2.5 C
Amsterdam

Statushouder mist band met Nederland: ‘Het moet van twee kanten komen’

Jesse Voorn
Jesse Voorn
Journalist gespecialiseerd in kunst & cultuur, entertainment en samenleving.

Lees meer

Zo’n vijf jaar geleden was er een piek in de vluchtelingenstroom. Vooral Syriërs en Eritreeërs klopten hier aan voor bescherming. De statushouders leren ons land kennen als gastvrij, maar tegelijkertijd ervaren ze onze samenleving als gesloten en afstandelijk.

Een groot aantal statushouders heeft nu een leven opgebouwd in Nederland, maar ze missen de verbondenheid met de Nederlanders. Dat blijkt uit nieuw onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau, uitgevoerd door wetenschappers van de Universiteit van Amsterdam en onderzoeksbureau Labyrinth.

Beeld: Floris Vermeulen

Met name het inburgeren is voor deze Syriërs en Eritreeërs lastig. Ze hebben moeite om de taal te beheersen, om goed werk te vinden en om een band met Nederlanders op te bouwen. De Nederlandse samenleving moet daarom meer openstaan voor statushouders, zegt Floris Vermeulen (Universiteit van Amsterdam), een van de onderzoekers.

Hoe leerden de statushouders Nederland kennen?

‘Vluchtelingen komen hier en zijn blij dat ze veilig zijn en een huis hebben. Vaak hebben ze een trauma. Men heeft tijd nodig om daar overheen te komen. Ze hebben Nederland leren kennen als een gastvrij land, zijn positief over het maatschappelijke klimaat. Ook de vrijheid wordt gewaardeerd, want hier kunnen ze zelf keuzes maken. Dat is een openbaring. Naast de gastvrije Nederlanders is er een groep die niet echt openstaat voor mensen van buitenaf en die minder positief is tegenover hen als vluchtelingen.’

Hoe komt het dat ze die verbondenheid missen?

‘Ze missen vooral de sociale verbondenheid en stuiten hier op gesloten sociale netwerken. Dat zien we ook bij andere migrantengroepen. Nederlanders zijn vriendelijk, maar vaak ook gesloten, afstandelijk en koud. Contact leggen en echte relaties opbouwen is dan moeilijk. Dat idee heeft men in ieder geval. Hierbij ziet men het beeld van de dichte deur van de buren als iets typisch Nederlands, terwijl de deur in hun land van herkomst voor iedereen openstaat. Ze merken dat die verbondenheid niet automatisch gaat en langer duurt dan ze hadden verwacht. Als die verbondenheid er niet is, kunnen ze zich meer gaan afsluiten van de Nederlandse samenleving en richten ze zich meer op de vertrouwde Syrische of Eritrese gemeenschap, bewust of onbewust.’

Geldt dit alleen voor Syriërs en Eritreeërs?

‘Dit zijn de groepen die wij onderzocht hebben en dat zijn ook de twee grootste groepen statushouders, al zijn er overeenkomsten met andere vluchtelingen. Voor deze groepen geldt dat de situatie in het land van herkomst nog steeds onzeker en onveilig is en dat ze zich zorgen maken om de mensen die achtergebleven zijn. Ook dat maakt het moeilijk om hier een nieuw leven op te bouwen.’

Bestaan er verschillen in hoe de twee groepen de Nederlandse cultuur ervaren?

‘Ik had grotere verschillen verwacht. De Eritrese groep is christelijk en de Syrische groep vluchtelingen is gemengder, maar overwegend moslim. De manier hoe beide groepen naar Nederland kijken komt desalniettemin sterk overeen. Eritrese statushouders geven aan, met name als ze van het platteland komen, dat de overgang groot is. Niet alleen cultureel, maar ook economisch. Alle problemen, zoals de taal, het opleidingsniveau, ongeldige diploma’s en discriminatie, komen tegelijk bij elkaar. Dat kan het moeilijk maken om verbondenheid met Nederland te voelen. Je ziet hierbij wel verschillen tussen statushouders die uit de stad of van het platteland afkomstig zijn. Hoogopgeleiden en mensen uit de grote steden geven aan dat het verschil met Nederland minder groot is. Zij leefden al in omstandigheden die vergelijkbaar zijn met die van een westers land.’

Om wat voor discriminatie gaat het dan? En zorgt dat voor minder verbondenheid?

‘De discriminatie die ze hier ervaren werkt gevoelens van verbondenheid sterk tegen. Veel statushouders ervaren op stages, school of werk het nodige onbegrip en weinig bereidheid vanuit de Nederlandse kant om zich in hun situatie in te leven. Er is niet veel interesse. Nederlanders weten niet waar deze mensen vandaan komen. Ze hebben geen begrip voor de vaak gevaarlijke en traumatische vluchtroutes die velen hebben moeten doorstaan. Maar er waren ook genoeg voorbeelden van uitsluiting op basis van herkomst, afkomst en kleur. Allemaal zaken waardoor deze statushouders zich minder snel thuis voelen hier.’

Genoeg beren op de weg, dus?

‘Ja, nog wel. Er zijn ook veel kansen, maar die obstakels zijn er en hun kinderen zullen daar ook mee te maken krijgen. Dat besef zorgt ervoor dat mensen continue aan het reflecteren zijn. Ze voelen zich veilig en thuis, maar tegelijkertijd kunnen ze zich nog geen voorstelling maken van hun toekomst hier. Een deel denkt er ook aan om weer terug te keren, maar weet dat hun kinderen dat niet meer kunnen of willen. Daardoor weten ze dat hun toekomst toch in Nederland ligt.’

Zorgt het idee om misschien terug te gaan ook niet voor een bepaalde gereserveerdheid bij de statushouders?

‘Dat zie je inderdaad terug in de wetenschappelijke literatuur. Als je de intentie hebt om weer te vertrekken, dan heeft dat invloed op jouw verbondenheid. Al is het besef er bij de meesten wel dat ze naar alle waarschijnlijkheid niet meer teruggaan. Vooral jonge mensen met een laag opleidingsniveau worstelen om hun plek te vinden. Een taalachterstand, laag opleidingsniveau en nauwelijks geld maakt het lastiger om verder te komen. Tegelijk zien statushouders ook mogelijkheden. Maar ze beseffen dat het geen makkelijke weg gaat worden. Soms komen de statushouders in gesprek met andere mensen met een migratieachtergrond, die hier al langer wonen. Ze horen van deze groep dat men wel probeert te integreren in de Nederlandse samenleving, maar dat men het gevoel blijft houden hier niet volledig geaccepteerd te worden. Dat kan ervoor zorgen dat statushouders anders naar Nederland gaan kijken. Het is voor velen van hen zeker geen rozengeur en maneschijn.’

‘Nederlanders zijn vriendelijk, maar vaak ook afstandelijk en koud. echte relaties opbouwen is dan moeilijk. Dat idee heeft men in ieder geval’

Tegen welke problemen lopen ze aan?

‘Het gaat deels om het missen van een sociaal netwerk, wat ze thuis wel hadden. Ze zouden graag meer met Nederlanders omgaan en ook Nederlandse vrienden willen hebben. Dat vinden ze niet alleen prettig voor zichzelf, maar ook voor hun kinderen. Maar dat gaat vaak moeizaam. Ook de culturele kant kan lastig zijn. Veel statushouders zijn religieus en dan komen ze hier in een van de meest seculiere landen ter wereld terecht. Dat doet wat met ze. Tegelijkertijd zien we in de antwoorden van veel religieuze statushouders dat men daarop reflecteert en bereid is zich tot op zekere hoogte aan te passen. Dat is echter een langdurig en complex proces.’

Is er wat betreft die verbondenheid of ontwikkeling een verschil tussen mannen en vrouwen?

‘Zeker. Veel vrouwen en meisjes onder de Syrische en Eritrese statushouders in Nederland maken een sneller emancipatieproces door dan mannen. Mannen hebben thuis vaak een andere maatschappelijke positie dan vrouwen en er is meer ongelijkheid. Het emancipatieproces gaat sneller, omdat vrouwen meer gebruik maken van de mogelijkheden hier en dat zorgt voor meer verbinding. Bij mannen zie je het tegenovergestelde, en is er vaak meer sprake van statusverlies. Voor hen is het wat ingewikkelder en sommigen kunnen daar moeilijk mee omgaan. Vrouwen leren vaak ook sneller de taal en mogelijkheden zien, terwijl mannen blijven steken in heimwee en nostalgie.’

Hoe ervaren ze het gemis van die verbondenheid?

‘Gunstige ervaringen met Nederlanders en Nederlandse instanties dragen bij aan de identificatie met Nederland en Nederlanders en dat is belangrijk. Langzaam komt het besef dat ze hier zullen blijven en dat hun kinderen hier op zullen groeien. Maar het is niet alleen dat die statushouders zich moeten aanpassen. Het zou eigenlijk tweerichtingsverkeer moeten zijn en van beide kanten moeten komen. Het valt statushouders op dat Nederlanders over het algemeen niet staan te trappelen om met hen contact te leggen. Op zich hebben ze daar verder geen oordeel over, maar dat maakt het wel moeilijker om te integreren. De sociaal culturele normen kunnen ook best verschillen en dat speelt een rol. Voor sommigen is dat onoverkomelijk en die trekken zich terug, anderen maken graag gebruik van de mogelijkheden die hier liggen. Maar als mensen zich niet verbonden voelen met de ontvangende samenleving, dan kan dat uiteindelijk nadelige gevolgen hebben, voor werk, onderwijs of de politiek.’

Hier ligt een verantwoordelijkheid bij Nederlanders?

‘Het moet echt van twee kanten komen. Je kunt niet aan mensen opleggen dat ze zich met iemand verbonden moeten voelen, zonder dat mensen in Nederland dat ook doen. Het inburgeringsbeleid moet dus meer gezien worden als algemeen beleid. We zijn een meer diverse samenleving geworden en iedereen moet zich daartoe verhouden. Je kunt je daar niet aan onttrekken omdat je een Nederlander zonder migratieachtergrond bent.’

Zou die verbondenheid dan beter worden?

‘Ja, ik denk het wel. Nederlanders zouden wat meer inlevingsvermogen kunnen tonen en meer naar statushouders kunnen luisteren, in plaats van zich ervoor af te sluiten. Het inburgeringsbeleid is nu te veel gericht op het idee: nieuwkomers moeten eerst maar eens Nederlander worden en dan kijken we wel verder. Beleidsmakers zouden meer rekening kunnen houden met het feit dat zaken als verbondenheid uiteindelijke van twee kanten moet komen. Als je merkt dat het van één kant niet komt, dan moet daar over nagedacht worden en moet gekeken worden hoe dat komt.’ 

Wat kan er nog meer gedaan worden om ze meer verbonden te laten voelen met Nederland?

‘Veel statushouders hebben het over hun buren. Daar zijn niet altijd spanningen, maar warme contacten zijn het meestal ook niet. Daar kunnen gemeenten een rol in spelen, en zo kijken hoe dat beter kan. Ook hier zie je dat relationele aspect, dat tweerichtingsverkeer, weer terug komen. Wat verder opvalt, is dat Nederlanders met een migratieachtergrond meer open staan voor contact met statushouders dan Nederlanders zonder migratieachtergrond. Dat heeft deels met herkenning te maken, maar ook met een gezamenlijk gevoel van uitsluiting. Misschien is het ook een culturele kwestie, omdat ze van origine eenzelfde soort achtergrond hebben. Het zou misschien goed zijn om ook daar van te leren.’

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -