10.7 C
Amsterdam

Geef je oorlogstrauma wel of niet door aan je kinderen?

Majorie van Leijen
Majorie van Leijen
Journalist en Midden-Oostendeskundige

Lees meer

Trauma beleven omdat je ouders of grootouders een trauma hebben meegemaakt. Intergenerationeel trauma heet dat – en er zijn mensen die dat ervaren. Toch is er geen consensus over dit fenomeen in de wetenschap. ‘Tweede en derde generaties zijn hooguit gevoeliger voor nieuw trauma’, zegt onderzoeker Marinus van IJzendoorn.

In 1973 werd ARQ Centrum45 opgericht. Een gespecialiseerd centrum voor psychotrauma, gericht op mensen die de Tweede Wereldoorlog hadden meegemaakt. Maar al snel kwamen hier ook andere getraumatiseerde groepen terecht. Uit Nederlands-Indië, mensen die door hun beroep getroffen worden door traumatische ervaringen zoals politie en veteranen, of mensen die recent naar Nederland gekomen zijn en gevlucht zijn voor oorlog en vervolging in hun land van herkomst, vertelt Simone de la Rie.

Ze is klinisch psycholoog en psychotherapeut bij het centrum. Ze werkt met vluchtelingen en Holocaustoverlevenden, maar ook met mensen van de naoorlogse generatie. ‘Dus dat is de tweede generatie van mensen die de Tweede Wereldoorlog hebben overleefd. Wat bleek, is dat ook de kinderen van deze oorlogsslachtoffers soms klachten en problemen hebben. Toen is er bij ons ook aandacht gekomen voor intergenerationeel trauma.

‘Dan gaan ze bijvoorbeeld dromen over dat wat hun ouders hebben meegemaakt, terwijl ze het zelf niet hebben meegemaakt’

‘Mensen die getraumatiseerd zijn kunnen door hun klachten en problemen heel erg in beslag genomen worden en niet zo beschikbaar zijn voor hun kinderen. Het kan zijn dat mensen heel veel vertellen over hun verleden, of juist alles verzwijgen en dat kinderen eigenlijk niet zo goed weten wat er nou aan de hand is. Soms heeft een kind het gevoel dat hij voor de ouder moet zorgen’, legt de psycholoog uit.

Deze kinderen kunnen op hun beurt weer eigen klachten ontwikkelen. ‘Soms vinden ze het moeilijk om zichzelf te ontwikkelen, om een eigen stem te hebben of voor zichzelf om te komen. Omdat ze geconfronteerd worden met het leed van hun ouders, lopen ze later in hun leven vast. Dan krijgen ze problemen met hun zelfbeeld, of hebben angstgevoelens of stemmingsklachten. Maar het komt ook voor dat kinderen intrusies krijgen van de ervaringen van hun ouders. Dan gaan ze bijvoorbeeld dromen over dat wat hun ouders hebben meegemaakt, terwijl ze het zelf niet hebben meegemaakt.’

Verschillende uitkomsten

De la Rie ontvangt regelmatig cliënten die met dit soort gevoelens worstelen. Maar dat is logisch, zegt ze, want het centrum is gespecialiseerd in traumabehandeling. Ze maakt dan ook een belangrijke kanttekening. ‘Over het algemeen hebben de meeste mensen uit deze tweede generatie niet te maken met dit soort klachten en problemen. Ondanks het feit dat hun ouders te maken hebben gehad met trauma, kunnen ze goed functioneren.’

Het is dan ook lastig om vast te stellen hoe vaak intergenerationeel trauma voorkomt. In het westen is er is relatief veel onderzoek gedaan naar intergenerationeel trauma als gevolg van de Holocaust, maar onderzoekers komen met verschillende conclusies.

Een van die onderzoekers is Marinus van IJzendoorn. De afgelopen dertig jaar voerde hij, samen met anderen, een reeks empirische en meta-analytische onderzoeken uit naar Holocausttraumatisering en de impact ervan op de eerste, tweede en derde generatie. Hoewel hij de persoonlijke gevoelens van slachtoffers allerminst ontkent, concludeerde hij dat intergenerationele overdracht van Holocausttrauma eigenlijk nauwelijks voorkomt.

‘Als je kijkt naar alle data die je hierover kunt vinden, en dat zijn rond 2010 al meer dan 70 studies en bijna 13.000 participanten, dan zie je dat ernstig trauma door de Holocaust voor de eerste generatie wel geldt, zelfs een half eeuw later, maar voor de tweede generatie niet, tenzij deze mensen zelf een nieuw trauma hebben ervaren. De tweede generatie is na de Holocaust geboren. Bij hen zie je dat ze iets kwetsbaarder zijn voor nieuwe traumatische ervaringen. Mensen die daarmee niet te maken krijgen, zullen niet lijden onder de ervaringen van hun ouders of grootouders die in of voor de Holocaust zijn geboren’, aldus de onderzoeker.

Deze conclusie trokken hij en zijn collega-onderzoekers ook op basis van eigen onderzoek, waarbij ze twee groepen met elkaar vergeleken: een groep met grootouders die als kind de Holocaust hadden overleefd en naar het Britse Mandaat Palestina emigreerden, en een groep waarvan de grootouders vlak voor de Holocaust vanuit Oost-Europa naar datzelfde gebied waren geemigreerd. De nadruk van het onderzoek lag op de gehechtheid tussen die grootouders, hun kinderen (nu ouders) en (derde generatie) kleinkinderen. Maar verschil in gehechtheid was er niet, en grootouders leken hun kinderen meestal  niet te hebben belast met hun Holocaust trauma, concludeerden de onderzoekers.

‘Daarin is een aantal mensen het met mij eens, maar ook een aantal niet, want die voelen zich miskend in hun lijden. Dat is een lastig uit te leggen probleem. Mensen kampen met allerlei psychische problemen en die kunnen worden toegekend aan een bepaalde oorzaak. Voor een individu kan dat een plausibele oorzaak zijn, en ook een terechte oorzaak. Maar wij zagen over de gehele groep wat anders in het onderzoek. Omdat we niet alleen naar eigen onderzoek wilden kijken, deden we een serie  meta-analyses naar eerste, tweede en derde generatie trauma en gehechtheid. Dit betekent dat je allerlei onderzoeken naar hetzelfde fenomeen met elkaar vergelijkt en hier een algemene, meest waarschijnlijke conclusie uit trekt. Uit sommige onderzoeken bleek wel sprake te zijn van intergenerationeel trauma, uit andere weer niet. Meestal ging het om kwalitatief slechter onderzoek wanneer er wel sprake bleek van trauma over meerdere generaties’, aldus Van IJzendoorn.

‘Ze hebben het gevoel dat ze het hier goed moeten doen, omdat hun ouders hierheen zijn gevlucht’

‘Er zijn inderdaad wisselende cijfers van studies die hiernaar gedaan zijn’, zegt de la Rie. ‘Wij zijn natuurlijk een gespecialiseerde instelling, dus de mensen die bij ons komen hebben daar duidelijk last van. Als je de studies op een rij zet die intergenerationeel trauma hebben onderzocht zie je vooral dat kinderen klachten ontwikkelen als zij ouders hadden die last hadden van hun traumatische ervaringen, en PTSS of andere psychische klachten hebben ontwikkeld. Als de ouders traumatische ervaringen mee hebben gemaakt, maar zij hebben geen klachten ontwikkeld, zie je minder intergenerationele overdracht. Wij richten ons vooral op de mensen die deze problemen ervaren.’

Bij ARQ Centrum45 zijn dat inmiddels ook kinderen van vluchtelingen in Nederland. Bij kinderen van eerste generatie vluchtelingen zien we vergelijkbare problemen opspelen: ze zijn heel erg zorgzaam naar hun ouders toe, hebben moeite om goed voor zichzelf op te komen en hebben soms angsten en stemmingsklachten Ze leggen vaak ook de lat hoog: ze hebben het gevoel dat ze het hier goed moeten doen, omdat hun ouders hierheen zijn gevlucht. Ze doen niet gewoon hun best, maar moeten voor hun gevoel slagen. Voor hen is het belangrijk om te werken aan hun zelfbeeld en het interpersoonlijk functioneren. Of we werken met groepstherapie, met anderen van de tweede generatie.’

Oekraïne en Palestina, trauma’s in de maak

Ook Van IJzendoorn heeft oog voor de huidige conflicten. Hoewel hij vele jaren heeft gewijd aan Holocausttrauma, ligt zijn focus nu op Oekraïne, waar nieuwe trauma’s in de maak zijn. Volgens hem biedt Holocaustonderzoek zinvolle lessen voor de huidige conflicten in de wereld.

‘Mijn zorg gaat vooral uit naar de allerjongsten die nu opgroeien in de oorlog. Zij hebben voor de oorlog kort of geen regulier gezinsleven meegemaakt, zij hebben relatief weinig normale gehechtheidsrelaties kunnen opbouwen. Juist gehechtheid is zo belangrijk, want die biedt mogelijk bescherming tegen het effect van trauma. Adolescenten en jongvolwassenen hebben misschien toch wat langere vooroorlogse perioden met een relatief normaal gezinsleven meegemaakt en zijn daardoor minder kwetsbaar, bleek uit ons Holocaustonderzoek.’

Daar komt bij dat er in deze oorlogen veel kinderen zijn die geen ouders meer hebben. Kinderen groeien op als jongvolwassenen, werken op jonge leeftijd en er is niemand die zich over hen ontfermt. ‘In arme landen komen wezen vaak in weeshuizen terecht. Maar ook Oekraïne kent een lange traditie van weeshuizen. Dat zijn ze nu aan het afbouwen, om het te vervangen door pleegzorg en andere vormen van gezinsopvoeding. Dus niet in instituties, in residentiele zorg maar in een gezin waar gehechtheidsrelaties gevormd kunnen worden’, legt hij uit.

‘Soms is het simpelweg onbegrijpelijk wat er is gebeurd en hoe ongelooflijk wreed mensen naar elkaar kunnen zijn’

Hetzelfde hoopt hij voor de Palestijnen, waarbij het aantal wezen waarschijnlijk nog veel hoger ligt en de kans op trauma groot is. ‘Hier moet echt beleid op gevoerd worden’, zegt hij. ‘Bovendien geloof ik op grond van het Holocaustonderzoek in een tweestatenoplossing. Bij de overlevenden van de Holocaust heeft het opbouwen van een eigen staat een beschermende rol gehad, omdat het motiveerde om niet achteruit maar vooruit te kijken en om aan een gemeenschappelijk doel te werken. Hierdoor was er simpelweg minder tijd om vast te blijven zitten in negatieve gevoelens uit het verleden. Dit is misschien niet zo’n populaire mening, maar ik geloof – en zo ook psycholoog Viktor Frankl – niet dat het altijd goed is om achteruit te kijken.

‘Soms is trauma gewoon te groot en ‘onmenselijk’ om een plek te kunnen geven. Soms is het simpelweg onbegrijpelijk wat er is gebeurd en hoe ongelooflijk wreed mensen naar elkaar kunnen zijn. Als het trauma en de herinnering zo massief zijn, kunnen we onze blik beter proberen vooruit richten.’

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -