9.1 C
Amsterdam

‘Bestrijd radicalisering met behulp van imams’

Anne-Rose Hermer
Anne-Rose Hermer
Journalist.

Lees meer

Said Bouharrou, woordvoerder van de Raad van Marokkaanse Moskeeën Nederland, zet zijn vraagtekens bij de manier waarop gemeenten radicalisering bij jongeren willen aanpakken. Er wordt te veel over moslims gepraat en te weinig mét hen, stelt hij. ‘Gemeenten staren zich blind op de mening van deskundigen.’

Poldermodel

Volgens Bouharrou wordt er in de ene gemeente meer samengewerkt met de moslimgemeenschap dan in de andere. ‘Den Haag, Amsterdam en Arnhem proberen het voortouw te nemen. Bij het tegengaan van radicalisering is het vaak zo dat het beleid eerst wordt vastgesteld. Pas daarna wordt aan moslimorganisaties gevraagd of ze willen participeren. Invloed op de beleidsvoering hebben ze dus niet. Er wordt ook niet gevraagd of ze het ermee eens zijn, terwijl ze vanaf het begin betrokken zouden moeten worden bij de plannen. Dat blijft achterwege.’

Zo heeft Bouharrou moeite met de Amsterdamse aanpak, waar toneelstukjes een belangrijke rol spelen bij de strijd tegen radicalisering. ‘Natuurlijk kan het wel een aanzet tot discussie zijn, net als de film Layla M (een Nederlandse film uit 2016 over een Marokkaans meisje dat radicaliseert, red.). Die film is heel goed voor de bewustwording van dit probleem. Radicalisering tegenhouden blijft echter lastig, omdat de inspiratie afkomstig is van geestelijken. Dan sta je 2-0 achter, ook omdat radicalisering isolatie tot gevolg heeft. Mensen die radicaliseren kun je het beste bereiken met behulp van de gemeenschap. Een imam van Marokkaanse afkomst, die zegt dat deze ideeën verkeerd zijn, wordt eerder geloofd dan een Nederlandse ambtenaar of een sleutelpersoon die geen adequaat weerwoord kan bieden aan religieus gemotiveerde overtuigingen.’

‘Dit probleem is religieus getint. Roep dus de hulp van andere religieuzen in om het te bestrijden’

Klasjes

Bouharrou weet door zijn functie dat veel imams graag betrokken willen worden bij het tegengaan van radicalisering. Maar critici beweren dat radicalisering in de moskee plaatsvindt, onder leiding van diezelfde imams. ‘Dit is een foute aanname. Juist in de moskee is er aandacht voor normen en waarden. En radicalisering gebeurt vaak via het internet. Sociale media spelen hierbij een grote rol. Zo leggen jongeren contacten, waardoor ze in klasjes van haatpredikers terecht komen.’

De haatpredikers die achter zulke klasjes zitten, zijn soms imams die bij hun moskee zijn weggestuurd en andere wegen zoeken om hun leer te verkondigen. Ze geven lessen aan de klasjes zelf of leiden hiervoor docenten op. Bouharrou: ‘Die lessen worden niet in een moskee gegeven, maar bijvoorbeeld bij de predikers thuis. Er zijn al een aantal van die klasjes opgerold door ongeruste medemoslims.’

Niet door de politie, want er worden geen strafbare feiten gepleegd. ‘Lesgeven vanuit huis is niet verboden’ vertelt Bouharrou. Vaak hebben leerlingen van de genoemde klasjes pas in de gaten dat het foute boel is als ze te ver zijn afgegleden. ‘Als er op een bepaalde manier gepraat wordt over bijvoorbeeld homo’s, joden en vrouwenrechten. Dan ontdekken ze dat ze in een situatie zijn beland waar ze niet in willen zitten. Althans, veruit de meeste leerlingen van die klasjes niet.’

Bouharra vindt het belangrijk dat mensen uit de gemeenschap zelf iets doen tegen radicalisering.  ‘De leerlingen uit dergelijke klasjes worden, vaak door een imam die eenzelfde sociale achtergrond heeft, uitgelegd wat de contextuele betekenis is van jihadistische termen. De leerlingen krijgen ook te horen dat ze hun dierbaren in gevaar brengen als ze naar dit soort lessen gaan. Het staat hun toekomst in de weg en ze kunnen problemen krijgen met de overheid, van wie zij een hardnekkig stempel kunnen krijgen. De meerderheid van de leerlingen haakt hierdoor af. Maar tegen een Nederlandse ambtenaar zou mogelijk iets gezegd worden in de trant van ‘Jullie zijn gewoon tegen de islam!’’

‘De doelgroep wordt niet bereikt. Wel de mensen die al van goede wil zijn’

Jongeren bereiken

Bouharrou vindt dat sociale media ook op een positieve manier kunnen worden ingezet tegen radicalisering. Jongeren zijn tegenwoordig vaak te vinden op sociale media, maar imams ook. Bouharrou: ‘Neem bijvoorbeeld de imams Yassin Elforkani en Azzedine Karrat, die volgelingen hebben en volgers via sociale media. Zij zijn populair bij jongeren en zouden beslist iets kunnen betekenen. Zo zijn er nog meer imams te noemen. Ik respecteer de scheiding tussen kerk en staat in dit land, maar dit probleem is religieus getint. Roep dus de hulp van andere religieuzen in om het te bestrijden.’

Aan de andere kant begrijpt Bouharrou dat sommige gemeenten misschien bang zijn om te investeren in een imam of een organisatie. ‘Een paar jaar geleden is er iets misgegaan met een de-radicaliseringsambtenaar (Saadia Ait-Taleb, red.). Dit ging gepaard met fraudegevallen. Zulke uitzonderingen leiden tot imagoschade. Toch vind ik dat gemeenten zich te veel blindstaren op de mening van deskundigen, in plaats van mensen uit de praktijk.’

Het meten van het effect van radicaliseringbestrijding is lastig. Volgens onderzoeken van het AD en Radar is er, zacht gezegd, tot nu toe geen sprake van een doorslaand succes. Bouharrou: ‘Zo kunnen ze in de gemeente Nijmegen behoorlijk uitleggen wat de risico’s zijn. Maar de doelgroep wordt niet bereikt. Wel de mensen die al van goede wil zijn. Dat is niet echt de bedoeling van het voorkomen van radicaliseren.’

Persoonlijke aanpak

Imam Azzedine Karrat is het deels met Said Bouharrou eens. Hij vindt het fenomeen radicalisering een complexe materie waar geen eenduidige oplossing voor te vinden is. ‘Het is een proces. Elke fase heeft een andere aanpak nodig. Ook moet je naar het individu kijken. Wat voor de één werkt, werkt niet voor de ander. De imam zou mogelijk een rol kunnen spelen in de fase waarin religie geïdeologiseerd wordt, dus wanneer men het geloof als een voertuig gebruikt om zijn ideeën te islamiseren. Ook zou de imam een rol kunnen spelen in het tegengaan van radicalisering, door met jongeren over bepaalde thema’s in gesprek te gaan.’

Niet elke imam kan zo’n gesprek voeren, stelt Karrat. ‘Bij dit soort gesprekken is theologische kennis alleen niet voldoende. De imam zou wel op de hoogte moeten zijn van wat er in de samenleving speelt, ook van bepaalde ideologische drijfveren die jongeren aansporen verder te radicaliseren.’

Reacties gemeenten

‘Wij herkennen ons niet in de stelling dat moslimorganisaties niet betrokken worden bij de totstandkoming van het beleid,’ zegt een woordvoerder bij de Gemeente Rotterdam, Team Veiligheid. ‘Net als bij andere complexe maatschappelijke veiligheidsproblemen is er niet één partij die alleen de oplossing in handen heeft. Daarom is het belangrijk dat er een gevoel van gedeelde verantwoordelijkheid heerst. Wij werken intensief samen met Rotterdammers, sleutelpersonen, maatschappelijke organisaties, veiligheidspartners, ministeries, andere gemeenten en gemeentelijke afdelingen. Dit betekent dat wij binnen onze aanpak ook contact hebben met moslimorganisaties en Rotterdammers met een islamitische achtergrond. Dit contact kan gaan van het vragen van advies, het peilen van sentimenten die bij bepaalde groepen leven tot het samenwerken aan een project binnen onze aanpak. Wij investeren in een breed netwerk van sleutelpersonen, dat goed weet wat er speelt in de Rotterdamse samenleving. Een aanzienlijk deel van de sleutelpersonen heeft een islamitische achtergrond. Wij betrekken dus moslimorganisaties bij ons beleid en, voor zover relevant, ook bij onderdelen van onze aanpak. Imams zijn veelal in dienst bij deze organisaties.’

Ook in Nijmegen herkennen ze zich niet in deze stelling, laat een woordvoerder weten. ‘Onze radicaliseringsaanpak bestaat uit verschillende sporen. De focus ligt op een brede doelgroep waar het gaat om de inzet van preventieve maatregelen zoals voorlichting, opvoedondersteuning en training. Daarnaast zetten we in op gerichte signalering van kwetsbare personen in de persoonsgerichte aanpak en het bereiken van kwetsbare doelgroepen in de preventieve sfeer. Zo hebben we een aantal projecten die specifiek gericht zijn op het weerbaar maken van risicojongens- en meiden.’

De Gemeente Amsterdam herkent zich wel in de kritiek van Said Bouharrou. De woordvoerder van de gemeente vertelt: ‘Contact met verschillende gemeenschappen en het continue verbeteren van de aansluiting van de aanpak met de leefwereld van kwetsbare jongeren is een essentieel om radicalisering tegen te gaan, en daarom ook een integraal onderdeel van de aanpak. Het tegengaan van radicaal of extremistisch gedachtengoed is niet een probleem van de overheid alleen, maar juist een gezamenlijk probleem dat gezamenlijk moet worden opgepakt en waarin gemeenschappen zelf ook een grote rol hebben. Moskeeën en imams kunnen daar een positieve rol in spelen. Daarom zijn er ook verschillende religieuze en interreligieuze netwerken in de stad die de gemeente faciliteert.’

Reactie Landelijk Steunpunt Extremisme

Het Landelijk Steunpunt Extremisme (LSE), dat zich ook als taak stelt om extremisme en radicalisering tegen te gaan en ook familieleden van mensen die radicaliseren helpt, onderschrijft net als de gemeente Amsterdam de analyse van Bouharrou. ‘Radicalisering zorgt ervoor dat mensen zich juist isoleren van hun gemeenschap, hun vaste vrienden en familie. En juist hun gemeenschap heeft een stabiliserende invloed op individuen, dus het is problematisch als mensen zich hiervan isoleren. De gevoeligheid van radicalisering wordt bepaald door vele factoren. Het is een grillig proces dat vooral te maken heeft met identiteit en met wie iemand omgaat.’

De woordvoerder van LSE benadrukt dat levensbeschouwelijke vorming een onderdeel is van iemands identiteit en dat het daarom belangrijk is voor moskeeën om er echt voor de jongeren te zijn. ‘De imam kan in gesprek gaan met de persoon zelf over ideologische vraagstukken, maar hij kan ook de familie bijstaan en maatschappelijke partners adviseren. Op die manier dragen imam en moskee bij aan een integrale benadering om radicalisering tegen te gaan, maar ook om geradicaliseerde personen te helpen om terug te keren in de maatschappij.’

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -