‘Wie voor mij de gewone Nederlander is? Degene die na een buitenlandse reis de auto weer voor de deur parkeert of landt op Schiphol en denkt ‘ik ben blij dat ik weer thuis ben’.’
‘We leven allemaal onder dezelfde hemel, maar we hebben niet allemaal dezelfde horizon’, zei Konrad Adenauer, de eerste bondskanselier van de Bondsrepubliek Duitsland. Als dat een feit is, is het dan überhaupt mogelijk een definitie van de gewone Nederlander te geven waar de meesten van ons het mee eens zijn?
Zijn SGP’ers gewone Nederlanders? En Friezen? Hoe zit het met burgemeesters en Tweede Kamerleden met twee paspoorten? Wat te denken van salafistische haatpredikers die de Nederlandse nationaliteit hebben bemachtigd? What about hier geboren en getogen hoogopgeleide Turken die loyaal zijn aan een geestelijke aan de andere kant van de wereld of de president van hun ‘vaderland’? En autochtonen die willen dat álle moslims het land uitgezet worden dan? Kan een ‘nieuwe’ Nederlander gewoner zijn dan een autochtone Nederlander?
Wie is de gewone Nederlander? Uw reporter stelde die vraag aan twintig Nederlanders uit onder meer de media en politiek.
Arthur van Amerongen
‘Ik woon al een eeuwigheid niet meer in Nederland. Slechts twee keer per jaar bezoek ik het treurige moederland en dan vertoef ik in de regel in Nederhorst den Berg, een schattig Hollands dorpje onder de rook van Weesp. Overdag kan je een kanon afschieten in de Dorpsstraat en raak je hoogstens een blonde huisvrouw op een fiets of een bejaarde in een looprek. Blanke mannen zie je niet want die werken allemaal. Ik koop in de Albert Heijn soms een krantje, een koetjesreep en een roze koek. Nederhorst den Berg is culinair gezien inmiddels hoog opgestoten midden in de vaart der volkeren want in de Appie is een hele gang met oosterse producten. Hoofdzakelijk van het smakeloze en peperdure merk Conimex, maar toch. Het dorp is mijn Nederland van de vroege jaren zestig. De ene keer voelt het alsof ik in de baarmoeder ben teruggepropt en wentel ik mij vol weemoed, schmaltz en saudade door het warme vruchtwater. De andere keer walg ik en weet ik precies waarom ik op mijn zestiende voor altijd weg wilde uit dat vreselijke land, uit dat reservaat van pekelharingen, zoals Gerrit Komrij het noemde. Bon, Amsterdam kwam er even tussen, maar daar wil ik inmiddels ook niet meer dood noch levend gevonden worden. Nederhorst den Berg is het Nederland van de televisie, de grote shows met al die kaaskoppen die op Linda de Mol lijken. Ik lees net dat de publieke omroep en nota bene RTL-Unilever eisen dat er meer diversiteit op de treurbuis komt. Binnenkort zie je dus heel de avond qatkauwende Somalische pubers op tv want daar houden de vrouwen in Nederhorst den Berg van. En natuurlijk moet minimaal tachtig procent van de vrouwen op tv uit geboerkeerde Marokkaanse meisjes met dat stomme Goudse accent bestaan. En iedere avond moeten op de buis minimaal drieënzestig genders optreden. Mohammedanen zijn overigens gevrijwaard van de genderplicht, omdat hun Heer er maar twee geschapen heeft. Enfin, dat is mijn spagaat wat de echte Nederlander betreft: aan de ene kant de De Mol-achtigen en Koeman-oïden, aan de andere kant de diversiteit die door de roomblanke bobo’s vanuit hun ivoren torens in de maag van de kaaskop wordt gesplitst. Ik zeg het daarom nog één keer: vertrek nu het nog kan.’
Esther Voet
‘Bij de gewone Nederlander doemde bij mij in eerste instantie een achterhaald beeld op van stipt om zes uur aan tafel, een honden- óf kattenmens, aan de buis gekluisterd zitten tijdens Heel Holland bakt. Onzin natuurlijk. Mijn kapper van Marokkaanse komaf, manicure Elena uit Griekenland, de Turkse thuisbezorger bij wie ik vaste klant ben, ze zijn allemaal gewone Nederlanders. Wel is er één ding dat ons allemaal lijkt te verenigen: de edele kunst van het klagen. Over de regering, het voetbal, de werkgever, de buurt, de nieuwe auto van de buurman, de allochtoon, de ‘witte’ man, het weer. Want klagen móét. En dan verreweg het liefst zonder verantwoordelijkheid te nemen de situatie te veranderen, wat moeilijk zou zijn in geval van het weer, dat geef ik toe. Laten we wel zijn, de gewone Nederlander, hoe die er ook uitziet en waar hij of zij ook vandaan komt, heeft door de bank genomen helemaal niets te klagen. We leven in een prachtland. Ja, helemaal áf is het natuurlijk nooit, maar heb je een beetje gereisd, dan weet je dat het op weinig plekken in de wereld beter is. Ik heb er in ieder geval nog nooit één kunnen ontdekken. Wie voor mij de gewone Nederlander is? Degene die na een buitenlandse reis de auto weer voor de deur parkeert of landt op Schiphol en denkt ‘ik ben blij dat ik weer thuis ben’.’
Guilly Koster
‘Als je googlet op het woordje gewoon krijg je een rijtje van zevenenveertig puzzelwoorden, in oplopend aantal letters: plat, vaak, aards, daags, meest, sober, anders, banaal, domweg, gemeen, gewend, simpel, veelal, commuun, courant, dikwijls, meestal, normaal, ronduit, vulgair, algemeen, dagelijks, doorsnee, gangbaar, ordinair, triviaal, alledaags, doorgaand, doorgaans, eenvoudig, gemiddeld, gewoonlijk, habitueel, ordinairs, overigens, standaard, volstrekt, normaliter, regelmatig, gebruikelijk, middelmatig, onopvallend, eenvoudigweg, ongekunsteld, traditioneel, conventioneel, oudergewoonte. Als je doorzoekt kom je terecht in een wirwar van betekenissen van een gewoon lijkend woord. ‘Gewoon’ blijkt buitengewoon ingewikkeld te zijn. Want ook na al die puzzelwoorden blijft de vraag gewoon staan: wat is gewoon? Zeker als je het gewoon als bijvoeglijk naamwoord gaat gebruiken. Het geeft niet zo veel problemen als je het voor meetbare of zichtbare objecten gebruikt, zoals gewone cirkel of gewoon een meter. Ingewikkelder wordt het als je het op unieke ‘eenheden’ gaat toepassen, zoals mensen. Als ieder mens uniek is, is namelijk niemand gewoon. Van het woord gewoon mag dan ook rustig gesteld worden dat het geen gewoon woord is, maar een axioma. We hebben het erover zonder dat het een precies omschreven betekenis heeft. Je kan er dus gewoon een beetje mee rommelen. Als gewone mensen als u en ik daarmee aan de slag gaan, hoeft dat geen grote consequenties te hebben, want wij nemen onder gewone omstandigheden geen beslissingen die van belang zijn voor heel het land. Het wordt wel gewoon tricky als sluwe en doorgewinterde vossen als Buma dit soort termen gebruiken. Gewone Nederlander is een buitengewoon vage definitie. Als de vos de passie preekt, boer pas op je ganzen!’
Tanya Hoogwerf
‘Dé Nederlander bestaat niet’ is een cliché dat aardig op waarheid berust. Hoe klein Nederland ook is, we krijgen het op die postzegel voor elkaar om uit te blinken in culturele verschillen. Denk aan 010 versus 020, Fries chauvinisme of de kinnesinne tussen onder of boven de rivieren. Toch hebben al die Nederlanders wel degelijk iets gemeenschappelijks: een groot saamhorigheidsgevoel als het gaat om het behoud van nationale tradities en gebruiken. We zijn altijd een open en tolerant land geweest. Door onze ligging en handelsgeest is de wereld onze achtertuin. Als er íémand niet bang is voor het ‘vreemde’, dan is het de Nederlander wel. We bevoeren wereldzeeën en slechtten binnenlandse grenzen met de ontzuiling. Deze mentaliteit bracht ons grote welvaart, respect voor het individu en een vrije, maar ook steeds complexere samenleving. Onze tradities, die onze identiteit definiëren en als anker dienen, zijn daarom misschien wel belangrijker dan ooit tevoren. Steeds meer Nederlanders zien echter dat onze tolerantie is doorgeschoten. Beter gezegd, dat de typische Nederlandse vrijheden onder het mom van tolerantie door onze elites worden verkwanseld. Ook onze tradities, het laatste houvast in de strijd om onze identiteit, gaan voor de bijl als zoenoffer aan beroepsgekwetsten. Dat maakt mensen boos. En nee, niet alleen de ‘boze blanke mannen’. Misschien bestaat dé Nederlander toch wel. Hij of zij wil een land waarin kinderen opgroeien met goed onderwijs, maar zonder opgelegde schuldgevoelens over kinderfeesten en historische helden. Een land waar de mores worden bepaald door de gemene deler in plaats van de uitzondering.’
Sunita Biharie
‘Wie is de gewone Nederlander? Ik heb geen idee. Sterker nog, de rechtse politici die hiermee populistisch rondstrooien hebben niet eens een eenduidig antwoord. Op naar het woordenboek dan maar. Nope, niets gevonden. Wel het woord Nederlander. ‘Iemand uit Nederland’, zo staat in de Van Dale. Nou, dat is summier, maar helder. Niets over dat je er geboren moet zijn, nee. Uit Nederland, dat volstaat. Nu het woord gewoon. Betekenissen die ik tegen kom zijn ‘gewend aan’ en ‘vertrouwd met’. Of je iets of iemand gewoon vindt zegt dus meer over de persoon die dit vindt dan over de persoon waarover dit gevonden wordt. De gewone Nederlander is dus de Nederlander aan wie jij gewend en met wie jij vertrouwd bent. Vet subjectief dus. De rechtse politici hebben het dus niet over mensen, maar over hun eigen standaarden. Standaarden die ze gebruiken voor eigen gewin. Als politici dus claimen dat ze voor de gewone Nederlander staan, vraag je dan af wat ze daarmee te winnen hebben. De gewone Nederlander bestaat niet. Of we zijn het allemaal. Er is altijd wel iemand die jou gewoon vindt, toch?’
Carel Brendel
‘Dé gewone Nederlander bestaat natuurlijk niet. Maar laat ik toch een poging wagen. Tot de gewone Nederlanders reken ik alle inwoners van ons grondgebied die Nederland omarmen, het een prettig land vinden en proberen hier iets van hun leven te maken. Daarbij maakt het niet uit of iemands familie al vele generaties in Nederland woont of hier is aangekomen tijdens een recente migratiegolf. Wat mij betreft heeft de term dus niets te maken met ras of afkomst. Ik begrijp daarom ook niet waarom mensen zich eraan ergeren of het begrip zelfs als racistisch beschouwen. De oude gewone Nederlanders hebben ondanks de onvermijdelijke wrijvingen rond migratie de afgelopen decennia een grote bereidheid getoond nieuwe gewone Nederlanders op te nemen. Ze verwachten echter wel van de nieuwkomers dat ze de Nederlandse samenleving accepteren en bereid zijn zich aan te passen. Tot pakweg 1980 was aanpassing aan het nieuwe vaderland overal de norm bij migratie. In veel landen geldt dat nog steeds. Ik heb me altijd verbaasd waarom de Nederlandse overheid dit principe heeft losgelaten en daarmee allerlei spanningen in de samenleving heeft aangewakkerd. Het gevolg is dat een deel van de nieuwkomers niet probeert om gewone Nederlander te worden. Sommigen eisen zelfs dat Nederlanders zich aanpassen aan hun cultuur of religie. Dat zal uiteindelijk niet lukken. Want gewone Nederlanders, ongeacht ras of afkomst, prefereren de Nederlandse wetgeving boven de sharia en laten zich niet meeslepen door de uit de Verenigde Staten overgewaaide identiteitspolitiek.’
Mahesvari Autar
‘De gewone Nederlander? ‘Kom eens meissie’, zei de allerbeste gepensioneerde blanke fietsenmaker van Rotterdam-West tegen mij. Na schooltijd speelde ik buiten en elke dag kreeg ik van ‘beneden-opa’ Neerlandsch eenige echte muntdropje van Klene. Opa’s favoriete bezigheid was het repareren van tweedehands fietsen voor migranten. Als hij een dagje niets te repareren had en er was ook geen voetbal op televisie, dan stond hij buiten en hield hij alle spelende kinderen in de gaten. Soms werd hij kwaad, omdat een aantal migrantenkwajongens de straat onveilig probeerden te maken. Hij was dan niet meer zo vriendelijk of geduldig en veranderde in een gevreesde ‘Neder-Hulk’ die bulderde ‘weg uit mijn straat tuig!’ Soms disciplineerde hij deze jongens door ze een pak rammel te verkopen. Dat was zijn manier om wangedrag meteen af te leren. Hij geloofde niet in het bedekken van problemen met de mantel der blinde liefde. Hij hield van duiding en verstond de taal van het oplossen van problemen. Hij wakkerde de Rotterdamse no-nonsense attitude in mij aan. Hij zag me niet als de ‘ander’, zonder ook maar ooit mijn naam uit te spreken sloot hij zijn buurmeisje in zijn hart.’
Natascha van Weezel
‘Ik heb geen idee hoe de gewone Nederlander eruit zou moeten zien. Eigenlijk zou ik dat wel eens aan Buma willen vragen. ‘Hé Sybrand, ben je een gewone Nederlander als je van kaas houdt? Ben je een gewone Nederlander als je wel eens schaatst in de winter? Ben je een gewone Nederlander als je de Nederlandse taal foutloos kunt spreken en schrijven?’ In dat geval kan ik zelf zeker als gewone Nederlander bestempeld worden. Aan de andere kant zijn mijn grootouders van moederskant niet in Nederland geboren, zie ik het niet zo zitten dat ‘de jeugd’ iedere ochtend het Wilhelmus moet gaan zingen en word ik voortdurend in het Engels aangesproken, omdat men maar niet lijkt te begrijpen dat ik ondanks mijn donkere haar en ogen toch echt een kaaskop ben. In ons land wonen mensen van meer dan honderdtachtig nationaliteiten. In het ene huishouden wordt roti gegeten, in het andere bloemkool. Maakt dat de roti-etende familie minder Nederlands en daardoor minder gewoon? Wie bepaalt dan wat gewoon is? En sinds wanneer is gewoon iets positiefs? Nu ik erover nadenk wil ik helemaal geen gewone Nederlander zijn. Volgens mij leid ik een veel leuker leven als ik in Buma’s ogen raar ben. Want gewoon zijn, dat is zo saai!’
Elvira Sweet
‘Ons land is de afgelopen decennia sterk veranderd in demografisch, sociaal-economisch en politiek opzicht. In Nederland is net zoals in andere Europese landen sprake van een instroom van mensen wier voorouders niet in Nederland zijn geboren. Onder invloed van kolonisatie, arbeidsmigratie, adoptie en vluchtelingenstromen is onze samenleving in cultureel opzicht gedifferentieerd en gesegmenteerd. Daarnaast is er naast grote verschillen op sociaal-economisch gebied ook een groot onderscheid tussen mensen die binnen en buiten de Randstad wonen. Een overheid die deze diversiteit niet erkent of negeert is naïef en toont een gebrek aan historisch besef en maatschappelijke realiteit. Het bevreemdt mij dat in een tijd waarin populisme floreert en grote groepen op zoek zijn naar nieuwe zekerheden, voor het gemak wordt gekozen om de zogenaamde gewone Nederlander op te voeren als de belangrijkste doelgroep van beleid. De gewone Nederlander is niet te definiëren en gewoon is een dynamisch begrip. Onder invloed van nieuwe visies en culturele tradities heeft de Nederlandse identiteit zich ontwikkeld in samenhang met de sociaal-culturele omgeving. Het gevaar bestaat dat deze term het nationalisme stimuleert en nog meer leidt tot het uitsluiten van diverse groepen. Ik verwacht van de overheid dat ze naast de zorgplicht voor onder meer gezondheidszorg en onderwijs, bescherming biedt aan álle burgers. Daarbij past een attitude van politici gericht op verschillen overbruggen en inclusiviteit bevorderen.’
Alptekin Akdogan
‘De zoektocht naar de gewone Nederlander neemt obsessieve vormen aan. Journalisten, programmamakers en politici kunnen er geen genoeg van krijgen. Ook op social media worden er soms heftige discussies over gevoerd. Iedereen heeft een eigen definitie van de gewone Nederlander. Mijn definitie is: de gewone Nederlander is de persoon die zich in dezelfde filterbubbel begeeft als die van jou, de rest is ongewoon. Vergelijkbaar met de zuilen van vroeger, toen men alleen in de eigen zuil vertoefde en alles daarbuiten raar en vreemd was. Maar wat is dan voor mij een gewone Nederlander? De gewone Nederlander is voor open grenzen, maar wil de grenzen ook dicht hebben. De gewone Nederlander zegt patat, maar ook friet. De gewone Nederlander heet Jan, Sam of Ali en Corrie, Sterre of Fatima. De gewone Nederlander gelooft in God, maar is ook atheïst of alles wat daartussen zit. De gewone Nederlander vindt Zwarte Piet racistisch of juist niet. En zo kan ik lang doorgaan. We zijn allemaal gewoon in onze eigen bubbel en als je niet behoort tot die bubbel, dan ben je vreemd, dan ben je een ongewone Nederlander. Laten we alsjeblieft ophouden met de zoektocht naar de gewone Nederlander, want we zijn allemaal een gewone Nederlander. Of juist niet.’
Sahar Afzal
‘Het begrip gewone Nederlander draagt alleen maar bij aan groepsdenken, iets wat ik juist probeer tegen te gaan in mijn werk als jongerenvertegenwoordiger door de dialoog aan te gaan met verschillende jongeren. Ik sta wekelijks voor de klas en spreek jongeren door heel Nederland over de (inter)nationale politiek. Ik legde deze vraag voor aan jongeren: ‘Mijn moeder is alleenstaand en zit in de bijstand, is ze dan wel normaal volgens Rutte’? Eén van hen antwoordde: ‘Ik ben één jaar geleden gevlucht uit Syrië en wacht op mijn verblijfsvergunning, Rutte zal mij wel niet bedoelen met de gewone Nederlander.’ Het lijkt erop dat politici als Rutte geen idee hebben hoeveel impact groepsdenken heeft op mensen die zich daardoor ‘anders’ gaan voelen. Terecht zijn er zorgen over de kloof tussen diverse groepen, zoals mensen met verschillende culturele achtergronden, mensen in de Randstad en op het platteland en hoog- en laagopgeleiden. Rutte zou daarom moeten ophouden met retorische one-liners waar veel mensen zich niet in herkennen. Mijn oproep aan hem is dan ook: houd op met praten over de gewone Nederlander. Probeer mensen te verbinden door álle Nederlanders te omarmen en een premier voor álle Nederlanders te zijn.’
Ronny Naftaniel
‘Ben ik de gewone of normale Nederlander voor wie volgens Mark Rutte het nieuwe regeerakkoord is bedoeld? Nou ja, ik woon in elk geval in Nederland, waar ruim zeventien miljoen Nederlanders wonen. Ik heb vier kinderen. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek hebben ruim twee miljoen Nederlanders drie of meer kinderen. Ik woon in Amstelveen, dat bijna negentigduizend inwoners heeft. Dat maakt dat er in mijn woonplaats circa elfduizend echtparen rondlopen met drie of meer kinderen. Van hen is circa de helft man. Ik zit in de leeftijdscategorie van 65-69 jaar, net als vijf procent van alle andere Amstelveners. Dus zijn er slechts 275 Amstelveense mannen in de leeftijdsklasse van 65-69 die drie kinderen of meer hebben. Maar ik ben ook nog Joods. Daar zijn er nog maar weinig van, in Amstelveen vijf procent van de bevolking. Dus dat maakt het aantal ‘gelijken’ nog maar veertien. Ik was het bijna vergeten, maar ik ben ook lid van een politieke partij. Eén van de laatsten der Mohikanen, want slechts één op de vijftig Nederlanders is aangesloten bij een politieke partij. Dus heb ik zo berekend dat ik in Nederland de enige Joodse Amstelveense man ben, die lid is van een politieke partij, tussen de 65 en de 69 jaar oud is en meer dan drie kinderen heeft. Wow, ik ben dus uniek en geen gewone Nederlander. Dat regeerakkoord, waarover ellenlang is onderhandeld, is dus niet voor mij. Ik blijf dan ook lekker zes procent btw betalen voor al mijn boodschappen!’
Sahar Noor
‘Ik ben een ongewone gewone Nederlander. Ik eet gewoon 48+ kaas op donker volkoren brood van de Bakker Bart. Ik fiets gewoon iedere ochtend naar het treinstation en maak praatjes over de grijze wolken boven mijn hoofd. Ik heb ongewoon zwart haar en bruine ogen. Ik hou gewoon van Oranje, maar zie liever geen ongewone zwart geschminkte Pieten. Voor het slapen gaan lees ik gewoon Jip en Janneke voor aan mijn kinderen. Ik maak me ongewoon veel zorgen over de toekomst van Nederland, om al de ongewone haat tegenover mensen vanwege hun idealen. Ik werk aan een gewoon Nederland waar iedereen mag zijn wie hij of zij wil zijn, gewoon of ongewoon. Want gewoon of ongewoon is slechts een gevoel. Wie bepaalt eigenlijk wat gewoon is? Soms ben ik gewoon, soms ben ik ongewoon. Het zou ook niet uit mogen maken. Of word ik nu te gewoon? Dan toch maar ongewoon? Gewoon.’
Eric Hendriks
‘Gewone Nederlanders leven het Nederlandse democratische regime, hebben dat regime geïnternaliseerd en ondersteunen het middels hun gewoontes en waarden. Dat is de klassiek Griekse definitie. De Grieken geloofden dat iedere maatschappij een eigen karakter oftewel regime (politeia) bezit, één die in de mensen leeft. Mensen maken de maatschappij en de maatschappij maken de mensen. Bij iedere soort maatschappij hoort daarom een bepaald menstype. Dat is waarom Socrates in Plato’s Republiek stelt dat er niet minder menstypes kunnen bestaan dan er regimes zijn: ‘Er moeten evenveel types mensen bestaan als er maatschappijen zijn. Of denk je soms dat regimes zomaar opkomen uit ‘eik of rots’ en niet uit het karakter van de burgers?’ Alle typische eigenschappen van de toonaangevende instituten en democratie van Nederland vind je terug in de eigenschappen van de gewone Nederlander. De gewone Nederlander is egalitair, schuldbewust, bescheiden, nuchter, zuinig, recht voor z’n raap, transparant, naïef, soms wat mat. Hoe duiden we die eigenschappen? De Grieken wisten al dat een kritische analyse van een bepaald regime altijd ook de burgers die het meest bij dat regime horen onder de loep legt. Tegelijkertijd moeten we ook kritisch naar de verschillende soorten ongewone Nederlanders kijken. Daaronder vallen recente immigranten uit landen met autoritaire, theocratische of tribale regimes. Hun waarden, ideeën en gewoontes conflicteren met democratisch Nederlands burgerschap. Die spanning kan leefbaar zijn als het om een klein aantal mensen gaat, maar het verdwijnt alleen als de nieuwkomers assimileren of als het regime zelf verschuift. Zowel mensen als regimes zijn continue in beweging, zij het langzaam. De vraag is in welke richting we ons willen bewegen.’
Jacqueline Makbouli
‘Een gewone Nederlander zijn betekent vooral niet excelleren, je hoofd onder het maaiveld houden en je mening slechts geven als die welgevallig is en leidt tot nog meer ja-knikken. Terug naar de vijftiger jaren, de trappenhal vergeven van de spruitjeslucht, één koekje bij de koffie en om half zes stipt aan tafel. De hel. Als ik één ding zeker weet is het wel dat ik mezelf niet associeer met een gewone Nederlander. Al was het maar omdat ik gezegend ben met een niet-gewone Nederlandse naam en dito grote bek. Ik lijk desondanks prima te functioneren in mijn leven. Ik heb mijn, voornamelijk Nederlandse vriendenkring eens gescand en kwam tot de conclusie dat ik bij niemand dacht ‘ja, BAM, dat is een gewone Nederlander!’ Met gewoon zijn geen innovatie, creativiteit, topsport, maar wel een keurige zesjes-cultuur. Gewoon zijn is vooral erg saai. Een snelle ronde langs vrienden en kennissen over het begrip de gewone Nederlander leverde op: opgetrokken wenkbrauwen, afkeuring en, oké, een trots, ingenomen doch smerig lachje van mijn vriend. Hij voegde daar nog zelfgenoegzaam aan toe ‘gewoon werken en je bek houden, dat is pas gewoon’.’
Jan Dijkgraaf
‘Waarom ik de gewone Nederlander ben… Ik heet Jan. Ik heb één vrouw. Ik heb twee kinderen. Ik werk voor mijn geld. Ik heb nog nooit een verzekering opgelicht. Ik behandel iedereen zoals ik zelf behandeld zou willen worden. Ik heb mijn kinderen zodanig opgevoed dat ze nooit op de PVV gaan stemmen, weet ik vrij zeker. Ik ben nu al negen zinnen met het woordje ‘ik’ begonnen en dat schuurt – ik ben Gordon niet. Ik ben opgegroeid met spreekwoorden en gezegden als ‘ledgheid is des duivels oorkussen’ en ‘van werken is nog nooit iemand doodgegaan’. Ik heb een bloedhekel aan mensen die problemen maken die er niet zijn. Van de als Black Panthers verklede beroepsactivisten die doen alsof Zwarte Piet het bewijs is van ‘wit’ racisme tot vrouwen die doen alsof elke Nederlandse man een verkrachter is, maar die wegkijken als kansenparels op scooters vrouwen voor ‘hoerrrrrr’ uitmaken, moslimmeisjes als tweederangsburgers worden grootgebracht of moeten trouwen met hun neef. Ben ik een gewone Nederlander? Ik ben dé gewone Nederlander. Iedereen moet achter de voordeur, binnen de grenzen van de wet, doen wat ie wil. Vrijheid, blijheid. Iedereen moet in het openbaar kunnen zeggen wat ie wil, hoezeer ik het er ook mee oneens ben of de teksten zelfs verderfelijk vind, er gaat níets boven de ultieme vrijheid van meningsuiting. Ik geef elke dag mijn mening op briefjevanjan.nl. Ik schrijf wat velen denken. Daarin ben ik dan weer geen gewone Nederlander; ík laat me door niemand de mond snoeren. Veel gewone Nederlanders wel. Laf? Murw gebeukt? In elk geval doodzonde!’
Saniye Calkin
‘Volgens het nieuwe regeerakkoord kan de normale, gewone Nederlander de toekomst vol vertrouwen tegemoet zien. Mijn vraag is: aan welke voorwaarden moet je voldoen om tot deze groep te behoren? Ik ben moeder, echtgenote, hier geboren en getogen, hoogopgeleid, bestuurder en directeur van een platform dat streeft naar verbinding in de samenleving. Het gebruik van het label normale of gewone Nederlanders staat die verbinding ernstig in de weg. Het is een term die mensen uitsluit en polariseert. Wijlen burgemeester Eberhard van der Laan verwoordde het zo mooi in zijn afscheidsbrief. ‘Zorg goed voor onze stad en voor elkaar’, schreef hij. Laten we de boodschap die Van der Laan zijn stadsgenoten meegaf al onze landgenoten meegeven. Laten we iedereen oproepen goed voor ons land en elkaar te zorgen, ongeacht waar wij of onze ouders vandaan komen, ons geloof of onze overtuigingen. Dat is de beste manier om mensen de kunst van het samenleven te leren en álle inwoners van dit land de toekomst met vertrouwen tegemoet te laten zien.’
Ewout Klei
‘De gewone Nederlander is een sociale constructie van het CDA. Een Nederlander is iemand met een Nederlands paspoort. Je bent geen betere Nederlander als je autochtoon bent of CDA-stemmer. Niettemin bestaat er wel zoiets als een gedeelde identiteit. En daarvoor is de Nederlandse geschiedenis belangrijk. Vrijheid en democratie zijn meer dan alleen abstracte waarden, maar moeten ook ingebed zijn in de geschiedenis, in een verhaal. Ofschoon Buma en de zijnen de Nederlandse identiteit ten onrechte koppelen aan het zingen van het Wilhelmus en de ‘joods-christelijke cultuur’, een kwalijke fictie die een belediging is voor de joodse gemeenschap in ons land, is het CDA-pleidooi voor meer aandacht voor de geschiedenis helemaal niet verkeerd. Als je samen een verhaal deelt voel je je ook meer verbonden met elkaar. Natuurlijk moet er ook aandacht zijn voor de zwarte bladzijden van dit verhaal, zoals de slavenhandel en de politionele acties, maar daar moet niet de exclusieve focus op liggen. Nederland is het land waar grote denkers als Spinoza en Bayle, helaas niet in alle vrijheid, maar wel in relatieve vrijheid, hun vernieuwende ideeën konden publiceren. Nederland is het land waar we voor de Franse Revolutie al experimenteerden met democratie. Laten we ophouden met navelstaren en kijken naar wat ons van elkaar scheidt, maar het hebben over onze gezamenlijke geschiedenis.’
Rajae el-Mouhandiz
‘De gewone Nederlander is een persoon die in Nederland woont, studeert, werkt of achter de geraniums zit. Wetten en de Grondwet leggen de spelregels uit zodat we allemaal weten wat onze rechten en plichten zijn. Gewoon betekent in het huidig politieke klimaat echter iets ongewoons; de kliek rondom Rutte III gebruikt semantiek op een dubbelzinnige manier om duidelijk te maken wie gewoon of ongewoon is. De keuze van het kabinet laat zien dat gewoon homogeen en conservatief betekent. Het gewoon van dit kabinet sluit uit op basis van gender, etniciteit en religie. Een woord als kwaliteit is minstens zo ergerlijk als gewoon, omdat het indirect aangeeft dat inclusie gebaseerd is op een perceptie van een homogeen ‘superieur’ verleden, niet op realisme waarin het besef is doordrongen van een koloniaal verleden. Het besef van een migratieverleden, een glazen plafond dat doorbroken is, een multicultureel heden en dus een toekomst waarin de emancipatie, inclusie, invloed en representatie van vrouwen en minderheidsgroepen vanzelfsprekend zouden moeten zijn. Het Wilhelmus in de hoofden van kindjes stampen, propaganda en dwang wakkeren geen gevoel van loyaliteit aan. Giftige achterkamerpolitiek heeft het Wilders-effect op liberale gewonerds als gevolg met zich mee gebracht, waarbij het gewoon is om venijnig te doen en het Nederland van nu te ontkennen. Bij hoge uitzondering wordt afgeweken van ‘gewoon’, dan mogen een paar vrouwen meedoen, al worden ze door hun collega’s en een gulzige Twitter-mob neergesabeld indien ze afwijken van een gedateerde homogene identiteit en de politieke voorkeuren van de gewone gewonerds.’
Erik de Vlieger
‘De gewone Nederlander lijkt het meest op een gewone Nederlander, de ongewone Nederlander lijkt veelal op een ongewone Nederlander. Wat het verschil is tussen deze twee? Eerlijk? Ik heb geen idee. Hoort een dubbel paspoort bij de gewone of ongewone Nederlander? Ook dat weet ik niet. Of iemand met een baan, is dat gewoon of ongewoon? Journalisten, sporters, wetenschappers, mensen met een uitkering, langdurig zieken en ambtenaren dan? Nou, zegt u het maar, gewoon of ongewoon? U voelt al waar ik op uitkom, nietwaar? Niemand weet eigenlijk wie de gewone Nederlander is. Vandaar dat ik altijd zo pissig word op politici die de term gewone Nederlander in de groep gooien. Het is een term ter misbruik om gekozen te worden. Ongewoon hè?’
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!