De naar Nederland gevluchte Syriër Ammar al-Hanafi heeft zijn familie achtergelaten in Oost-Ghouta. Hij kan zijn familie niet loslaten. ‘Mijn moeder zegt dat er twee opties zijn, namelijk ‘of we gaan jou weer zien of we gaan je broer weer zien’. Met de tweede optie bedoelt ze dat ze net als mijn broer doodgaan.’
Oost-Ghouta in Syrië wordt door de Verenigde Naties omschreven als de hel op aarde. Het gebied ging de afgelopen maanden gebukt onder bloedige aanvallen van het Syrische regime en bondgenoot Rusland. Volgens het Syrisch Observatorium voor de Mensenrechten zijn sinds het begin van het offensief al zeker zestienhonderd burgers omgekomen. Tienduizenden burgers zijn gevlucht uit Oost-Ghouta, vele anderen houden zich nog steeds schuil in het gebied, zoals de familie van Ammar al-Hanafi. De Kanttekening sprak hem en psychiater Aram Hasan. Hasan is oprichter van het CoTeam en verbonden aan Psychiaters Zonder Grenzen. Beide organisaties helpen vluchtelingen met het verwerken van oorlogstrauma’s.
Uitzichtloos
Het regime van president Bashar al-Assad heeft op dit moment ongeveer zeventig procent van Oost-Ghouta in handen. Het is een bloederig hoofdstuk in de langslepende oorlog in het land, die inmiddels al langer ruim zeven jaar duurt. Verschillende rebellengroepen zijn actief in het gebied, zoals het Vrije Syrische Leger, maar ook extremistische groepen, zoals het salafi-jihadistische Tahrir al-Sham, voorheen bekend als Jabhat al-Nusra Front en Jabhat Fateh al-Sham. Contra-terrorisme-experts beschouwen Tahrir al-Sham als de Syrische tak van de terroristische organisatie al-Qaeda. Tahrir al-Sham ontkent dat.
Hanafi ontvluchtte Syrië ruim vijf jaar geleden. Hij moest het leger in, maar wilde dat niet. Zich aansluiten bij een rebellengroep wilde hij ook niet. ‘De druk om dat wel te doen werd steeds groter, waardoor ik moest vluchten. Via Egypte kwam ik terecht in Nederland. Inmiddels volgt ik hier een hbo-studie, maar heel goed gaat dat niet, want mijn gedachten zijn voortdurend bij mijn familie in Oost-Ghouta. Wat daar gebeurt is verschrikkelijk. De waarde van de burgers in Oost-Ghouta daalt, ze zijn tweederangsburgers geworden, niemand helpt deze mensen’, vertelt Hanafi bedachtzaam. Hij benadrukt dat hij alle partijen die betrokken zijn bij de oorlog wantrouwt. ‘Zelfs hulporganisaties werken mee met de overheid. De mensen die er nog wonen verstoppen zich vooral op zolders. Hulporganisaties zeggen tegen de overheid om welke gebouwen het gaat en het leger valt ze dan aan. De burgers zijn omsingeld door het leger. Het zijn niet vooral de rebellen en de militairen die doodgaan, maar de burgers, want vooral zij worden getroffen door de luchtaanvallen. Assad is een dictator en doet wat hij wil. Er vallen dagelijks vele doden.’
Hanafi zegt dat hij wekelijks telefonisch contact heeft met zijn familie, maar dat dat soms moeizaam gaat vanwege de slechte verbinding. Hij roept de internationale gemeenschap op een eind te maken aan de oorlog. ‘Mijn droom is om bij te dragen aan de heropbouw van mijn land. Het bloedvergieten moet stoppen, maar de overheid en de Russen willen niet stoppen.’ Hij heeft kritiek op hoe sommige media berichten over Oost-Ghouta. ‘Wat ik hoor van mijn familie is afschuwelijk. Er is een groot tekort aan eten, drinken en medicijnen. Mensen slapen nauwelijks vanwege de luchtaanvallen. Als het even rustig is, dan gaan mensen naar buiten om eten te zoeken. Er is een organisatie die eten rondbrengt, maar dat is maar een klein beetje. De voedselprijzen zijn erg hoog en de meeste burgers hebben nauwelijks geld. Mensen verhongeren. Iedereen is depressief. Mensen worden onthoofd of op een andere manier doodgemaakt, zelfs vrouwen en kinderen, en vele vrouwen worden verkracht. Het is afschuwelijk. Er is geen uitzicht op een betere toekomst. Veel media maken daar geen of nauwelijks melding van.’ Hij zegt dat zijn familie weinig hoop heeft. ‘Mijn moeder zegt dat er twee opties zijn, namelijk ‘of we gaan jou weer zien of we gaan je broer weer zien’. Met de tweede optie bedoelt ze dat ze net als mijn broer doodgaan. Ze zijn moe van de oorlog, ze willen weer een normaal leven, met eten, drinkwater, een veilige omgeving en een thuis.’
Hanafi hoort van zijn familie sombere verhalen over het leven in Oost-Ghouta. ‘Mensen, zelfs jongeren, praten erover om zelfmoord te plegen, omdat de situatie écht uitzichtloos is. Anderen zeggen dat ze wachten op de dood, om rust te vinden. Ze zeggen dat ze nu geen rust hebben. Daardoor heb ik ook geen rust. Kinderen zeggen tegen hun ouders dat ze hopen dat ze sterven zodat ze eten krijgen in het hiernamaals, in het paradijs. Men viert zelfs geen verjaardagen meer, uit respect voor overleden familie of vrienden. Huwelijken worden ook niet meer voltrokken. Veel dingen die normaal zijn in het leven worden niet meer gedaan.’
Therapie
Hasan zegt dat hij zulke verhalen ook hoort, van zijn cliënten. Hasan werkt veel met vluchtelingen die een trauma hebben opgelopen. Ook mensen die Oost-Ghouta zijn ontvlucht zoeken zijn hulp. ‘Velen van hen zijn heel onrustig en overspannen en hebben veel behoefte aan ondersteuning. Velen hebben nog familie daar. Vooral de uitzichtloosheid treft deze mensen. Ze weten niet welke kant het opgaat in het gebied en wat er met hun familie gaat gebeuren. De berichtgeving klopt niet altijd en dat maakt het nog erger. Velen hebben last van de heftige beelden die ze gezien hebben, doordat ze de oorlog hebben meegemaakt, en het gevoel dat ze in de steek zijn gelaten door de wereld. De teleurstelling en boosheid is enorm.’ De boosheid richt zich volgens Hasan naast het regime en de rebellen, vaak ook op de ontvluchte familieleden. ‘Mensen hebben het gevoel dat alles is verloren en ze aan hun lot zijn overgelaten. Zorgen om de achtergebleven familie, de herinneringen en de rouw die steeds weer naar boven komen. Het gaat ook om identiteit, het verliezen van de geschiedenis. Ook dat houdt veel van mijn cliënten heel erg bezig, want Rusland, Iran en Assad zijn de boel aan het overnemen en daar wordt gezamenlijk om gerouwd.’ Het aantal aanmeldingen bij Psychiaters Zonder Grenzen is volgens Hasan zo groot dat de organisatie de werkdruk bijna niet meer aan kan.
Het zijn mensen als Hanafi die Hasan iedere dag tegenkomt en probeert te helpen. Hij legt uit dat al zijn cliënten een trauma hebben opgelopen, maar dat de ernst van de trauma’s varieert en niet iedereen post-traumatische stressstoornis ontwikkelt. ‘Vooral mensen die familie hebben in het gebied voelen zich machteloos, omdat ze hun familie niet kunnen helpen en ondersteunen. Omdat ze vanuit hier niets of weinig voor hun familie kunnen betekenen, is het schuldgevoel groot. Dat komt écht naar boven. Velen hebben moeite met loslaten en zijn dag en nacht bezig met de situatie in Syrië.’ Hoe helpt Hasan zijn cliënten? ‘Ik kijk samen met mijn cliënten realistisch naar de situatie. Wat kunnen ze doen, hebben ze alles gedaan, zulke zaken bespreken we. We kijken ook hoe deze mensen hier elkaar kunnen steunen. We proberen te doen wat we kunnen om deze mensen te helpen. Het schuldgevoel en de rouwverwerking zijn essentieel bij de behandeling.’ Hij legt uit dat het cruciaal is dat het verwerkingsproces van zijn cliënten geleidelijk gaat en zij zich op andere dingen dan de situatie in Syrië focussen. ‘Als alle emoties opeens naar boven komen kunnen mensen het zicht op hun situatie verliezen en last krijgen van concentratieproblemen of andere problemen die het dagelijks leven beïnvloeden. We stellen dagbestedingen op, bestaande uit bijvoorbeeld ontspanningsoefeningen, gesprekken en creatieve therapie, zodat onze cliënten hun gedachten kunnen verzetten. We proberen deze mensen te helpen het verleden te verwerken, te focussen op wat er hier gebeurt en hun plek te vinden. Dat werpt zijn vruchten af. We zien dat mensen echt steun voelen en weer op gang komen, maar dat geldt zeker niet voor iedereen.’
Richt Hanafi zich al wat meer op Nederland? Hij benadrukt dat hij zijn familie in Syrië niet los kan laten. ‘Ik wil weer samen zijn met mijn familie, ik wil mijn familieleden spreken, aanraken en geruststellen. Ik mis mijn familie enorm, als ze doodgaan, dan ga ik met hen mee.’
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!