Pim Fortuyn werd na zijn dood invloedrijker dan bij leven. De Kanttekening besprak zijn erfenis met socioloog Dick Pels, schrijver Abdelkader Benali en documentairemaker Sunny Bergman. Wat betekent Pim Fortuyn voor multicultureel Nederland, twintig jaar na zijn moord?
6 mei 2002, iets na zessen. Sunny Bergman vindt het een beetje beschamend om te zeggen waaraan zij terugdenkt. ‘Het eerste wat ik dacht was toen ik hoorde over de moord: ‘Ik hoop dat het geen moslim is.’ En het tweede was – en dat is een beetje gênant -: ‘Shit, nu kijkt niemand meer naar mijn uitzending.’’
Ze had een documentaire gemaakt over de zoektocht naar een ‘hippie-utopia’, waarin ze op stap ging met een vriend en een pasgeboren baby. Die werd precies die avond uitgezonden. ‘En inderdaad: niemand keek naar onze documentaire. Maar daarna dacht ik vooral: ‘Wat vreselijk voor onze democratie, dat mensen denken dat ze andersdenkenden uit moeten schakelen.’’
Niet dat Bergman Fortuyn ooit een aansprekend politicus vond, integendeel: ‘Hij was een demagoog en speelde vooral in op xenofobe sentimenten. Na zijn dood hebben we dat meer gezien: van LPF tot Thierry Baudet en zijn bende ongeleide racistische en seksistische projectielen.’
Baudet, die samen met Wilders het politieke spectrum flink naar rechts heeft opgerekt. Zijn we in twintig jaar als land gegroeid, of beleven we nog steeds een post-Fortuynistisch trauma?
‘Ik kijk helemaal niet terug’, zegt Abdelkader Benali ietwat dwars. ‘Er zijn in de tussentijd nog veel meer dingen gebeurd die een veel grotere impact hebben gehad op de wereldgeschiedenis. Denk aan de oorlogen in Irak, Afghanistan en Syrië, en nu de oorlog in Oekraïne.’
Ja, Benali was ook bang geworden en geschrokken door de moord. Toch wil hij er niet aan dat het een belangrijk moment was voor Nederland.
‘Jaja, er werd toen ook gezegd dat we na die moord en die van Theo van Gogh bruggen moesten slaan en als land naar elkaar toe groeien. Daar is helemaal niks van terechtgekomen. Alles waar ik bang voor was is uitgekomen: er is meer xenofobie, islamofobie, haat, verrechtsing, extreemrechts en noem allemaal maar op. Het is allemaal veel groter geworden. Kijk bijvoorbeeld naar de toeslagenaffaire, waar mensen zijn kapotgemaakt.’
‘Er is meer xenofobie, islamofobie, haat, verrechtsing, extreemrechts – het is allemaal veel groter geworden’
Volgens Dick Pels, die Fortuyn persoonlijk kende – ‘toen hij nog een marxist was’ – en in 2003 het boek De geest van Pim schreef, doorbrak Fortuyn wel een taboe: dat de multiculturele samenleving niet alleen maar een fijne, beschaafde samenleving was.
‘Dat zagen andere politici zoals Ad Melkert niet. Zij woonden niet in die buurten en hadden geen last van de schaduwkanten van de multiculturele samenleving. Je mocht toen daar weinig over zeggen. Dat taboe heeft Fortuyn wel doorbroken. Dus in die zin was hij wel de stem van de witte Nederlanders die hun buurten zagen veranderen en in armoede leefden. Het is terecht dat de donkere kanten van de integratie bespreekbaar zijn geworden.’
Bergman heeft geen boodschap aan het idee van een taboedoorbrekende Fortuyn. ‘Ik weet het niet, ik heb het idee dat vooral sinds 9/11 islamofobie full force is doorgebroken, waarbij de islam en terrorisme op één lijn werden gezet in de publieke opinie en mensen het legitiem vonden bang te zijn voor moslims.’
Benali is het met deze analyse eens, maar put wel hoop uit de ‘superdiverse’ steden. ‘Er is meer welstand in de stad dan twintig jaar terug en ook meer vrijheid voor LHBTIQ+-, transnationale en kosmopolitische minderheden. We leven in echte stadstaten, een polis voor minderheden.’
Maar dit ziet Benali niet terug in politiek Den Haag, het medialandschap en de culturele sector: ‘Extreemrechtse partijen zijn groter geworden. Musea blijven grotendeels nog steeds witte instituten. Ook qua segregatie in het onderwijs is het moeilijk. Het sentiment in het publieke debat is vijandig tegenover ons, Nederlanders met een migratieachtergrond. Institutioneel racisme is een feit.’
Pels reageert dat integratie in ieder geval een heel langzaam proces is, waar zeker drie of vier generaties overheen gaan voordat er meer begrip ontstaat. ‘Politiek is het zeer zeker zo dat populisme en racisme zijn gegroeid. Ongeveer 25 procent van de kiezers staat aan die kant van het politieke spectrum, waar de islam niet deugt en die religie met geweld wordt geassocieerd. Dát is de erfenis van Fortuyn.’
‘Die 25 procent die de denkt dat de islam niet deugt en religie met geweld associeert. Dát is de erfenis van Fortuyn’
Toch denkt Pels ook dat het maatschappelijk de betere kant opgaat. ‘Als je kijkt naar de integratie van Surinaamse, Turkse en Marokkaanse Nederlanders: ze hebben hun plek wel gevonden. Iemand als Lale Gül is opgestaan uit een toch wel een heel benauwende cultuur, met ouderwets patriarchale en onderdrukkende structuren. Wat dat betreft lijken Gül en Fortuyn wel op elkaar. Fortuyn was zelf homoseksueel en had ook een lastige periode om zichzelf te zijn in zijn twintiger jaren. Hij wist wat discriminatie en onderdrukking was. Ze hebben dus allebei voor hun vrijheid gevochten.’
Tja, Gül. Bergman relativeert dat we in de jaren na Fortuyn al Ayaan Hirsi Ali hadden. ‘Dus dat er een taboe is op interne kritiek vanuit de moslimgemeenschap lijkt me stug. Het is eerder zo dat moslims of ex-moslims die kritisch zijn op de eigen gemeenschap door Wit Nederland omarmd worden’.
Zowel Fortuyn en Gül namen en nemen het in hun eigen vrijheidsstrijd niet zo nauw met de vrijheid van anderen, geeft Pels toe. Nog steeds zijn heteroseksuele witte mannen de baas, zegt hij daarnaast. Toch wil hij ook positief blijven over dit twintigste jaar na Fortuyn.
‘Een ander punt is dat er geen terreuraanslagen meer zijn. Dat is ook vooruitgang. We maken nu beter onderscheid tussen terroristen en gewone moslims. We zijn niet meer zo bang. Dat hele terrorisme-narratief is nu wel een beetje weggezakt. We zijn minder bang voor aanslagen uit islamitische hoek.’
Bergman plaatst daar negatieve kanttekeningen bij. ‘Ik denk niet dat we veel verder zijn gekomen wat betreft het dealen met het racisme in Nederland. We hebben natuurlijk Black Lives Matter gehad. En er is groeiend bewustzijn door het aanhoudend activisme tegen bijvoorbeeld Zwarte Piet, dus er is wel meer tegengeluid. Maar tegelijkertijd zien we dat de Belastingdienst expliciet racistisch beleid heeft gevoerd, hebben we een kapotte woningmarkt die lagere inkomens en Nederlanders met een migratieachtergrond discrimineert. Ik ben niet zo optimistisch over het toekomstperspectief van mijn kinderen, waar de kloof tussen arm en rijk groeit en antiracisme verdacht wordt gemaakt.’
‘Ik denk niet dat we veel verder zijn gekomen wat betreft het dealen met het racisme in Nederland’
Het gaat wel vooruit met de integratie, zegt socioloog Pels. ‘Het is niet erger geworden. Mensen hebben hun weg gevonden. Ze beschouwen zich Nederlander, en ook Turks, Marokkaans en Surinamer. Dat beide en meerdere identiteiten mogelijk zijn, is een verrijking én onze cultuur. We zijn altijd een multiculturele samenleving geweest. Dat trauma is er niet meer na Fortuyn. Het idee over een vijfde colonne, dat moslims een bedreiging zouden zijn, dat is allemaal vals gebleken.’
Benali zou echter meer bewustwording willen zien over de ‘superdiverse samenleving’ die Nederland is. Hij vestigt zijn hoop op de nieuwe generaties.
‘De oudere generaties dragen te veel historische ballast met zich mee. De jongeren kijken onbevangen naar de toekomst. Ze zijn niet verpest door de nasleep van 9/11 en Fortuyn. Het is een politieke keuze om dat trauma door te geven of niet. De opkomst van Fortuyn was daarom zo on-Nederlands, een beklemmende ervaring voor mensen met een migratieachtergrond. Hij wilde de multiculturele samenleving afschaffen. Het was bedreigend. En dat is het nog steeds.’
Pels nuanceert het gevaar van radicaal-rechts: ‘De populisten hebben nooit de macht in handen gekregen. En het is een kleine groep die in Nederland potentieel geweld wil gebruiken. Uiteindelijk draait het om sociaaleconomische marginalisering. Het is een waanidee dat ‘mensen van buiten’ zich zouden verrijken ten koste van ons. Er is als tijd onvrede en onbehagen geweest, ook toen er nog geen mensen met een migratieachtergrond waren. Het is een politieke keuze van ombuiging om daar ook een kwestie van nationale identiteit van te maken, met anti-gevoelens en culturele issues. Je kan sociaaleconomische problemen oplossen door goede huisvesting en werk te regelen, of je kan ze ombuigen naar culturele zaken. Nationalistische populisten buigen het af. En het volk gaat dat dan kopiëren. Het wordt hen ingefluisterd. Mensen gaan het echt geloven. Niet omdat mensen intrinsiek racistisch zijn, maar ook omdat mensen soms niet over de taal beschikken en dan zeggen ze wat hen wordt voorgezegd.’
Culturele ‘ombuiging’ van sociaaleconomische vraagstukken is een bewuste keuze door een ‘elite van rechts-populistische politici en media’, wil Pels maar zeggen. ‘Een keuze om de eigen cultuur racistisch te onderstrepen en aan te dikken, in plaats van de multiculturele samenleving te accepteren.’
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!