2.5 C
Amsterdam

In Congo was bruut geweld de norm

Ewout Klei
Ewout Klei
Journalist gespecialiseerd in politiek en geschiedenis.

Lees meer

Historicus Zana Etambala beschrijft in zijn nieuwe boek Onderworpen, onderdrukt, geplunderd de bloedige verovering van Congo eind negentiende eeuw. ‘De kolonisering was een oorlog tegen de lokale bevolking.’

‘Mijn boek begint met Henry Morton Stanley, de beruchte ontdekkingsreiziger die in 1870 in dienst van de Belgische koning Leopold II Congo begon te koloniseren’, vertelt Etambala. De Congolees-Belgische historicus houdt zich al jaren bezig met de koloniale geschiedenis van Congo, onder andere als lid van de bijzondere commissie belast met het onderzoek naar het koloniale verleden van België.

Cover boek Zana Etambala

‘Stanley is een nieuw type explorator. Henri Livingstone was een vredelievende ontdekkingsreiziger, maar Stanley was een veroveraar.  Zijn ontdekkingsreis was in feite een militaire expeditie. Naast dragers – mannen die alle spullen moesten meedragen – had Stanley ook huurlingen in dienst. In zijn verslagen vertelt hij dat hij maar liefst 32 gevechten met de inheemse bewoners heeft geleverd langs de Congorivier, die allemaal door Stanley en zijn mannen werden gewonnen. Leopold II nam deze psychopaat in dienst. Met Stanley begon de verovering van Congo. Sindsdien waren alle expedities gewapend. Bruut geweld werd de norm in relaties met het Afrikaanse continent.’

Congo Vrijstaat

Congo heette van 1885 tot 1908 Congo Vrijstaat en was de privékolonie van de Belgische koning, onder wiens bewind er grote wreedheden plaatsvonden. In 1908 nam de Belgische staat de kolonie over en zou over Congo heersen tot 30 juni 1960.

Een cruciale rol bij de verovering en bezetting van Congo eind negentiende eeuw speelde de Force Publique, een huurlingenleger. De officieren waren wit en kwamen uit België, Italië en Scandinavië, terwijl de soldaten zwart waren en uit verschillende delen van Afrika kwamen. ‘De kolonisering van Afrika was een oorlog tegen de lokale bevolking.’

Zana Etambala woont bijna zijn hele leven lang in België, maar voelt zich diep verbonden met zijn geboorteland. Hij werd in 1955, toen Congo nog een Belgische kolonie was, geboren in Kinshasa, maar zijn familie kwam uit de Uele-streek. ‘Voor mijn boek ben ik in Congo geweest, ook in deze streek. Mensen die ik sprak vertelden verhalen over een opstand in het gebied, 125 jaar geleden. Het verhaal van die opstand – dat ook in de Belgische archieven is terug te vinden – is mondeling doorverteld, van generatie op generatie. De Force Publique vermoordde tijdens de strafexpeditie honderden mensen. De wapens van dit huurleger waren superieur aan die van de plaatselijke bevolking.’

Volgens de koloniale propaganda zouden de Belgen de Congolezen hebben bevrijd en werden de kolonisatoren met open armen ontvangen

‘Het ging om de verovering en de bezetting van het gebied, niet om een beschavingsmissie. Maar om de verovering te rechtvaardigen werd er op lokale gebruiken gewezen die de westerlingen barbaars vonden, zoals kannibalisme – dat inderdaad bestond in Congo – en slavernij. Volgens de koloniale propaganda zouden de Belgen de Congolezen hebben bevrijd en werden de kolonisatoren met open armen ontvangen. Maar dat is natuurlijk onzin. Mijn studie heeft als doel om een aantal clichés te doorprikken. De Europese dominantie is gebaseerd op onderwerping en onderdrukking. Zo simpel is het.’

Handelsmaatschappijen

Etambala onderzocht ook enkele handelsmaatschappijen die enorme winsten konden boeken in Congo. Een van deze koloniale bedrijven was de Société Anversoise du Commerce au Congo (De Antwerpse Handelsmaatschappij in Congo, ook wel de Anversoise genoemd). Het bedrijf werd in 1892 opgericht en beschikte in Congo Vrijstaat over zeven miljoen hectare concessiegebied – een gebied waarvan de volledige uitoefening van soevereiniteitsrechten is overgedragen aan een partij. De aandeelhouders werden schatrijk, dankzij al het rubber en ivoor dat door de Anversoise uit Congo werd verscheept. Etambala: ‘De handelsmaatschappijen hadden het recht om gewapende mensen in dienst te nemen, die de lokale bevolking dwongen om rubber te verbouwen. Er was minder tijd voor het verbouwen van de eigen landbouwgrond. De aanwezigheid van huurlingen leidde tot terreur, moord en hongersnood.’

Dodelijke slaapziekte

En dan was er de dodelijke slaapziekte, die vele, vele slachtoffers maakte, en wordt overgebracht door de tseetseevlieg.  Afrika kampte al veel langer met deze ziekte, maar de kolonisering van Congo verergerde de ziekte door de toegenomen mobiliteit. Soldaten en andere reizigers die van het ene naar het andere gebied trokken, namen de ziekte mee. ‘Er waren nauwelijks dokters om de slachtoffers te helpen. De dokters in dienst van de Force Publique waren er niet voor de lokale bevolking, maar voor het leger. In 1908, als de Congo Vrijstaat – het privédomein van koning Leopold II – door de Belgische staat wordt overgenomen, zijn er in heel Congo slechts drie ziekenhuizen. Er was tot die tijd nooit geïnvesteerd in de gezondheid van de bevolking. Alle aandacht ging uit naar de rubberproductie. Zelfs toen de epidemie vele slachtoffers maakte, bleven de koloniale autoriteiten rubbertax eisen. Katholieke missionarissen waren hier kritisch over, maar protesteerden niet bij de koloniale autoriteiten omdat ze loyaal aan Leopold wilden blijven.’

nog steeds zijn er in België veel mensen – ook historici – die het koloniale verleden verheerlijken

Etambala is blij dat het historisch perspectief nu aan het verschuiven is. Het begon met de kritische publicaties van Daniel Groenenwegen in de jaren tachtig, maar zijn kritiek op het Belgische kolonialisme werd niet gewaardeerd. ‘Dit heeft zijn carrière helaas ook bemoeilijkt.’  Maar nog steeds zijn er in België veel mensen – ook historici – die het koloniale verleden verheerlijken. ‘In de Belgische commissie die onderzoek deed naar het koloniale verleden zat ook een commissielid, die sprak over het rechtssysteem in Congo Vrijstaat. Maar er was helemaal geen recht. Rechteloosheid was troef. Zwarte mensen waren niet gelijk aan witte mensen. Werd een wit persoon door een zwart persoon vermoord, dan kreeg de dader zonder meer de doodstraf: de kogel of de galg. Maar gebeurde het omgekeerde, dan ging de dader de gevangenis in en kwam hij naar verloop van tijd vrij.’

Aanvankelijk was Congo geen officiële kolonie maar, zoals gezegd, als ‘Congo Vrijstaat’ het privédomein van de koning. Tot 1908, toen Congo een kolonie van België werd, was er geen parlementaire controle op Congo. De koning en zijn vrienden konden er ongestraft hun gang gaan. Wel betaalde het Belgische leger de officieren van de Force Publique. De Belgische belastingbetaler betaalde dus mee aan de privéonderneming van Leopold II.

Congolezen met geamputeerde handen
(Beeld: Wikimedia Commons)

Volgens schattingen woonden er in 1880 twintig miljoen mensen. Als gevolg van oorlog, dwangarbeid, martelingen (het afhakken van handen), honger en ziekten is het aantal inwoners in de daaropvolgende dertig jaar met tussen de vijf en tien miljoen mensen gedaald. ‘Betrouwbare cijfers ontbreken’, zeg Etambala, ‘omdat er toen geen volkstellingen werden gehouden.’ Missionarissen, die van dorp tot dorp trokken om de lokale bevolking te kerstenen, schreven dat vele Congolezen waren bezweken als gevolg van de dodelijke slaapziekte. En uit de dagboeken van officieren van de Force Publique bleek dat vele Congolezen stierven als gevolg van het oorlogsgeweld. ‘Deze bronnen geven een beeld van de menselijke tragedie, van het geweld. Maar we kunnen vanwege het ontbreken van veel cijfers onmogelijk schatten hoeveel Congolezen er zijn omgekomen door de ziekte, en hoeveel door oorlogsgeweld.’

Roofkunst

Dan is er nog de kwestie van roofkunst. In het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika in Tervuren wordt veel kunst tentoongesteld, die door Belgische kolonisatoren geroofd is uit Congo. De Belgische expeditieleiders zagen het toentertijd anders. De Congolezen zouden hen al die giften ‘vrijwillig’ hebben gegeven. Maar dat was geen wonder, vertelt Etambala. ‘Ze waren doodsbenauwd, dat ze anders vermoord zouden worden.’ De historicus vindt het schandalig dat Congolezen helemaal naar Tervuren in België moeten, het land van hun voormalige kolonisator, om hun eigen ‘etnografische patrimonium’ te mogen zien. ‘Ik schat dat als tachtig procent van het Vlaamse culturele erfgoed in het buitenland ligt, Vlaamse nationalisten ook eisen dat dit teruggeven moet worden. In Tervuren liggen objecten die gemaakt zijn door Congolezen, niet door Belgen. Het gaat niet alleen om objecten die worden tentoongesteld, in de kelders ligt nog veel meer materiaal opgeslagen. Het is krankzinnig.’ Wel vindt Etambala dat Congo een museale cultuur moet ontwikkelen, net als bijvoorbeeld Indonesië, en de objecten ook goed kan tentoonstellen en preserveren. ‘Dat is nu helaas nog niet het geval in Congo.’

Het moet gaan om excuses aan de Congolezen, niet aan de Congolese staat

Ten slotte: excuses voor het koloniale verleden? Etambala vindt excuses goed, maar ze moeten aan het Congoleze volk worden aangeboden, niet aan het regime. ‘De corrupte leiders van Congo zijn geen democraten. Zij buiten het volk uit, op een manier zoals Leopold II dat 150 jaar geleden deed. De huidige Congoleze machthebbers zien de Belgische excuses en het bezoek van het Belgische koninklijke paar, ten onrechte, als een erkenning van hun macht, hun prestige. Daarom moet België voorzichtig zijn. Het moet gaan om excuses aan de Congolezen, niet aan de Congolese staat.’

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -