De NSB van Anton Mussert was niet de eerste uiterst rechtse partij die in de Tweede Kamer belandde. Die twijfelachtige eer gaat naar het Verbond voor Nationaal Herstel. Historicus Meine Henk Klijnsma schreef over deze vergeten partij in de schemerzone tussen extreemrechts en fatsoenlijk rechts een boeiende studie.
Wat voor partij was het in 1933 opgerichte Verbond voor Nationaal Herstel (VNH) eigenlijk? ‘Het was een partij die van twee walletjes probeerde te eten’, vertelt Klijnsma. ‘Aan de ene kant probeerde het Verbond in te spelen op de onvrede bij veel rechtse kiezers, terwijl de partij aan de andere kant salonfähig hoopte te blijven voor de rechtse burgerlijke partijen. Je kunt deze positie vergelijken met de plek die JA21 en BBB nu innemen in het politieke bestel.’
Klijnsma schreef zijn boek Deftig rechts in het gedrang niet uit ideologische affiniteit. ‘Verre van dat zelfs. Het was intellectuele nieuwsgierigheid en ook fascinatie voor een wereld die niet meer bestaat. Het Verbond voor Nationaal Herstel was de wereld van ‘deftig rechts’: hoge militairen, koloniale ondernemers en hun netwerken. Mijn interesse in deze wereld is ook een beetje een guilty pleasure. Ik kijk ook graag naar de programma’s van Jort Kelder, waarin hij typische vertegenwoordigers van oud geld ontmoet.’
Maar belangrijker dan deze sociologische fascinatie is de actuele betekenis van deze studie. ‘Wat moeten wij vinden van partijen die bewegen tussen fatsoenlijk rechts en extreemrechts? Wat doe je, als fatsoenlijk midden, tegenover partijen in de schaduwzone?’
Een partij in de schaduwzone
Voor het VNH was haar plek in de schaduwzone het raison d’être, legt Klijnsma uit. ‘Het Verbond bewoog zich slim in deze zone. Aan de ene kant profiteerde de partij van de onvrede over de parlementaire democratie en rechtsstaat, terwijl ze aan de andere kant behoorde tot het establishment en een fatsoenlijk imago koesterde. Maar het werd in de loop van de jaren dertig steeds lastiger om fatsoenlijk te blijven omdat extreemrechts extremer werd en antinationaler, meer pro-Duits.’
‘Bij mainstream rechts ontstond het inzicht dat nazi-Duitsland een gevaar was voor het voortbestaan van Nederland. De confessionele partijen ARP en CHU waren aanvankelijk niet tegen de nazi’s, maar dat veranderde in de loop van de jaren dertig. De weerzin tegen de NSB groeide, die steeds meer pro-Duits en steeds antisemitischer werd. Het Verbond voor Nationaal Herstel wilde niet voor of tegen nazi-Duitsland kiezen. De lakmoesproef kwam op 10 mei 1940. En toen bleek dat de aanhang alle kanten uitging. Een deel collaboreerde met de Duitsers, een deel ging in het verzet en een deel wachtte af, net als de meeste Nederlanders, totdat de storm overdreef.’
‘Alles waar conservatieven voor stonden – het gezag, de koloniën, het leger en de marine – was in gevaar’
Het Verbond voor Nationaal Herstel werd begin 1933 opgericht, vlak na de muiterij op het oorlogsschip De Zeven Provinciën. ‘Dit was een belangrijk moment voor conservatief Nederland’, zegt Meine Henk Klijnsma. ‘De muiterij was een opstand tegen het gezag, vond plaats in de koloniën, onder marinepersoneel dat geïnspireerd was door rode revolutionaire ideeën. Alles waar conservatieven voor stonden – het gezag, de koloniën, het leger en de marine – was in gevaar. Het vertrouwen in de democratie was ernstig geschaad. Veel conservatieven twijfelden niet alleen aan de werking van de democratie, maar aan het systeem zelf. Het VNH leverde fundamentele democratiekritiek en wilde niet alleen de Communistische Partij Holland hard aanpakken met een beroepsverbod, maar ook de sociaaldemocratische SDAP.’

Het VNH-ideaal was een bundeling van alle nationaal-conservatieve krachten. De in 1931 opgerichte, maar op dat moment nog piepkleine NSB van Anton Mussert moest ook meedoen, evenals de Nationale Unie. Dat mislukte. De Nationale Unie was geen partij maar een denktank, geleid door de conservatieve intellectueel F.C. Gerretson. Hij kwam uit de rechtervleugel van de CHU, was bevriend met de latere premier Hendrikus Colijn en noemde zich in de jaren dertig een tijdlang fascist. Gerretson wees parlementaire democratie af en pleitte voor een autoritair koningschap. Zijn ideeën sloten aan bij het Verbond voor Nationaal Herstel, maar vanwege zijn lastige karakter en dat van zijn compagnon Groeninx van Zoelen traden zij niet toe tot de club, al deden veel andere leden dat wel.
Blauwe Boekje
Drijvende kracht achter het Verbond voor Nationaal Herstel was Horace van Gybland Oosterhoff, een goede bekende van Gerretson. Ze kenden elkaar van de CHU en van de koloniale faculteit aan de Universiteit Utrecht. Van Gybland Oosterhoff opereerde het liefst achter de schermen als organisator. Hij wilde in 1933 geen lijsttrekker worden. Dat werd de 80-jarige generaal buiten dienst C.J. Snijders, wiens lijsttrekkerschap alleen voor de show was omdat hij niet van plan was om in de Tweede Kamer te gaan zitten. Dat werd de nummer twee op de lijst, William Westerman. Hij had uitgesproken fascistische sympathieën.
‘Nogal wat partijleden voelden zich aangetrokken tot het fascisme’
‘Het Verbond voor Nationaal Herstel had drie vleugels’, aldus Klijnsma. ‘Een fascistische vleugel, een liberaal-conservatieve vleugel en een middengroep. De meeste VNH’ers behoorden tot die middengroep, waaronder Van Gybland Oosterhoff. Maar nogal wat partijleden voelden zich aangetrokken tot het fascisme en belandden uiteindelijk – voor korte of langere tijd – bij de NSB.’
Onlangs ontdekte Klijnsma dat Oosterhoff een verre bloedverwant van hem is. ‘Zijn betovergrootvader was de broer van mijn betbetovergrootmoeder.’ Oosterhoff stamt uit het Nederlandse patriciaat, een soort pseudoadel die bestaat uit families van oudsher betrokken bij bestuur, ambtenarij en het bedrijfsleven. Vaak zijn ze voornaam, soms deels officieel tot adel verheven door koningen Willem I, II of III, en soms niet. Deze families worden vermeld in het zogeheten Blauwe Boekje, een genealogisch naslagwerk waarvan de redactie streng toetst wie erin komt. De criteria zijn inmiddels sterk geformaliseerd. Soms kunnen families ook weer uit het boekje worden geschrapt.

De familie Oosterhoff haalde het boekje wél. ‘Zijn vader was arts bij het KNIL en de familie kende diverse notarissen. Oosterhoff voegde het prefix (voorvoegsel) Van Gybland toe aan de naam, wat bijdroeg aan het beeld van een deftige familie. In de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw was het bovendien eenvoudiger om opgenomen te worden, zeker als men vermogend was. Rijkdom en oud geld openden toen veel deuren.’
‘Colijn verdient meer waardering’
In zijn boek komt Klijnsma met een herwaardering voor Hendrikus Colijn, de conservatieve antirevolutionaire minister-president die verantwoordelijk was voor het harde bezuinigingsbeleid. ‘Colijn wordt vandaag de dag vaak onderschat, maar zijn rol in het stabiliseren van de Nederlandse democratie in de jaren dertig verdient meer waardering. In een tijd van wereldwijde economische crisis en opkomend fascisme wist hij een aanzienlijk deel van de maatschappelijke onvrede te kanaliseren.’
Dat het Verbond voor Nationaal Herstel maar één zetel wist te behalen en niet meer, was mede te danken aan Colijn, die ook de steun kreeg van Gerretson. ‘Buiten de kring van trouwe ARP-stemmers wist Colijn juist kiezers van andere rechtse snit aan zich te binden. Het was een doorbraak die de radicalisering naar extreemrechts wist af te remmen. In 1937 werd zijn positie verder versterkt doordat ook meer liberalen hem steunden. Colijn was, in zekere zin, de spil in een gematigd nationaal-conservatief blok dat extreemrechts op afstand wist te houden.’

Maar wat onderscheidde Colijn-kiezers van de aanhang van het Verbond voor Nationaal Herstel? ‘In sociologisch en ideologisch opzicht wellicht niet zo veel’, zegt Klijnsma. ‘Het verschil zat vooral in de organisatie: de VNH-campagne was chaotisch en de lijsttrekker wilde niet de Kamer in.’
Cordon sanitaire
De overheidsreactie op extreemrechts in de jaren dertig was streng. De NSB werd via ambtenaren- en uniformverboden gemarginaliseerd. NSB’ers waren niet welkom bij Defensie, de katholieke kerk vaardigde een mandement tegen de beweging uit, en ook de Gereformeerde Synode verbood leden zich bij de NSB aan te sluiten. Dankzij figuren als Colijn wist centrumrechts een strak cordon sanitaire te handhaven tegen de NSB. ‘Dat is een groot verschil met vandaag: centrumrechtse partijen als VVD en CDA zijn er niet in geslaagd dat cordon te behouden, zoals bleek uit de samenwerking met de LPF in 2002 en met Geert Wilders in 2010 en 2023. Er is bovendien geen hedendaagse equivalent van Colijn. VVD-leider Dilan Yesilgöz is te opportunistisch, CDA-voorman Henri Bontenbal wordt als te links ervaren.’
‘De NSB werd via ambtenaren- en uniformverboden gemarginaliseerd’
Tegen het Verbond voor Nationaal Herstel werd er geen cordon sanitaire opgeworpen. ‘De partij was Nederlandser dan de NSB, die steeds openlijker met nazi-Duitsland sympathiseerde. Daarom was het Verbond in de ogen van centrumrechts niet echt fout. Voor de SDAP was er echter geen principieel verschil tussen NSB en VNH, hoewel ook de sociaaldemocraten doorhadden dat het VNH deftiger en gematigder was.’
Nationale eer
Het Verbond voor Nationaal Herstel was erg pro-kolonialistisch en had goede banden met de Vaderlandsche Club, een Indische partij voor witte kolonialen die in de Volksraad in het huidige Indonesië vertegenwoordigd was. Met de Deutschnationale Volkspartei had het VNH geen banden, ook omdat de DNVP in 1933 werd verboden door Adolf Hitler, net als alle andere partijen behalve zijn eigen NSDAP.
Klijnsma ziet de nationaal-conservatieve DNVP als een ideologisch verwante partij van het Verbond. ‘Ook bij de DNVP speelden militaire en monarchistische nostalgie een grote rol. In Duitsland organiseerden ontwortelde oud-soldaten zich in Vrijkorpsen die een belangrijke rol speelden in het neerslaan van linkse opstanden. In Nederland ontstond rond dezelfde tijd de Bijzondere Vrijwillige Landstorm, een paramilitaire organisatie die werd ingezet tegen de vermeende revolutionaire dreiging van de socialisten. Deze beweging verdween na 1918 niet van het toneel. Ze ging deels op in burgerwachten en andere conservatieve netwerken.’
‘Niet pro-democratisch, maar wel sterk anti-Duits’
Een opmerkelijk figuur uit die wereld was generaal Willem Roëll. ‘Oorspronkelijk lid van de confessionele CHU, werd hij later een sleutelfiguur in het conservatieve verzet tegen het nationaalsocialisme’, vervolgt Klijnsma. ‘In mei 1940, direct na de Nederlandse capitulatie, werd hij op straat aangesproken door een tramconducteur die zei: ‘Generaal, u hoeft maar een kik te geven en wij staan paraat.’ Dit illustreert het nationalistische maar antinazistische milieu waarin Roëll opereerde. Niet pro-democratisch, maar wel sterk anti-Duits. Deze mannen voelden zich in hun nationale eer geschonden.’
De politieke erfgenamen
De erfenis van het nationaal-conservatisme loopt in Nederland van het VNH via kleine naoorlogse partijtjes als de Katholiek Nationale Partij, het Gereformeerd Politiek Verbond, tot de rechtervleugels van de grote confessionele partijen KVP en CHU, en de VVD. ‘Deze partijen waren niet per se antidemocratisch, maar koesterden wel een heimwee naar nationale grootsheid, orde en gezag.’
Belangrijk is daarnaast het Nationaal Comité Handhaving Rijkseenheid, dat zich in de jaren 1946-1950 fel verzette tegen de dekolonisatie van Indonesië. Een van de initiatiefnemers van dit comité was W.K.H. Feuilletau de Bruyn, een oud-VNH’er. Hij was ook de drijvende kracht achter de Onafhankelijke Nationale Groep (ONG) en haar opvolger het Jong Conservatief Verbond, die nooit in de Tweede Kamer zouden worden verkozen. Een andere voormalige VNH’er die een eigen partij oprichtte was de kleurrijke conservatief Louis Rudolph Jules van Rappard, burgemeester van Gorinchem. Hij deed in 1971 tevergeefs mee aan de Tweede Kamerverkiezingen met de Liberale Staatspartij, vernoemd naar de vooroorlogse voorloper van de VVD. ‘Van Rappard was niet welkom bij de VVD. Partijleider P.J. Oud, niet de meest progressieve politicus, vond hem een halve fascist.’
Baudet en Eerdmans
En wie zijn nu de erfgenamen van het Verbond voor Nationaal Herstel? ‘Thierry Baudet en het Forum voor Democratie in zijn begintijd kunnen worden gezien als een herleving van de nationaal-conservatieve traditie. Voor zijn beruchte ‘boreale’ toespraak was Baudet nog een representant van gematigd, intellectueel rechts. Met zijn Latijnse teksten en piano probeerde Baudet zich ook een deftig imago aan te meten. Ook Joost Eerdmans van JA21 probeert dit.’
‘Ironisch genoeg is ‘deftigheid’ nu sterker vertegenwoordigd op links’
Deftig rechts lijkt te zijn uitgestorven, concludeert Klijnsma. ‘Jort Kelder probeert het nog, maar hij is een roepende in de woestijn. In de VVD en CDA zijn, zeker na het overlijden van Frits Bolkestein, deze figuren zeldzaam geworden. Ironisch genoeg is ‘deftigheid’ nu sterker vertegenwoordigd op links, denk aan D66 en GroenLinks, waar figuren als Kajsa Ollongren en Laurens Jan Brinkhorst uit oude elites komen. Vroeger was het rechts dat de hogere klasse aantrok, tegenwoordig zijn het de progressieve partijen. Klassieke VVD-bolwerken als de Vogelwijk in Den Haag stemmen nu D66 en GroenLinks. En in het Haagse Duindorp scoorde Nationaal Herstel in de jaren dertig het slechtst, maar daar haalt juist de PVV tegenwoordig torenhoge scores. Ondertussen zijn de oude forensengemeenten, waar de NSB ooit populair was, tegenwoordig bastions van progressieve keurigheid.’
De toon van nu is heel anders dan de toon van toen, besluit Klijnsma. ‘JA21 probeert fatsoenlijk te zijn, maar lijkt daar niet zo goed in te slagen. BBB, een partij die zich ook in de schemerzone tussen rechts en extreemrechts begeeft, heeft zulke pretenties niet. Deze partij staat dan ook in een andere traditie, die van boze boeren en burgers als Pierre Poujade en Hendrik Koekoek van de Boerenpartij. Deftig rechts bestaat niet meer. We hebben nu te maken met heftig rechts.’
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!