruikt en/of mishandeld is. Ik ook. Ouders die adopteren, denken al gauw dat ze het kind uit de nare situatie hebben gehaald en dat het daarom goed is. Zo werkt het niet. Het verleden staat op je netvlies gebrand.’
Nieuwe cultuur
Behalve het verleden moet een adoptiekind ook ineens veel nieuwe indrukken verwerken. ‘In Nederland moest ik mij voorbeeldig gedragen en meegaan in de nieuwe cultuur van mijn ouders. Het is eigenlijk onmogelijk om dat in korte tijd te kunnen. Dan moet je tegelijk ook naar school, terwijl je daar nog nooit bent geweest. Mijn pad werd voor me uitgestippeld, ik ging er maar gewoon in mee. Het was alleen niet mijn pad.’
Dat uitgestippelde pad volgde ze ook toen ze met haar ouders mee terug naar Colombia ging. Daar hoorde ze haar moedertaal opnieuw. ‘Ik liet het niet merken, maar dat was heel emotioneel. Ik hield me groot en heb zoveel mogelijk met een woordenboekje gedaan. Het moeilijkst van die reis was het moment dat ik mijn broer weer zag. Hij was de avond voor de adoptie weggelopen en dus niet met ons meegegaan naar Nederland. Ik had duizend vragen, maar kon geen woord met hem wisselen. Dit heeft, toen ik weer terug was in Nederland, veel met me gedaan. Ik kreeg hierdoor een emotionele terugval. Het contact met mijn broer heb ik dan ook verbroken. De taalbarrière was veel te groot voor mij.’
Verschillen
Taal is vaak een onderdeel van de cultuur en er zijn dan ook meer verschillen tussen een adoptiekind en het gezin dan alleen de taal. Bij Luna werden de cultuurverschillen al gauw voelbaar. ‘Mijn moeder was oer-Hollands en als ze die ochtend had uitgedacht dat ze ‘s avonds voor vijf personen ging koken, moest dat ook zo gebeuren. Nu nam ik weleens onaangekondigd een vriendinnetje mee uit school. Ik dacht dat die wel mee kon eten. Dan werd mijn moeder boos.’ De kloof tussen deze verschillen is soms moeilijk te overbruggen.
‘Ik doe dat nu anders met mijn dochter. Als er onverwachts meer eters zijn, halen we wat extra’s of ligt er vast nog wel iets in de vriezer. Ik houd van gezelligheid. ‘Hoe meer zielen hoe meer vreugd’ is echt iets uit mijn vaderland.’
Luna is inmiddels goed op weg met het verwerken van haar verleden en heel succesvol in het werk dat ze doet, maar dat lukte niet zomaar. Na meerdere psychologen heeft ze uiteindelijk een goede coach gevonden. ‘Ik heb moeten leren om te kiezen voor mezelf. Ik verwijt personen niets, alleen organisaties. Wij adoptiekinderen nemen een rugzak mee en ons nieuwe huis is niet ons thuis. Ik ben mijn ouders zeer dankbaar en blij met de kansen die ik heb gekregen. Ik had het alleen zo fijn gevonden als het anders was gegaan. Een geadopteerd kind wordt bestempeld als niet opvoedbaar, slecht lerend en sommigen zijn zelfs een gevaar voor de maatschappij. Er wordt niet geluisterd naar het probleem van het kind.’
Therapie
‘Ik raad adoptieouders aan om hun kind, ongeacht de leeftijd, gelijk in therapie te doen. Al is het maar door middel van spelen of werken met dieren. Het is in elk geval belangrijk dat het kind de juiste begeleiding krijgt, volledig zichzelf kan zijn en leert omgaan met de cultuurverschillen. Daarnaast is het van belang om als ouder geen verwachtingen te hebben. Als adoptiekind voel je je al gauw ondankbaar als je een andere kant op gaat dan van je verwacht wordt. Het kind moet zijn of haar leven alleen niet opofferen voor dankbaarheid. Het moet zijn eigen leven kunnen leiden.’
Zelf was Luna al ouder toen ze geadopteerd werd. Daarom weet ze nog veel van alles wat er gebeurde en is ze zich misschien meer bewust van de verschillen tussen beide culturen. Toch geldt voor jongere kinderen precies hetzelfde. ‘Mijn ex-man is als baby geadopteerd uit Colombia. Hij is nu tweeënveertig en ook hij heeft nog steeds identiteitsproblemen, omdat hij niet kan aarden. Het heeft een enorme impact en dat wordt zwaar onderschat. Ik ben nu, na vijfentwintig jaar, oprecht gelukkig en geniet van de kleine dingen, maar Nederland is niet mijn thuis. Op een dag ga ik terug naar Colombia. Mijn doel is om tegen die tijd alles verwerkt te hebben en de taal weer te kunnen spreken.’
Charlie
Charlie* is negentien jaar oud en geboren in China. Chinees heeft ze nooit gesproken. ‘Wanneer ik Chinees hoor, is dat soms confronterend. Ik word er dan weer even aan herinnerd dat ik er anders uitzie dan de rest. Ik zal nooit honderd procent Nederlands zijn door mijn Chinese uiterlijk.’
Charlie is geadopteerd toen ze één jaar oud was. ‘Hoe ze mij gevonden hebben, vind ik heel liefdevol klinken. Ik lag voor een monument vlakbij het politiebureau. Mijn moeder dacht vast dat ik op deze manier gauw gevonden zou worden. Ook had ik zeven setjes kleding over elkaar aan. Koud heb ik het in elk geval niet gehad.’ Haar adoptieouders konden geen kinderen krijgen en kozen daarom voor adoptie. Op tienjarige leeftijd is Charlie met haar ouders teruggegaan naar China. ‘Op dat moment vond ik het heel leuk om daar te zijn, ik zag het meer als vakantie. Ik was natuurlijk ook nog kind. Toen ik de taal opnieuw hoorde, deed dat eigenlijk niets met mij. Het klonk raar en onbekend en ik begreep er niets van. We bezochten tijdens de reis onder andere mijn vindplek en ik weet nog goed dat ik daar emotioneel werd. Ik had het heel goed door: hier ben ik achtergelaten.’
Ouders
Tien jaar lijkt jong, maar haar ouders kozen daar bewust voor na goede research. Ook Charlie zelf denkt dat dit de beste tijd is. ‘Je roots-reis moet je zo vroeg doen, omdat je niet weet hoelang de mensen die voor je hebben gezorgd nog leven. Ik heb op deze manier mijn pleegouders van het kindertehuis nog kunnen ontmoeten. Mijn ouders dachten daar goed over na en dat doen ze nog steeds bij alles. Pas geleden vroegen ze mij en mijn – ook Chinese – zusje of we het erg vinden om geadopteerd te zijn. Ze willen af en toe evalueren of ze het goed doen en proberen echt het uiterste uit zichzelf te halen. Ik kan altijd bij ze terecht en zo ontstaat er een open en eerlijke band. Dat is heel fijn. Ik ben dus in een goed gezin terechtgekomen. Ik heb geluk gehad.’
Haar thuissituatie is fijn, maar dat betekent niet dat alles makkelijk is. ‘Ik voel me soms een toerist in eigen land. In China word ik dan juist weer in het Chinees aangesproken en dat spreek ik niet. Dat is heel lastig. Ik voel me ook echt geen Chinees. Ik heb wel wat dingen die heel Chinees zijn, zo speel ik bijvoorbeeld viool, ben ik goed in wiskunde en heel ijverig – karaktereigenschappen die toevallig matchen met het stereotype Chinees. Ik heb daartegenover bijvoorbeeld ook de directheid van Nederlanders.’
Confrontatie
Ze voelt zich van binnen honderd procent Nederlands. ‘De buitenkant is Chinees en dat is wat mensen zien, maar daar ben ik zelf niet altijd bewust mee bezig. Op momenten dat je ermee geconfronteerd wordt, merk je wel dat je er toch anders uit ziet. Als huiswerk op de middelbare school moesten we eens voor biologie bekijken op welke ouder we leken. Dat kon ik natuurlijk niet. Dat klasgenootjes bij elkaar zagen dat de één de neus van de vader had en de ander de mond van de moeder, was moeilijk. Toen realiseerde ik me weer dat ik ergens anders vandaan kom.’
Dat is de reden dat veel mensen op zoek gaan naar hun biologische ouders. Charlie wil dat op dit moment niet. ‘De reden dat ze me hebben opgegeven is vast niet leuk en ook kunnen ze inmiddels overleden zijn. De kans van slagen is sowieso heel klein, want ik weet niets behalve mijn vindplek. Ik weet ook niet wat ik ermee moet als ik ze vind. Je hoort weleens dat mensen vol verwachting teruggaan, maar geen klik met de ouders hebben of dat de ouders financieel op het kind willen leunen. Ik ben bang dat het alleen maar stress, teleurstelling en verdriet zal brengen. Het is leuk om ze te ontmoeten, maar het zijn niet de ouders die me hebben opgevoed. Ik vind eigenlijk dat opvoeding belangrijker is dan de bloedband. Mijn adoptieouders zijn ook echt gewoon mijn ouders.’
Ze is haar ouders dankbaar, maar zelf zou Charlie geen adoptie overwegen. ‘Ik ben heel blij met de betere toekomst die mijn ouders me hier hebben gegeven, maar ik weet dat adoptie ook veel nadelen kan hebben. Ik ben heel lief opgevoed in een warm huis met een veel betere toekomst dan ik daar waarschijnlijk had gekregen, maar ik ken mensen die heel veel moeite hebben met hun adoptie. Dat wil ik mijn kinderen niet aandoen.’ Chinees zou ze nog wel willen leren. ‘Het is een gek idee dat ik de taal had gesproken als ik niet geadopteerd was. Ze zeggen wel dat kinderen die geadopteerd zijn sneller de taal van hun geboorteland kunnen leren, omdat ze dat vroeger in hun eerste jaren gehoord hebben. Dat lijkt me wel leuk om een keer uit te testen.’
Josefien
Josefien* (27) werd op haar vijfde geadopteerd vanuit Brazilië. Haar moedertaal is Portugees. ‘De relatie tussen mij en mijn moedertaal is ingewikkeld. Toen ik in Nederland kwam, sprak ik namelijk al vloeiend Portugees, maar mijn adoptieouders wilden dat ik Nederlands leerde. De Braziliaanse taal was voor hen niet belangrijk. Drie jaar geleden besloot ik lessen te nemen en dat ging heel goed. Het zit er dus zeker nog wel.’ Dat ze van haar adoptieouders Nederlands moest spreken, betekent niet dat ze gelijk Nederlandse was. ‘Mijn adoptieouders hebben nooit de procedures afgemaakt. Ik moest dat op mijn achttiende zelf doen.’ Contact met haar adoptieouders heeft ze nu niet meer. ‘Ik weet dat ze eigenlijk een kind van maximaal vierentwintig maanden wilden. Ik was met mijn vijf jaar een stuk ouder. Na anderhalf jaar besloten ze dat ik niet in het gezin paste en het voor hen te zwaar was.’
Herinnering
De adoptie van Josefien kwam niet plotseling. ‘Ik ben bij mijn biologische moeder weggehaald toen ik tweeënhalf was. Het verhaal over hoe dat precies ging, is twijfelachtig. Naar mijn idee is zij in Brazilië nog meegeweest naar bureau jeugdzorg om te praten. Ik kan me herinneren dat ik heel dat gesprek onder de tafel heb gezeten en haar been vasthield. In andere rapporten staat dat zij in de gevangenis zat toen ik werd weggehaald.’
Na anderhalf jaar bij een familie in Brazilië te hebben gewoond, ging Josefien naar een kindertehuis. ‘Dat was een hel. Het klonk daar als het geluid van schreeuwende varkens. Dat vergeet ik echt nooit meer. De vraag wat ik nog van voor mijn adoptie weet, vermijd ik eigenlijk altijd. Ik probeer die herinneringen zo ver mogelijk weg te stoppen, omdat het totaal niet relevant is voor het leven dat ik nu leid.’ Ondanks de herinneringen, is het horen van haar moedertaal niet moeilijk. ‘Wanneer ik Portugees hoor, is dat vooral raar. Ik heb een vriend en vriendin uit Brazilië die de taal nog wel spreken met hun ouders. Dat voelt heel vreemd, maar ook heel bekend. Je weet dat die taal ergens nog in je hoofd zit.’
Trauma
Het adoptieproces van Josefien was erg zwaar. Ze heeft er een trauma aan overgehouden en hierdoor paniekaanvallen. ‘Ik kan zo een paar uur achter elkaar non-stop huilen zonder dat ik begrijp waarom. Het kan een geur zijn, een geluid of de manier waarop iemand me aankijkt. Ik ben dan ook bang voor de toekomst, bang dat ik heel erg vast ga lopen. Mijn problemen zijn niet zichtbaar, maar wel degelijk aanwezig. Dat is moeilijk voor buitenstaanders.’
Josefien was dan ook liever niet geadopteerd. ‘Daar kan ik heel duidelijk in zijn. Ik weet natuurlijk niet hoe ik nu in Brazilië zou zijn. Misschien was ik heel ziek of arm, maar dan had ik het verschil niet geweten. Ik geloof dat de mensen om mij heen echt hun best hebben gedaan, maar ik ben denk ik wel een voorbeeld van hoe lek ons systeem is. Na in Nederland anderhalf jaar bij mijn adoptiegezin en daarna bij twee pleeggezinnen te hebben gewoond, ging ik op mijn zeventiende uit huis. Dat was stressvol, omdat iedereen om mij heen in het weekend naar huis ging. Ik wilde ook een basis om op terug te kunnen vallen, maar die had ik niet.’
Culturen
Ze had geen familie waar ze heen kon, maar ook van haar culturele basis was – en is – ze niet zeker. ‘Ik voel mij niet persé Braziliaans of Nederlands. Ik geloof zelf niet zo in grenzen. Er zijn binnen een cultuur zo veel groepen, dat je nooit helemaal samen één kunt zijn. Eigenlijk weet ik in het algemeen niet zo goed wie ‘mijn ik’ is.’ Een tweetalige opvoeding had daar in elk geval bij kunnen helpen. ‘Het is voor een kind goed om meerdere talen te spreken en soms voelt het missen van mijn moedertaal als nog iets wat mijn adoptieouders van mij hebben afgenomen. Kinderen houden hoe dan ook problemen over aan de adoptie. Zelfs in de buik krijgen ze al indrukken mee van hun biologische cultuur. Ik geloof dat het kind geadopteerd moet worden in eigen land. In Nederland zijn ook genoeg kinderen die iemand papa en mama willen noemen. Of papa en papa. Of mama en mama. Daar zou ik graag iets voor willen betekenen.’
* De namen in dit artikel zijn gefingeerd.
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!