7.2 C
Amsterdam

‘Nog steeds kolonialisme in geschiedenislessen over Indonesië’

Ewout Klei
Ewout Klei
Journalist gespecialiseerd in politiek en geschiedenis.

Lees meer

De koloniale geschiedenis van Indonesië moet een prominentere plek krijgen in het onderwijs, concludeert een commissie. Maar de vraag is hoe. ‘Javanen hebben vaak een ander perspectief dan Molukkers, en Papoea’s kijken weer anders tegen de geschiedenis aan.’

Een commissie onder leiding van oud-minister van Onderwijs Jet Bussemaker (PvdA) vindt dat de koloniale geschiedenis van Indonesië een prominentere plek moet krijgen in het Nederlandse geschiedenisonderwijs op basis- en middelbare scholen. Het is nu namelijk slecht gesteld met onze kennis hierover, en dat is een kwalijke zaak, concludeert de commissie.

De commissie-Bussemaker wil dat de kennis in het onderwijs over de geschiedenis van de twee miljoen Indische Nederlanders, Molukkers, Papoea’s en Chinezen kan worden vergroot. Volgens de commissie is er al veel lesmateriaal over Nederlands-Indië en Indonesië, maar komt het versnipperd aan bod. Om die reden adviseert de commissie om de geschiedenis hierover te verankeren in de leerdoelen op basis- en middelbare scholen, en moet het lesmateriaal aan hogere kwaliteitseisen voldoen.

Ton van der Schans (65), oud-voorzitter van de Vereniging van docenten Geschiedenis en staatsinrichting in Nederland (VGN), is sceptisch over het pleidooi van de commissie-Bussemaker: ‘Er wordt wel vaker geroepen dat het slecht gesteld is met onze kennis over een bepaalde episode uit de geschiedenis. Er zijn heel veel onderwerpen die de revue passeren op school, en dan vind je al snel dat een bepaald thema te weinig aandacht krijgt, zoals de Holocaust, de slavernij of de Vietnamoorlog.’

Ton van der Schans (Beeld: Ton van der Schans)

Nederlands-Indië krijgt volgens Van der Schans al veel aandacht op school. ‘Leerlingen leren over de Verenigde Oostindische Compagnie, het Cultuurstelsel, de Atjehoorlog en de zogenoemde Politionele Acties, die we tegenwoordig de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog noemen. Nederlands-Indië is een canonvenster, het onderwerp wordt genoemd in de kerndoelen van het basisonderwijs en in de eindtermen van het voortgezet onderwijs. Ook in de schoolboeken komt Nederlands-Indië ruim voldoende aan bod.’

Het werkelijke probleem is dat veel leerlingen – ook leerlingen die geschiedenis als examenonderwerp kiezen – snel vergeten wat ze hebben geleerd, aldus Van der Schans. ‘We kunnen ervoor kiezen om leerlingen zoveel mogelijk feiten te leren, of we kunnen investeren in het aanleren van historische vaardigheden. Hierin moeten we de juiste balans vinden, en dat is erg lastig. Maar als journalisten en politici roepen dat dit of dat onderwerp te weinig aandacht krijgt, dan ben ik sceptisch. Ze zijn vaak niet bekend met de feitelijke situatie in het onderwijs. En hoeveel aandacht er aan Nederlands-Indië, maar ook aan andere onderwerpen, wordt besteed.’

Indonesisch perspectief

De Indonesisch-Nederlandse journaliste Fitria Jelyta (31) is van mening dat het hele Nederlandse geschiedenisonderwijs – als het gaat over Indonesië – op de schop moet. ‘Het probleem is dat er nog steeds te zeer wordt geredeneerd vanuit het koloniale perspectief. Er wordt gesproken over Nederlands-Indië, niet over Indonesië. De geschiedenis vangt aan met de komst van eerste Nederlanders in de archipel, maar daarmee wordt feitelijk ontkend dat het gebied daarvoor ook een hele lange geschiedenis kende, denk aan de hindoe-boeddhistische koninkrijken Srivijaya en Majapahit en het islamitische Demak sultanaat. Als je de totale geschiedenis kent, dan besef je ook beter hoe erg de Nederlandse kolonisatie alles heeft verwoest.’

Fitria Jelyta

Jelyta is blij dat Nederlandse historici vorig jaar met een reeks onderzoeken kwamen over de Nederlandse oorlogsmisdaden tijdens de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog (1945-1949), maar die zijn nog onvoldoende doorgedrongen in het Nederlandse onderwijs. Het Indonesische perspectief krijgt nog steeds te weinig aandacht, vindt Jelyta.

‘Onlangs verschenen er twee boeken over de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog, die geschreven waren door Nederlandse en Indonesische historici. Heel goed, want het Indonesische perspectief is decennialang genegeerd door Nederlandse historici. Er wordt nergens gesproken over het racistische apartheidssysteem dat Nederland had toegepast op de Zuidoost-Aziatische archipel om inheemse bevolkingsgroepen uit te sluiten. Daarnaast overheersen koloniale perspectieven in het Nederlandse geschiedonderwijs nog steeds. We horen van Indische Nederlanders, die zich met het koloniale verleden verbonden voelen, en natuurlijk de christelijke Molukkers, die met de Nederlandse koloniale bezetters collaboreerden en voor het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL) vochten. Maar waar blijft ons perspectief, van de Indonesiërs die eeuwenlang door de Nederlanders werden onderdrukt, en zich uiteindelijk van het koloniale juk hebben vrijgemaakt?’

Molukste opstand

Pieter Siwabessy (29), die Molukse roots heeft, kijkt een beetje anders naar deze geschiedenis. De geschiedenisdocent is geboren en getogen in Nederland, maar zijn ouders zijn geboren op de Molukken. Zijn overgrootvader vocht voor het KNIL tegen de Japanners en werd daarna geïnterneerd in een Japans krijgsgevangenenkamp, maar overleefde de oorlog.

‘Ik vind het belangrijk dat ook het verhaal van de Molukkers verteld wordt op scholen’, zegt Siwabessy. ‘Niet alleen besteed ik aandacht aan Indonesië in mijn geschiedenislessen, maar ik geef ook gastlessen op verschillende scholen over de geschiedenis van de Molukse gemeenschap in Nederland. Tijdens geschiedenis en maatschappijleer wordt de komst van Turkse en Marokkaanse gastarbeiders uitgebreid behandeld, maar ook de migratie van de Molukkers, die na de Tweede Wereldoorlog naar Nederland kwamen.’

Pieter Siwabessy (Beeld: Pieter Siwabessy)

In zijn gastlessen geeft Siwabessy een korte geschiedenis van de Nederlandse koloniale overheersing van Indonesië, vanaf de oprichting van de VOC in 1602 tot de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog van 1945-1949 en het neerslaan van de Molukse opstand door de Indonesische regering in 1950. ‘President Soekarno wilde een eenheidsstaat, geen Verenigde Staten van Indonesië. De Molukken wilden autonomie, maar kregen die niet. Mijn familie voelde zich niet langer thuis in Indonesië, en besloot om naar Nederland te emigreren.’

Hoewel hij in zijn gastlessen over het Molukse perspectief vertelt, heeft Siwabessy ook oog voor andere perspectieven, vertelt hij. ‘Het geschiedenisbeeld hangt van je perspectief af. Javanen hebben vaak een ander perspectief dan ons Molukkers, en Papoea’s kijken weer anders tegen de geschiedenis aan. In mijn gastlessen benadruk ik dat ik mijn verhaal vertel, vanuit mijn perspectief. Maar ik zeg ook dat dialoog belangrijk is.’

Heel belangrijk is volgens Siwabessy het begrip standplaatsgebondenheid: hoe je naar de geschiedenis kijkt, hangt mede af van je eigen achtergrond. ‘De treinkapingen in de jaren zeventig door Molukse jongeren praat ik niet goed, maar je moet de oorzaken wel uitleggen, het totaalplaatje vertellen. En dat is dat Nederland aan de Molukkers beloften heeft gedaan, maar nooit is nagekomen.’

Activistische blik

In zijn reguliere geschiedenislessen over Indonesië laat Siwabessy fragmenten van de speelfilm De Oost (2020) zien, over een Nederlandse militair die dient onder de beruchte oorlogsmisdadiger Raymond Westerling. ‘Ik vertel dat Nederland toen sprak over ‘Politionele Acties’, maar dat anderen het een koloniale oorlog noemen. Het hangt heel erg af van welk perspectief je hanteert. Je moet in geschiedenislessen meerdere perspectieven laten zien. En tegelijkertijd rekening houden met de normen en waarden die toen gelden. Je moet je inleven in de mensen van toen en je eigen morele oordelen even aan de kant zetten.’

Siwabessy: ‘Nederlandse soldaten gingen niet naar Indonesië met als doel om te gaan plunderen, moorden en verkrachten. Helaas vonden er wel ernstige excessen plaats, maar het gaat mij te ver om alle Nederlandse militairen als oorlogsmisdadigers weg te zetten.’

Ton van der Schans is het daarmee eens. ‘Het Nederlandse geschiedenisonderwijs is nu heel erg anders, in vergelijking met vroeger. Aan nationale helden doen we tegenwoordig niet meer, ons perspectief is kritischer en breder geworden. Maar als we met een activistische blik naar het verleden kijken kan onze kritiek ook doorschieten. Het is een goede zaak dat er nu aandacht is voor de slavernij, maar je moet hier toch proberen op een historische manier naar te kijken.’

Maar journaliste Fitria Jelyta ziet dit toch echt anders. ‘Het blikveld in Nederland is: we kijken alleen naar de geschiedenis, voor zover Nederland hier een rol in heeft gespeeld. Dat is een veel te beperkt perspectief. De commissie-Bussemakers ziet helaas ook nog steeds in dit perspectief gevangen. Ik word er spuugziek van dat onze Indonesische identiteit nog steeds niet wordt erkend, dat het nog steeds gaat over Nederlands-Indië, een term van de kolonisatoren, en meer van dat soort koloniale begrippen. De commissie wil dat meerdere stemmen worden gehoord. Laten we dan beginnen bij het begin, bij de hindoe-boeddhistische rijken en de islam. Die waren immers al in de Indonesische archipel voor de komst van de Nederlanders.’

Meity Janssen (Beeld: Meity Janssen)

Persoonlijke verhalen

De 79-jarige Meity Janssen werd in 1943 geboren op Java. Ze woonde bij haar moeder en haar drie zusjes in Batavia, het huidige Jakarta. Haar vader zat in een Japans inteneringskamp, maar overleefde de oorlog.

Meity beschouwt zichzelf als ‘Indisch’. In 1950, na de soevereiniteitsoverdracht van 27 december 1949, vertrok de familie eerst naar Nieuw-Guinea, dat op dat moment nog wel een Nederlandse kolonie was. In 1959 emigreerde de familie naar Nederland.

‘In 2000 startte ik in Nederland via internet Radio Tjampoer Adoek (‘Van alles wat’), voor Nederlanders met een Indische achtergrond. Doel van mijn radioprogramma was om de verhalen van Indische Nederlanders te vertellen, maar ook wat van die sfeer van toen over te brengen, waaronder sprookjes en legendes, en natuurlijk de muziek.’

Meer aandacht voor de geschiedenis van Indonesië, in het bijzonder tijdens de Nederlandse koloniale overheersing, juicht Janssen toe. ‘Maar het onderwijs moet wel meer doen met persoonlijke verhalen, niet met de kale feiten. Belangrijk is wat mensen is overkomen, hoe ze die tijd toen hebben beleefd, het gaat om de details. Dan pas komt de geschiedenis echt tot leven. En dan onthouden leerlingen ook beter wat ze hebben geleerd.’ 

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -