De eerste Marokkaanse en Turkse ‘gastarbeiders’ kwamen uit traditioneel agrarisch gebied. Toch kiezen hun kinderen en kleinkinderen zelden voor een agrarisch beroep. Hoe komt dat? ‘Het slechte imago dat de agrarische sector in hun land van herkomst heeft, zorgt er voor dat ze willen voorkomen dat hun kind in die beroepsgroep terechtkomt.’
De agrarische sector is een beroepsgroep waarin amper ‘nieuwe’ Nederlanders werken. Uit het rapport Ontwikkelingen in de maatschappelijke participatie van allochtonen van het Centraal Bureau voor de Statistiek blijkt dat slechts één procent van de Marokkaanse Nederlanders en twee procent van de Turkse Nederlanders kiest voor een beroep in de agrarische sector. Die ondervertegenwoordiging is iets waar onder andere de Hogeschool Van Hall Larenstein uit Velp, gespecialiseerd in agrarische opleidingen, zich zorgen over maakt. Deze onderwijsinstelling probeert al jaren om studenten te werven met een migratieachtergrond, maar dat is vechten tegen de bierkaai. Of het nu gaat om tuinaanleg, land- en watermanagement of andere studierichtingen, de inzet op diversiteit mislukt. ‘We lopen tegen lastig te overwinnen vooroordelen aan’, legt een woordvoerder uit. ‘Er zijn diverse pogingen gedaan om deze doelgroep als student binnen te halen, maar tot nu toe is het amper gelukt. De ouders hebben ook een vinger in de pap als het om de beroepskeuze gaat. Het slechte imago dat de agrarische sector in hun land van herkomst heeft, zorgt er voor dat ze willen voorkomen dat hun kind in die beroepsgroep terechtkomt. We hebben geen tekort aan studenten, toch zouden we het prettig vinden als de samenstelling gemêleerder was.’
Mirjam Kuggeleijn, woordvoerder van het Agrarisch Opleidingscentrum, een netwerkorganisatie voor groen onderwijs, merkt op dat er ook bij autochtonen veel misverstanden bestaan over de sector. ‘Het gaat om opleidingen voor hoveniers, dieropleidingen, paardensport, bloemen en allerlei soorten groen. Veel jongeren weten niet hoe gevarieerd de groensector is. Dat geldt trouwens voor bijna álle jongeren, niet alleen de niet-westerse. De aard van de werkzaamheden is vaak onbekend, net als de vele mogelijkheden. Bij het woord ‘tuinbouwsector’ denken ze aan hele dagen plantjes planten, terwijl je in de kassen juist werkt met technologische hoogstandjes. Nederland loopt hiermee voorop in de wereld. Binnen de kassen en de tuinbouwsector overheerst de nuchterheid. Hard werken en niet te veel zeuren. Het gevolg is dat er te weinig tijd is om over de beeldvorming van de sector na te denken, terwijl hier juist goede carrièreperspectieven te vinden zijn.’
Kuggeleijn beaamt dat jongeren met een migratieachtergrond minder snel voor een groen beroep kiezen. ‘Het dringt tot hen nog minder door hoe zeer deze sector gemoderniseerd is. Scholen doen wel degelijk aan voorlichting en er wordt gewerkt aan imagoverbetering. Een voorbeeld daarvan is de campagne Kom in de kas. De voedings- en levensmiddelenbranche kampt ook met een tekort aan personeel. De groensector wacht hetzelfde lot als er niet meer jongeren voor een groen beroep kiezen. Er is echt voldoende werk en dat neemt alleen maar toe als gevolg van de steeds belangrijkere rol die groen inneemt. Denk bijvoorbeeld aan de stadslandbouw, zoals een ‘dakakker’ (een moestuin op het dak van een gebouw, red.). Groen en onze leefomgeving worden steeds belangrijker.’
Vanuit de sector zijn verschillende pogingen gedaan tot meer diversiteit, onder andere met het actieplan Kies kleur in groen uit 2013. Voor deze actie hebben enkele jongeren met een migratieachtergrond die wél in het groen werken als rolmodel gediend. Eén van hen is Mohammed Hacene, beleidsmedewerker bij het Rotterdams Milieucentrum. Hij volgde een hbo-opleiding Milieukunde. ‘Samen met Hakan, een student van Turkse afkomst die na drie maanden met de opleiding stopte, was ik de enige niet-westerse student. Mijn omgeving begreep eigenlijk niet zo goed waar ik aan begonnen was. Ze kenden mijn opleiding niet.’
Het idee dat Hacene misschien wel boer wilde worden zorgde voor fronsende wenkbrauwen. ‘Destijds volgde ik mijn studie aan de Agrarische Hogeschool, wat voor nog meer verwarring zorgde. Wilde ik dan boer worden, net als mijn opa en oma? Nee, want mijn opleiding was veel ruimer dan op het land werken. De studie werd door mijn familie niet tegengehouden, maar ik had heel veel uit te leggen en stuitte op onbegrip. Nog steeds trouwens. Ik begrijp op mijn beurt niet zo goed wat er mis is gegaan na de campagnes van 2013. Er was een toename van studenten bij de groenopleidingen. De werving was goed verlopen, maar het vasthouden duidelijk niet.’
Hacene merkt op dat veel families negatief zijn over de sector omdat er geen voorbeelden zijn van familieleden die met een agrarische opleiding goed terecht zijn gekomen. ‘Niet-westerse allochtonen willen dat hun kinderen banen met aanzien krijgen, zoals dokter, advocaat of accountant. Bij een agrarische opleiding denken veel immigranten aan hoe het in de jaren zestig en zeventig in Marokko of Turkije was. Ze zijn er niet van op de hoogte dat er in die landen tegenwoordig ook hogere agrarische opleidingen zijn. Het beeld van vroeger is blijven hangen. Een ander probleem is dat veel mensen, autochtoon én allochtoon, een heleboel beroepen niet kennen. Neem laboratoriumwerk of banen in de levensmiddelentechnologie. Onbekend maakt onbemind. De meeste stadsmensen hebben geen band met de agrarische sector. Veel allochtonen wonen in de stad en kiezen hier niet zo snel voor. De wervingscampagnes zouden breder getrokken moeten worden. Leg de nadruk meer op bestaande, onbekende beroepen zoals agrarische accountant.’
Hacene, die al dertien jaar bij het Rotterdams Milieucentrum werkt, is nog steeds blij met zijn keuze voor de groene sector en heeft enkele suggesties om meer studenten te enthousiasmeren voor het groene onderwijs. ‘Ten eerste valt het groenonderwijs nu nog onder het ministerie van Economische Zaken, waar landbouw onder valt, in plaats van het ministerie van Onderwijs. Verder moet je een beroep onder de aandacht brengen en niet doorlopend een hele sector. Dan begrijpen studenten het beter. De dierenartsassistent valt ook onder de groensector. Hovenier is ook een heel mooi beroep. Leg uit wat er allemaal onder ‘groen’ valt. De agrarische wereld is divers en niet boers.’ Daarnaast is het volgens Hacene van belang dat groen onderwijs in stedelijke gebieden wordt aangeboden. Hij noemt het een verkeerd signaal dat het Wellant College in Rotterdam gaat verdwijnen. ‘Groenopleidingen moeten juist naar de stad worden gehaald in plaats van er vandaan. Als je het aanbiedt, dan trek je studenten makkelijker over de streep. En je bent sneller een rolmodel dan je denkt.’
Turkse Nederlander Gülsen Yaslar is ook werkzaam in de agrarische sector. Ze is eigenaar van Melissa Bloemen en Kado’s in Hengelo (Gülsen betekent ‘lachende roos’).
‘Aanvankelijk werkte ik bij mijn man in de brood- en groentezaak, maar ik had meer belangstelling voor bloemen. Om te beginnen ben ik een cursus bloemschikken gaan volgen. Dat vond ik zó leuk, ik wilde meer. Daarna heb ik de mbo-opleiding Bloem & Design gevolgd. Met die opleiding kon ik niet alleen een winkel starten, maar ook stagiaires begeleiden.’ Yaslar heeft diverse prijzen gewonnen, zoals het beste leerbedrijf in de bloemenbranche (2008) en beste vrouwelijke ondernemer Twente (2012). Ze heeft zichzelf ten doel gesteld om de Turkse gemeenschap bekender te maken met de bloemensector.’ Veel allochtonen hebben een thuisland waar het aanmerkelijk warmer is dan hier. Daarom is het er vaak niet gebruikelijk om bloemen te kopen om gezellig neer te zetten. Je hebt er veel te kort plezier van. Ze zijn dus van huis uit niet echt aan bloemen gewend. Aan de andere kant zijn er vijf belangrijke islamitische feestdagen. Op die dagen is het de gewoonte om veel bloemen te hebben staan.’ Yaslar betreurt het dat maar weinig jongeren met haar achtergrond kiezen voor een beroep in deze sector. ‘Jammer, want de creatieve aanleg die je hiervoor nodig hebt is vaak wel degelijk aanwezig. Ik hoop echt dat meer allochtonen een beroep kiezen dat met bloemen of planten te maken heeft. Om daaraan een steentje bij te dragen, doe ik graag mee aan initiatieven om dit doel te bewerkstelligen.’
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!