19.5 C
Amsterdam

Raad van State: minister mag in schrijnende gevallen wel asiel verlenen

Lees meer

De minister van Asiel en Migratie kan wel degelijk de hand over het hart strijken voor afgewezen asielzoekers. De veronderstelling dat deze bevoegdheid niet meer bestaat, is onjuist, oordeelt de Raad van State.

De hoogste bestuursrechter kwam gisteren tot deze uitspraak in een zaak van een Iraakse man, wiens asielaanvraag was afgewezen. Hij deed een beroep op de mogelijkheid van de minister om in te springen in schrijnende gevallen.

De vraag of een minister een uitzondering kan maken voor schrijnende gevallen werd vorige zomer een publieke discussie. Aanleiding was de zaak van de Nederlands-Armeense jongen Mikael, die op dat moment twaalf jaar oud was. Hij woonde al heel zijn leven in Nederland en was nooit in Armenië geweest. Toch moest hij van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) ’terug’ naar zijn moederland. Zijn advocaat deed een beroep op het geweten van minister Faber, maar zij wees dat van de hand. Volgens haar had ze niet de bevoegdheid om een uitzondering af te dwingen.

De Raad van State concludeert nu in een nieuwe zaak dat dit niet het geval is. Er is in 2019 inderdaad een politiek besluit geweest dat erop gericht was om deze bevoegdheid in te perken. Daarmee werd het Vreemdelingenbesluit aangepast, maar niet de Vreemdelingenwet. Deze staat boven het Vreemdelingenbesluit, en daarmee is de minister nog steeds bevoegd om over schrijnende gevallen een beslissing te nemen, als hij of zij hierom wordt gevraagd. Hiervoor is wel een nieuwe aanvraag nodig.

Of dit nu betekent dat schrijnende gevallen deze uitzondering zullen krijgen, hangt af van de minister. De Iraakse man zal in ieder geval een nieuwe aanvraag indienen. Mikael kreeg in april dit jaar opnieuw van de IND te horen dat zijn aanvraag werd afgewezen. De advocaat zei toen naar andere manieren te zullen kijken.

- Advertentie -