Aan de Keti Koti Tafel in Capelle aan den IJssel gingen bezoekers vrijdag met elkaar in gesprek over de slavernij en de doorwerking daarvan in het heden.
Rond 1 juli, de dag waarop de afschaffing van de slavernij wordt herdacht, zijn er overal in het land herdenkingen en vieringen. Keti Koti, gebroken ketenen, is uitgegroeid tot een moment van bezinning en ontmoeting. Een bekend initiatief daarbij is de Keti Koti Tafel: samen eten en in gesprek gaan met mensen van verschillende achtergronden. Ook in de Grote Bibliotheek van Capelle aan den IJssel vindt zo’n tafel plaats. Een van de deelnemers daar is Iris, die vertelt over haar reis naar Suriname.
‘Ik wist van de slavernijgeschiedenis helemaal niets. Daarom ben ik me erin gaan verdiepen’, zegt ze. ‘Ik las bijvoorbeeld dat Surinaamse mensen vaak verhalen doorgeven aan volgende generaties, in tegenstelling tot mensen uit Nederlands-Indië. Maar toen ik dat in Suriname ter sprake bracht, werd het niet goed ontvangen. Een Nederlandse vrouw van Surinaamse afkomst, begon zelfs te huilen. Later spraken we erover. Ze zei dat ze dacht dat ze het verleden had verwerkt, maar dat bleek niet zo te zijn.’
Na haar verhaal nemen de aanwezigen dertig seconden de tijd om stil te staan bij wat hen het meest raakt. Daarna mag een ander zijn of haar verhaal delen.
‘Ze dacht dat ze het verleden had verwerkt, maar dat bleek niet zo te zijn’
Een van de aanwezigen zegt geraakt te zijn door Iris’ inzet om meer te begrijpen, en door haar reis naar Suriname. ‘Niet veel mensen doen dat.’ Iemand anders merkte op dat oudere generaties uit Nederlands-Indië vaak zwijgen, maar dat jongeren juist vragen gaan stellen. ‘Zij willen wéten.’ Een Surinaams spreekwoord zegt: ‘We moeten de stenen uit het verleden oprapen, anders blijven onze (klein)kinderen erover struikelen.’

Vaste spelregels
De dialoog aan tafel kent vaste spelregels. Ook over de tafelschikking is goed nagedacht: witte en niet-witte deelnemers zitten tegenover elkaar. Aan de hand van drie vragen voeren ze het gesprek. Tijdens de eerste ronde reageert de ene persoon op een stelling, terwijl de ander alleen luistert, zonder te reageren, zelfs niet non-verbaal.
‘Voor iemand met ADHD is dat bijna niet te doen’, grapt een deelnemer. De opmerking zorgt voor een lach, maar velen herkennen hoe lastig het is om je gezicht neutraal te houden als je iets hoort dat je raakt of juist schaamte oproept.

De eerste stelling luidt: deel een ervaring waarin je werd beoordeeld op een vooroordeel of stereotype, of waarin je discriminatie ervaarde.
Een deelnemer vertelt: ‘Het was 2003. Ik werkte in het sociaal domein en had een opdracht in Wageningen. Een collega zag me staan en zei: ‘U staat aan de verkeerde kant van de gang. Een bijstandsuitkering moet u dáár aanvragen.’ Toen ik vertelde dat ik daar kwam werken, bood ze direct haar excuses aan. Ze schaamde zich. Maar ik moest het wel incasseren.’
‘Een bijstandsuitkering moet u dáár aanvragen’
Ze geeft nog een voorbeeld: ‘Ik had iemand telefonisch gesproken en we zouden elkaar ontmoeten in de hal. Toen ze me zag, zei ze dat ze iemand anders aan de telefoon had gehad. Iemand die goed Nederlands sprak.’
Haar Nederlands is foutloos. Gelukkig ziet ze ook verandering. ‘Mensen zijn zich nu meer bewust van hoe ze communiceren. Zeker bij gemeenten is er een inclusievere blik gekomen. Sinds die ervaring heb ik zoiets niet meer meegemaakt.’
In Suriname voelt ze zich tegelijkertijd thuis én een beetje buitenstaander, omdat ze in Nederland is geboren.
Praten was verboden op de plantage
Het Surinaamse zangkoor Fei Yeye, wat ‘vrije geest’ betekent, treedt op. Gekleed in traditionele kleding brengen de zangeressen liederen die diep raken.
Zingen had tijdens de slavernij een bijzondere betekenis: praten was verboden op de plantage, zingen mocht nog wél. Je mocht je kind niet groeten, maar wél voor hem of haar zingen.
Een van de liederen, A boro goron, vertelt het verhaal van een vrouw op de plantage die zó veel huilde dat het een gat in haar hart sloeg. Niemand vroeg hoe het met haar ging. De liederen roepen niet alleen emoties op, maar zetten ook gesprekken in gang. Bijvoorbeeld over hoe er in veel Surinaamse gezinnen luid wordt gesproken of op een commandotoon. Die manier van spreken vindt zijn oorsprong in de slavernij, waar bevelen op de plantage de norm waren.
Andere vragen gingen over burgermoed: Wanneer durfde je je uit te spreken tegen discriminatie of stereotypen? En wat heb je nodig om dat vaker te doen?
‘Het helpt enorm als anderen je steunen’
Een deelnemer vertelt over een situatie waarin een witte man zich discriminerend uitliet tegenover biculturele kinderen. ‘Dat mag je nooit doen’, vond ze, maar ze durfde niets te zeggen.
Veel mensen herkennen die worsteling: je wílt iets zeggen, maar je bent bang voor de gevolgen. ‘Hoe spreek je iemand aan?’ Iemand zegt eerlijk: ‘Ik durf geen groepje aan te spreken.’
De conclusie? Het helpt enorm als anderen je steunen als je iets zegt. Maar er wordt ook gewezen op het bredere probleem. ‘We missen politieke steun. Mensen die discrimineren, voelen zich juist gesterkt. Ik voel me níet gesteund.’ ‘Stem niet op racistische partijen’, zegt iemand.

De avond werd afgesloten met een maaltijd die begon met pindasoep, gevolgd door heri heri, een gerecht met onder andere zoete aardappel (napie), kousenband en bakkeljauw. Het is een gerecht dat stamt uit de slavernij, en daarmee een passende afsluiting.
Peggy Bouva en Maartje Duin
Ook aanwezig zijn Peggy Bouva en Maartje Duin, makers van de podcast De plantage van mijn voorouders. Maartje ontdekte dat een voorouder van haar mede-eigenaar was van een suikerplantage. Haar moeder dacht dat dit familielid niets wist van het slavernijverleden, maar in het Nationaal Archief vond Maartje een notarieel document over compensatie na de afschaffing van de slavernij, met haar handtekening eronder.
Peggy Bouva ging in 2009 op zoek naar haar achtergrond. Dat is niet zo eenvoudig als het klinkt. ‘Portugal begon met de slavernij. Later volgden Spanje, Engeland, Frankrijk, Zeeland en daarna Holland. Mensen werden geroofd en ontvoerd. Nadat ze gedwongen aan boord van schepen waren gegaan die hen naar gebieden brachten waar ze dwangarbeid moesten verrichten, verloren ze hun identiteit. Ze werden een nummer. Namen werden niet genoteerd, maar bijvoorbeeld het missen van een ledemaat of een oog wel.’
Maartje ontdekte dat Peggy een nazaat is van iemand die werkte op de plantage waarvan een deel in het bezit was van haar familie. Ze nam contact op om te vragen of Peggy haar wilde ontmoeten. ‘Ik was vreselijk zenuwachtig voor die eerste ontmoeting, maar dat bleek niet nodig. Peggy stelde voor om samen naar Suriname te gaan. Dat heeft onze families dichter bij elkaar gebracht.’
De kracht van de Keti Koti Tafels is duidelijk: ze brengen mensen samen. Niet voor niets verschijnen ze op steeds meer plekken in het land. Dit jaar zelfs op Schiphol.
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!