9.3 C
Amsterdam

Kale man naar de kapper: ‘Ik praat niet met iedereen’

Tayfun Balcik
Tayfun Balcik
Journalist en historicus.

Lees meer

Dursun Türkmen is bijna zijn hele leven kapper. Eerst in Turkije en vanaf eind jaren negentig in Nederland. In 2008 opende hij zijn eigen zaak in de Amsterdamse wijk Geuzenveld en hij werkt daar nog steeds. ‘De buurt is nog steeds hetzelfde getto als toen, maar de mensen zijn veranderd. Iedereen is egoïstischer geworden.’ 

Voor de Kanttekening bezoek ik de komende tijd kappers met verschillende culturele achtergronden. Ik vraag ze naar de gesprekken die ze hebben, de mensen die ze zien en de dingen die ze meemaken. Deze week gaat het over de Turks-Nederlandse kapper Dursun.

Dursun Türkmen in zijn kapperszaak. Foto: Tayfun Balcik

Kapper Dursun (48) is altijd een drukbezette man geweest, als kapper en als vader van vier kinderen. Ik zag hem als twintiger voor het eerst bij mijn inmiddels overleden neef, begin 2000. Hij en mijn neef waren feestbeesten, die altijd maar opschepten over de Sensation White en Sensation Black festivals waar ze met vrienden waren geweest.

De wilde jaren in Nederland lijkt hij nu achter zich te hebben gelaten. Het is bij kapper Dursun, met drie kappersstoelen, ook niet meer zo druk als toen. De laatste jaren knipt hij in zijn eentje. ‘Zo heb ik meer rust in mijn hoofd’, zegt hij altijd.

‘Kan ik vanavond langskomen?’, bel ik.

‘Nee, kom in de middag maar’, antwoordt hij.

Zo gezegd, zo gedaan.

Hij belt op de luidspreker met een Turkse vriend en knipt tegelijkertijd een Iraakse Nederlander. Het telefoongesprek gaat over een aanbesteding van een stuk grond. Turkse Amsterdammers azen inmiddels ook op een stukje Amsterdam, denk ik. Busy as always, die Dursun.

‘Ik zag je bericht over de halay, wat een feest was dat ’

‘Ik zag je bericht over de halay’, zegt hij luidkeels naar me nadat hij heeft opgehangen. ‘Wat een feest was dat lan (gozer), ik heb echt genoten die dag’, zegt hij.

Voordat Dursun in 2008 voor zichzelf begon, werkte hij in een klein hok zonder ramen in een Turks koffiehuis in Osdorp. Via mijn neef kwam ik bij hem terecht en meteen was ik gecharmeerd van zijn vlotte, Turkse babbel. Typisch, met die verkooppraatjes van de ondernemende Turken uit Kayseri, waar hij vandaan komt.

Zo, vertel eens Dursun, wat is er in deze zaak in die zestien jaar allemaal gebeurd?

‘Pff, daar is geen beginnen aan’, zegt hij lachend.

En dan serieus: ‘Als je bepaalde dingen niet ervaart, dan weet je niks. Dat is wat ik heb geleerd in zestien jaar. Zo ben ik achter het leven gekomen’, zegt hij spijtig.

De kapper heeft een zware periode achter de rug, met een scheiding en de coronapandemie. De oude schaterlach en liefkozende, typisch Turkse scheldpartijen maakten met de jaren steeds meer plaats voor een ernstiger wordende blik. Maar hij geeft zich niet gewonnen en staat toch elke dag weer in zijn toko.

‘Wil je koffie Tayfun? Heb je honger? Kom, ik ga vis bestellen voor je.’

Ik bedank voor de vis, maar wil wel koffie.

‘Je weet hoe alles werkt, dus maak maar je eigen koffie’, commandeert hij en knipt verder.

In de binnenruimte heeft hij een bank, een wasmachine voor de handdoeken en een koelkast die bijna altijd gevuld is met drankjes. Het ziet er armoedig, maar toch gezellig uit. Perfect om te hangen na werk.

‘Ik was nog nooit twee maanden op vakantie geweest’

Dursun verloor veel klanten tijdens de pandemie, maar vond die periode gek genoeg ook aangenaam. ‘Ik ging twee maanden op vakantie. Naar mijn ouders in Kayseri. Dat was heerlijk. Ik was in mijn leven nog nooit twee maanden op vakantie geweest. Daarna heb ik het met een beetje spaargeld opgeknapt in de zaak. Een likje verf en nieuwe meubels.’  

In Turkije was hij ook kapper. Hij begon er als ‘hulpje’ en deed daarna de kappersopleiding om zijn eigen zaakje te beginnen. In de jaren negentig, na twee jaar in militaire dienst te hebben gezeten, kwam hij als onvervalste 23-jarige ‘importbruidegom’ naar Nederland. Een mogelijkheid die na de Fortuyn-revolte met strenge inkomenseisen flink werd beperkt.

Is er verschil tussen kapper-zijn hier en daar?

‘Nee, niet echt. Het werk is hetzelfde, maar de mensen zijn wellicht anders. In Turkije behandel je mensen misschien met meer zorg, hier niet meer dan een half uur. Ook omdat je er meer hulpjes hebt. Hier doe je alles alleen. Knippen, wassen en schoonmaken.’

Kappers hebben naast knippen ook een sociale functie, toch?

‘Jazeker, we zijn de psychologen van de maatschappij, omdat we zogenaamd alles weten. Haha, wij zijn de burgemeesters van de buurt.’  

Die zijn hard nodig in een grimmige buurt als deze.

‘Ik denk dat in Nieuw-West alleen Osdorp er nog slechter aan toe is dan Geuzenveld. Wij zijn het getto van Amsterdam.’

Is er in zestien jaar dan echt niks veranderd hier?

‘Jawel, de mensen zijn veranderd. Vroeger was het nog gezellig. We hadden vrienden, we gingen uit en dronken wat. We waren echt een gemeenschap. Mensen zijn veranderd.’

Het leven is ook duurder geworden. Als je dan ook nog een gezin hebt, is het dan niet onvermijdelijk dat dit gemeenschapsgevoel minder wordt?   

‘Nee hoor, mensen hebben geld en denken alleen maar aan zichzelf. Vroeger gaven mensen nog om elkaar. We leenden elkaar geld als mensen daar behoefte aan hadden. Er is jaloezie in het spel.’ 

Wat bedoel je?

‘Ik heb veel meegemaakt, Tayfun. Ik leende mensen geld, kon het niet meer terugkrijgen. Vroeger was het niet zo. Je wilde op vakantie gaan, en kon zo een paar duizend euro lenen. Als je nu geld aan mensen vraagt, komen ze niet opdagen. Iedereen is egoïstischer geworden.’

Weet je hoeveel huur mensen tegenwoordig betalen.


‘Ja, tuurlijk. Vroeger kon je met 2000 euro een gezin van vier mensen met hangen en wurgen onderhouden. Nu is 5000 euro niet eens genoeg voor één kind. Ik gaf kleine kinderen af en toe wat zakgeld, nu moet ik helaas op mijn centjes passen. Kijk naar je eigen vader. Hij heeft zijn leven lang keihard gewerkt. Voor zijn familie in Turkije. Uiteindelijk kreeg hij stank voor dank van zijn eigen familie.

Ja, dat hoor ik al mijn hele leven. Maar goed, wat geeft je energie dezer dagen?

‘Ik ben verkouden, jij ezelszoon. Wat energie?’

Oh sorry hoor, beterschap. Maar is er wel iemand die jou energie geeft? Hij lijkt op jou.

‘Ah, Erbey, bedoel je.’ (zijn voetballende tienerzoon)

Dursuns ogen beginnen te glinsteren.

‘Al mijn kinderen geven mij energie. Natuurlijk heb je oogappels. Mijn zondagen zijn volledig aan hen gewijd. Ik wil later geen spijt krijgen. En geen afwezige vader zijn. Voor geen een van mijn kinderen.

‘Er is negativiteit op de wereld, maar je moet het niet laten domineren’

‘Wat betreft positieve energie, dat is ook iets wat je jezelf toelaat. Dat heb ik geleerd. Ja, er is negativiteit op de wereld, maar je moet het niet laten domineren. Uiteindelijk is dat een ellendig bestaan, een oneindig, nooit op te vullen leegte. Ik zoek het ook niet meer op, zoals ik bijvoorbeeld deed in Turkse koffiehuizen. Soms moet je hard op je bek vallen, om daar achter te komen.’ 

Dan stapt een oudere man binnen en vraagt of Dursun een hulpje nodig heeft in de zaak. Ze onderhandelen wat over de prijs voor een stoel en komen er niet uit. De man blijkt de schoonvader te zijn van een oude, gemeenschappelijke vriend, Hayrettin.

Hoe is het met hem dan?

‘Hayrettin is weer als taxichauffeur begonnen. Altijd lachen met hem.’ 

Ja, we hebben in Parijs de hotelkamers ondergekotst met onze eerste fles whisky.

‘Man, wat zeg jij?! Ik had lange tijd niet gedronken, tot jouw vrijgezellenfeest vorig jaar. Zeven, acht tequila’s achter elkaar. Wat was dat? Als we niet gelijk hadden gegeten dan zou het ook slecht zijn aflopen met ons. Overigens heb ik sinds jouw trouwfeest een goede reden om het wat rustiger aan te doen. Ik heb mijn grootste liefde de bons gegeven (hij bedoelt sigaretten) en rook al drie maanden niet meer. Althans niet meer zo veel.’

Je hebt je kleur weer terug. Dat is alleen maar goed.

‘Af en toe steek ik nog eens een sigaretje op en dat voelt alsof ik een oude vriend spreek. Als ik echt wil, dan doe ik dat ook niet meer. Maar kennelijk wil ik die oude vrienden af en toe weer terug in mijn leven.’

Dat kan, maar dan heb je een goede vervanging nodig. Een goed gesprek misschien, al is dat met jou sowieso geen probleem.

‘Ja, maar ik praat niet met iedereen. Met sommige mensen kan je praten en anderen niet. Politiek, sport, vrouwen, maakt niet uit wat. Je moet een beetje open-minded zijn. Ik heb bijvoorbeeld zo vaak politieke discussies gehad. Ik heb de AKP (de partij van de Turkse president Erdogan, red.) gesteund, maar ook bekritiseerd, binnen mijn eigen familie zelfs! Moet je die AKP’ers nu horen. Ze zijn muisstil. Het gaat niet goed met Turkije. Het kan toch niet zo zijn dat de een steak eet vanavond en de ander niet eens geld heeft om brood te kopen. Turkije is niet meer het land waar ik ben geboren. Vroeger waren mensen ook arm, maar ze deelden hun armoede met elkaar. Nu denkt iedereen aan zichzelf. De situatie is echt onrechtvaardig daar.’

‘Ze zijn muisstil. Het gaat niet goed met Turkije’

Dan belt zijn zoon. Hij komt eraan en wil ook geknipt worden. Een paar minuten later stapt hij de zaak binnen. Hij is net naar de tandarts geweest. Een wortelkanaalbehandeling, minimaal 1200 euro. Dursun raakt geschrokken zijn eigen wang aan, hij moet binnenkort ook. ‘Misschien in Istanbul naar de tandarts’, overleggen ze onder elkaar. ‘Porseleinen tanden laten maken’, zegt Dursun. ‘Dan ben je voorgoed van het gezeik van de tandarts af.’

‘Ken je me niet meer, jongen?’, vraag ik zijn zoon. ‘Je bracht je vader en mij pizza op het Sloterstrand.’

‘O ja! Nu weet ik het weer’, zegt hij.

‘Wat een dag was dat’, zegt vader Dursun. ‘38 graden, met rosé. Heerlijk, echt een schot in de roos om op die plek een strand te maken. Het eerste jaar was goed, daarna werd het drukker en drukker. Ze moeten de veiligheid garanderen, voor de mensen daar, zodat het gezellig blijft.’

‘We komen in de krant, zoon. Ja, jullie zijn een leuk opstapje voor Erbey straks. Een exclusief interview met de Kanttekening.’

‘Hahaha. Heb je weer een event, Tayfun, dat je naar de kapper bent gekomen?’, vraagt Erbey me. 

Ja, ik moet mezelf fatsoeneren voor mijn collega’s in Rotterdam. Hoe ging de ramadan?

‘Fijn, een iftar hier en daar. En dan het suikergebed, zo vier ik ramadan.’

Heeft de imam bij jou ook onzin verkondigd? 

‘Nee, mijn imam was rustig.’

Bij ons ging het om smartphones als uitvinding van de duivel, en dat vrouwen zich zedig moesten kleden.

‘Je hebt goede en foute imams. Imams die vertellen over onrecht enzovoort. Die doen wat ze moeten doen. Kijk, ik ben kapper. Ik kan niet het werk van een imam doen. Ik zag laatst dat Sergen Yalcin, oud-topvoetballer van Besiktas, ook naar de moskee ging. En toen begon de imam over gokken. Hij werd er ongemakkelijk van en vroeg aan de mannen naast hem of de imam hem bedoelde.’  

Besiktas bakt er ook niks van hè, dit jaar.

‘Als ik Besiktas was, zou ik Sergen Yalcin gelijk aannemen.’

De volgende klant, die de hele tijd stil was, begint opeens mee te praten. ‘Besiktas moet het eerst goedmaken met hem, ze hebben hem vorige keer zomaar de laan uitgestuurd’, zegt hij van achteren.

‘Ze hebben hem te grazen genomen’, vult Dursun aan. ‘Ze laten die trainers niet met rust in Turkije. Ismail Kartal bij Fenerbahce: van hetzelfde laken en pak. Wat voor opstelling was dat overigens tegen Olympiakos in de Europese Conference League vorige week? Ik stuurde je broer een bericht. Hij schold me meteen uit. Laten we de return (tegen Olympiakos in Istanbul, die Fenerbahce verloor en werd uitgeschakeld) morgen samen kijken. Ik neem wat te drinken mee.’

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -