0.5 C
Amsterdam

Yassin Akouh beschrijft de koloniale geschiedenis van Marokko en de Rif

Ewout Klei
Ewout Klei
Journalist gespecialiseerd in politiek en geschiedenis.

Lees meer

De Vlaamse journalist Yassin Akouh onderzoekt in Koloniale Vloek de impact van kolonisatie op Marokko en de Rif. Met unieke bronnen en scherpe analyses onthult hij hoe de mislukte dekolonisatie leidt tot blijvende spanningen.

Yassin Akouh heeft een indrukwekkend boek geschreven over de koloniale geschiedenis van Marokko en de Rif, gebaseerd op primaire bronnen uit archieven in Parijs, Londen, Genève en privécollecties in Marokko. Koloniale Vloek: De relaties tussen de Marokkaanse staat en de Rif bevat unieke foto’s en exclusieve informatie en biedt een diepgaande analyse van de volgens hem mislukte dekolonisatie van Marokko in 1956 en de aanhoudende spanningen tussen de Marokkaanse staat en de Rif. Akouh sprak met talloze betrokkenen, waaronder nazaten van hoofdrolspelers, en biedt daarmee een levendig beeld van het historische en actuele conflict.

Yassin, de titel van je boek is ‘koloniale vloek’. Wat bedoel je hiermee?

‘De titel bedacht ik pas aan het einde van het schrijfproces. Mijn onderzoek richtte zich op de relatie tussen de Marokkaanse staat en de Rif. Tijdens het onderzoek werd het me duidelijk hoe groot de impact van de Frans-Spaanse kolonisatie van Marokko was op deze relatie. Deze ‘vloek’ is dat die verslechterde relatie nog steeds bestaat. Frankrijk had na 1956, de onafhankelijkheid van Marokko, nog steeds grote invloed in en op het land. Eind 1958 en begin 1959 kwamen de inwoners van de Rif in opstand omdat de dekolonisatie voor hen allesbehalve volledig was. De nieuwe ‘onafhankelijke’ macht verleende daarnaast, in hun ogen, onvoldoende steun aan het nog steeds bezette Algerije. De motieven voor hun opstand waren uiteenlopend: economisch, sociaal en politiek. Veel informatie over de opstand is moeilijk te vinden, omdat de Marokkaanse archieven gesloten zijn. We weten dat het Franse leger het Marokkaanse leger opleidde en technisch ondersteunde na de onafhankelijkheid. Mogelijk waren zelfs Franse piloten betrokken bij de onderdrukking van de opstand.’

Waarom bracht de onafhankelijkheid van Marokko in 1956 geen bevrijding voor de Rif?

‘Het bracht niet alleen geen bevrijding voor de Rif, maar voor Marokko als geheel. De Riffijnse leider Mohammed ben Abdelkrim al-Khattabi, of Moulay Muhand, beschouwde vanuit zijn ballingschap in Egypte de onafhankelijkheid van zowel Marokko als Tunesië als een schande, als een schijnonafhankelijkheid. Hoe kun je zeggen dat je onafhankelijk bent, terwijl de koloniale macht nog steeds, jaren na de onafhankelijkheid, haar leger in je land heeft gestationeerd? De Marokkaanse nationalist Allal al-Fassi, leider van de Istiqlal-partij (de onafhankelijkheidspartij, red.), maakte daarnaast een kaart van ‘Groot-Marokko’, waarin hij de grenzen van het historische Marokko vastlegde. De koninklijke familie ondersteunde dit idee. Daar hoorde de Spaanse Sahara, Mauritanië en een deel van Frans-Algerije bij. Als je kritisch naar dit idee kijkt, dan heeft de Marokkaanse monarchie, samen met de nationalisten, ingestemd met een onvolledige onafhankelijkheid van hun grondgebied.’

‘Abdelkrim groeide op in een tijd waarin er een einde kwam aan de glorieuze tijden van Marokko’

Waarom werd de Rif na de onafhankelijkheid door Marokko achtergesteld? Kwam dat omdat de Riffijnen Imazighen zijn en het koningshuis Arabisch is?

‘Het was geen etnisch conflict tussen Arabieren en Imazighen, maar een machtsstrijd. De nationalistische Istiqlal-partij had na de onafhankelijkheid de macht in Marokko. Haar leiders kwamen voornamelijk uit de grote steden van het voormalige Franse protectoraat zoals Rabat en Fez, en dus niet uit de Rif. De Riffijnen verzetten zich tegen Istiqlal, de opstand van 1958-1959 was in de eerste plaats tegen hen gericht. Het Koninklijke Paleis raakte uiteindelijk ook betrokken bij de opstand. Op 5 januari 1959 dreigde koning Mohammed V de Riffijnen dat ze moesten terugkeren naar rust, of anders zou er ingegrepen worden. Dat gebeurde uiteindelijk: het Marokkaanse leger beging verschillende criminele misdaden, en het hoofd van dit leger was kroonprins Hassan. In mijn ogen heeft de onderdrukking van de opstand geleid tot een echte breuk met de nieuwe Marokkaanse onafhankelijke macht.’

De opstand van 1958 was niet de eerste opstand in de Rif. Je schrijft uitgebreid over de Rifoorlog van 1921-1926 en de Riffijnse leider Mohammed ben Abdelkrim al-Khattabi. Wie was hij en wat is zijn erfenis?

‘Abdelkrim groeide op in een tijd waarin er een einde kwam aan de glorieuze tijden van Marokko. De invloed en koloniale ambities van Frankrijk en Spanje werden steeds duidelijker. Zijn vader wilde samenwerken met de Spanjaarden, omdat hij hoopte dat ze op gelijke voet zouden kunnen samenwerken. Spanje was echter niet geïnteresseerd in het belang van de Riffijnen. Het was helemaal geen protectoraat, zoals voorgesteld; de Riffijnen werden niet door hen beschermd, maar juist aangevallen en vernederd. Het was een hardvochtige koloniale bezetting.’

Knipsel uit Noordbrabantsche en ´s Hertogenbossche courant 31 december 1925

‘Abdelkrim leidde in 1921 een oorlog tegen Spanje. In 1925 breidde de oorlog zich uit naar het Franse protectoraat. Hij vocht daardoor tegen twee Europese grootmachten tot 1926, toen hij zich overgaf. De Fransen verbannen hem naar het Franse eiland La Réunion in de Indische Oceaan. In 1947 ontsnapte hij tijdens zijn overplaatsing naar Frankrijk naar Egypte en werd hij de éminence grise van het antikoloniale verzet. In Egypte zou hij naar verluidt zelfs de Argentijnse legende Che Guevara hebben ontmoet. Abdelkrim was kritisch over Marokko en Tunesië, die volgens hem geen echte onafhankelijkheid hadden bereikt. Zijn gedachtegoed blijft voortleven als symbool van verzet tegen kolonialisme en onrecht.’

Met wie zou je Abdelkrim het beste kunnen vergelijken? Willem van Oranje, de Oekraïense president Volodymyr Zelensky?

‘Tijdens de Rifoorlog noemden mensen Abdelkrim blijkbaar de ‘Riffijnse Napoleon’. Dit was vanwege zijn militaire successen, niet per se vanwege zijn politieke invloed. De Afro-Amerikaanse burgerrechtenactivist Marcus Garvey zag Abdelkrim als een Afrikaanse held, in islamitische wereld wordt hij als een grote islamitisch verzetsstrijder beschouwd.’

In 2016 kwamen de Riffijnen opnieuw in opstand, na de dood van visverkoper Mohsin Fikri. Waarom?

‘Zijn dood werd als onrechtvaardig gezien. Het was de druppel die de emmer deed overlopen. De bevolking wilde dat de Rif zich zou ontwikkelen en dat er meer respect en erkenning kwam voor hun strijd tegen de kolonisatie in de vorige eeuw. Activisten vielen daarbij het officiële nationalistische discours aan: in plaats van de nationale Marokkaanse vlag hieven ze de vlag van Abdelkrims verzetsbeweging, die dateert uit zijn oorlog tegen Spanje en Frankrijk. Ook veranderden ze de nationale slogan van ‘God, Vaderland en Koning’ naar ‘God, Vaderland en het Volk’. Daarmee bedoelden ze niet dat de Rif onafhankelijk moest worden, maar wel dat ze hun eigen strijd hadden en dat het gebied beter en eerlijker bestuurd moest worden.’

‘De Imazighen schreven in hun eigen taal, maar wel met het Arabische schrift’

De Hirak (Arabisch voor beweging, red) werd onderdrukt. Haar leiders, zoals Nasser Zefzafi, zitten nog steeds gevangen. Is de beweging mislukt?

‘Nee. De protesten hebben een hele generatie bewust gemaakt. Zefzafi en anderen zitten nog steeds in de gevangenis. Het dossier is dus nog niet afgesloten. Niet alle hoofdstukken van de geschiedenis zijn al geschreven. We weten niet wat de toekomst zal brengen.’

Toch lijkt de Marokkaanse staat toegeeflijker te zijn geworden richting de Riffijnen. Het Amazigh-nieuwjaar is nu een nationale feestdag, en Tamazight een officiële taal. Hoe zie jij dat?

‘Dat moet je breder zien. De Imazighen zijn over heel Marokko verspreid. De monarchie en de staat zijn niet per se anti-Amazigh: de miljardair en huidige premier van Marokko, Aziz Akhannouch, is zelf Amazigh. Voor hen maakt je etnische achtergrond niet veel uit, zolang je maar meewerkt met het systeem. Overigens heb ik wel mijn vraagtekens bij een al te onkritische omhelzing van de ‘Amazigh-cultuur’, op de manier waarop de Amazigh-beweging dat promoot. Het Tifinagh (het schrift van de Imazighen, red.) wordt bijvoorbeeld door hen gepromoot en ook wordt het openbaar steeds vaker gebruikt: op verkeersborden, overheidsinstanties en sociale media. In de Rif heb ik in ieder geval geen overtuigend bewijs gevonden dat zo’n schrift daar ooit gebruikt is. Ik ben een voorstander van wetenschappelijk onderzoek. Het Berbers kan bovendien perfect in het Arabisch schrift worden geschreven. Mijn vriend Amine Oulad Lmaroudia heeft tijdens zijn promotieonderzoek in de Bijzondere Collectie van de Universiteit van Leiden een islamitisch manuscript uit Zuid-Marokko gevonden dat in de Amazigh-taal is geschreven. Het is het levende bewijs dat de Imazighen werken schreven in hun eigen taal, maar wel met het Arabische schrift. Ik vrees dat we, als we zo doorgaan in Marokko, op weg zijn naar de creatie van een valse identiteit die ver afstaat van de werkelijkheid.’

Ten slotte, wat hoop je dat de lezers meenemen?

‘Dat de strijd voor rechtvaardigheid en waardigheid nog steeds doorgaat. Dat geschiedenis geen afgesloten hoofdstuk is, maar iets dat ons blijft vormen. En dat koloniale wonden tijd nodig hebben om te helen.’

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -