Christenen vieren met Kerstmis de geboorte van Jezus, in de nacht van 24 op 25 december. In de Koran wordt dit verhaal ook verteld, maar dan gaat het net iets anders.
Volgens de Bijbel krijgt Maria, een jonge vrouw, op een onverwacht moment bezoek. In haar huis hoort zij plots een stem die haar geruststelt en haar vertelt dat zij door God is uitverkozen. Wanneer zij opkijkt, ziet zij de engel Gabriël voor zich staan, gekleed in een stralend wit gewaad.
De engel zegt dat Maria niet bang hoeft te zijn en brengt haar een bijzondere boodschap van God: zij zal een zoon krijgen en hem de naam Jezus geven. Deze zoon zal later een grote koning worden, net als David, en zijn heerschappij zal nooit eindigen.
Maria begrijpt dit niet meteen en vraagt hoe dat mogelijk is, omdat zij nog niet getrouwd is. De engel legt uit dat God zelf voor dit kind zal zorgen. Daarom zal het geen gewoon kind zijn, maar een heilig kind dat Gods Zoon genoemd zal worden.
Enige tijd later vertrekken Maria en Jozef, met wie ze pas gehuwd is, naar Bethlehem, de stad waar hun familie vandaan komt. Zij moeten zich daar laten registreren, omdat de keizer wil weten hoeveel mensen er in zijn rijk wonen. De reis is lang en vermoeiend. Wanneer zij aankomen, is het al laat en blijkt er nergens plaats om te overnachten. Uiteindelijk vinden zij onderdak in een lege stal.
In die nacht wordt Jezus geboren. Omdat er niets anders is, leggen zij hem in een kribbe, een voederbak voor dieren, en wikkelen hem in doeken. Niet ver daarvandaan waken herders over hun schapen. Opeens worden zij omringd door een fel licht en verschijnt er een engel. Hij vertelt hun het goede nieuws: Jezus, de Heer, is geboren, en zegt waar zij hem kunnen vinden.
Daarna verschijnen er duizenden engelen aan de hemel, die een prachtig lied zingen. Wanneer de stilte terugkeert, gaan de herders meteen op weg naar Bethlehem. Zij vinden het kind in de kribbe en knielen eerbiedig voor hem.
Wanneer de bevalling begint, leunt zij uitgeput tegen een palmboom
Ook in de Koran speelt Maria, daar Maryam genoemd, een centrale rol. In de soera Maryam verschijnt de engel Gabriël aan haar in de gedaante van een perfecte man. Hij vertelt dat hij door God is gestuurd en brengt haar het bericht dat zij een zoon zal krijgen. Verbaasd en geschrokken vraagt Maryam hoe dat mogelijk is, omdat zij nooit met een man is geweest en altijd een zuiver leven heeft geleid.
Na deze boodschap raakt Maryam zwanger van het kindje dat Isa zal heten. Zij trekt zich terug op een eenzame plek, ver weg van andere mensen. Wanneer de bevalling begint, leunt zij uitgeput tegen een palmboom. In haar wanhoop wenst zij dat zij vergeten zou worden. Op dat moment hoort zij een stem die haar troost en moed inspreekt en haar verzekert dat Allah voor haar zal zorgen: ‘Wees niet bedroefd. Allah heeft bij je voeten een beekje laten ontstaan. Schud aan de stam van de palmboom, dan zullen er verse, rijpe dadels op je neervallen.’
Isa spreekt al bij zijn geboorte. Daarmee beschermt hij zijn moeder Maryam tegen boze tongen en valse beschuldigingen. Hij spreekt de vredesgroet over zichzelf uit en zegt:
‘Vrede zij met mij op de dag dat ik werd geboren,
op de dag dat ik zal sterven
en op de dag dat ik weer tot leven zal worden gewekt.’
De nadruk in de twee verhalen verschilt: de Bijbel richt zich vooral op de geboorte van Jezus, de Koran meer op Maryam, haar beproeving en haar vertrouwen in God. Maar ook los van geloof kunnen deze verhalen je raken, door hun ouderdom en de troost die generaties erin vonden. Het beeld van een moeder en een kind blijft herkenbaar. Merry Christmas!
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!

