De jaarlijkse bedevaart (hadj) is veel islamitische pelgrims dit jaar noodlottig geworden. Het dodental is opgelopen tot meer dan duizend volgens een nieuwe telling van de Franse nieuwsdienst AFP. De oorzaak is in veel gevallen de extreme hitte. In Saoedi-Arabië is het momenteel boven de 50 graden.
Het dodental wordt door de Saoedische autoriteiten sinds begin deze week niet meer meegedeeld. Zo meldt de Arabische nieuwssiteMiddle East Eye.
Een ruime meerderheid van de doden zijn Egyptenaren (658 pelgrims), die bijna allemaal op eigen houtje meededen aan de hadj. Zij kwamen Saoedi-Arabië binnen met werkvisums, waardoor ze ook niet van kostbare hadj-voorzieningen konden profiteren.
Verder zijn er 60 mensen uit Jordanië en 35 Tunesiërs omgekomen. Ook bedevaartgangers uit Indonesië, Iran en Senegal zijn gestorven.
Slechts tien procent van de Nederlanders kan goed uitleggen wat Keti Koti precies inhoudt, aldus een onderzoek van Omroep ZWART onder 504 respondenten. Daarom ontwikkelde de omroep de ‘Keti Koti Route’ en lesmateriaal om de kennis van het Nederlandse slavernijverleden onder scholieren te vergroten.
Keti Koti betekent ‘ketenen verbroken’. Op 1 juli 1863 schafte Nederland de slavernij in Suriname en Caribisch Nederland af. Inmiddels heeft de Nederlandse regering excuses aangeboden voor het slavernijverleden en komt er een Nationaal Slavernijmuseum in Amsterdam, dat naar verwachting in 2030 de deuren zal openen.
Omroep ZWART werkt ondertussen aan het vergroten van bewustwording over slavernij. De omroep heeft daarom ‘de ontbrekende bladzijde’ gelanceerd. ‘We willen van Keti Koti een nationale feestdag maken, maar wel een feestdag waarbij de inhoud centraal staat’, zegt Akwasi Ansah van Omroep ZWART. ‘De ontbrekende bladzijde dient als instrument voor docenten om dit onderwerp op een laagdrempelige manier te bespreken in de klas. Het bevat basisinformatie over Keti Koti, zoals de juiste uitspraak van de naam, de historische context en de betekenis van de herdenking en viering.’
Daarnaast heeft de omroep ook de zogenoemde Keti Koti Route in het leven geroepen, in samenwerking met het Cultuurfonds. De Keti Koti Route is een digitaal platform dat een overzicht biedt van alle evenementen, activiteiten en exposities gerelateerd aan Keti Koti in Nederland, Suriname en Caribisch Nederland. Omroep ZWART beoogt hiermee een breder publiek te bereiken, ook die mensen die eerder meenden dat Keti Koti niet hun kopje thee was.
Omroep ZWART viert Keti Koti op 1 juli met een uitgebreide uitzending op NPO2, die om 20:30 uur aanvangt. De presentatie is in handen van Giovanca Ostiana en Veronica van Hoogdalem en laat Keti Koti-vieringen over het hele land zien, van Amsterdam tot Middelburg.
Komende zondag presenteert schrijfster Shanti Singh haar nieuwe boek Na de komma – Hindostanen en de erfenis van het kolonialisme. Het is haar persoonlijke pleidooi voor meer erkenning en zichtbaarheid van het Hindostaanse verhaal in Nederland.
Nederland heeft de laatste jaren uitgebreid stilgestaan bij de slavernij in Suriname, maar het verhaal van de Hindostaanse contractarbeiders verdient ook aandacht en erkenning, betoogt Singh. Op 5 juni 1873 kwam het eerste schip met contractarbeiders uit Brits-Indië aan in Suriname.
In haar boek wil Singh laten zien hoe de koloniale mentaliteit toen standhield, en hoe dat voor de Hindostanen in Nederland tot op de dag van vandaag nog doorwerkt. Daarbij wil ze vooral ook licht werpen op de helden, verzetsstrijders, pioniers en feministen van deze geschiedenis.
De feestelijke boekpresentatie vindt op zondag 23 juni plaats in Theater Zuidplein in Rotterdam om 16:00 uur.
Twee weken geleden bezocht ik op een meerdaagse trip met de motor Verdun. Dat is een vrij kleine stad in Noord-Frankrijk – het formaat van Enkhuizen, meer niet – aan de Maas, die misschien als geen andere stad de tragiek van de Europese geschiedenis belichaamt.
Met twee belangrijke jaartallen is de naam van de stad verbonden: met 843 en 1916. Er bestaat een zekere samenhang tussen die twee, en je zou een geschiedenis van Europa kunnen schrijven met als titel ‘Europa van Verdun tot Verdun’.
In het jaar 843 werd in Verdun het Frankische Rijk van Karel de Grote onder diens drie kleinzonen verdeeld. Sterk versimpeld gesteld: uit die driedeling van 843 is het huidige stelsel van Europese staten met zijn eeuwenlange onderlinge conflicten voortgekomen. Het middelste deelrijk verdween, weliswaar snel opgedeeld tussen de beide anderen, maar uit die beide anderen ontstond gaandeweg wat wij nu als ‘Frankrijk’ en ‘Duitsland’ betitelen.
De tegenstelling tussen de over die beide gebieden heersende dynastieën vormt een rode draad door de Europese geschiedenis. Zij zou door het nationalisme in de negentiende eeuw van een strijd tussen vorsten in een strijd tussen volkeren ontaarden, die haar climax tijdens de Eerste Wereldoorlog bereikte. En wel in 1916, in de meest bloedige slag aan het westfront in die vier jaar: de Slag bij Verdun.
Graf in Verdun van een islamitische soldaat. Beeld: Thomas von der Dunk
Die slag, die alles bijeen tien maanden duurde en Duitsers noch Fransen enige wezenlijke terreinwinst opleverde, kostte in totaal aan ruim 300.000 soldaten het leven. Zij resulteerde in een half miljoen gewonden, velen zwaar verminkt voor de rest van hun leven. Aan het moordende tempo waarin dat alleen al op die ene plek gebeurde kunnen ook de huidige bloedbaden in Oekraïne en Gaza nog niet tippen.
De meest indrukwekkende lieux-de-memoire die aan deze slag herinnert, bevindt zich niet in Verdun zelf, maar op een hevig bevochten heuveltop tien kilometer ten oosten van de Maas: op de plek van het toen weggevaagde dorpje Douaumont. Ik ken geen oorlogskerkhof dat een verpletterender indruk achterlaat dan dit – het is voor de Eerste Wereldoorlog wat Auschwitz is voor de Tweede.
Woorden schieten hier tekort – en dat geldt daarmee ook juist voor die uitdrukking zelf, die door te routineus gebruik afgesleten is. 15.000 oorlogsgraven – dat is evenveel als de hele huidige bevolking van Verdun – telt het, rij na rij na rij. Bovenaan de eindeloze velden verrijst het Ossuarium, het door een toren bekroonde knekelhuis, met de resten van 130.000 ongeïdentificeerde soldaten: dat is een stad als Leiden.
In de tijd van Karel de Grote waren Europese conflicten inderdaad nog intern-Europese conflicten. Het was de tijd waarin Europa zichzelf begon te definiëren als ‘christelijk’, in contrast met de islamitische Arabieren die de zuidoever van de Middellandse Zee veroverd hadden.
De Eerste Wereldoorlog, de climax van deze Europese conflicten, was daarentegen tevens een mondiale oorlog. Ook in Verdun. Het hoort tot de zaken die je als historicus ergens wel weet, maar je je niet altijd voldoende realiseert, en waarmee je juist in Douaumont wordt geconfronteerd. Het Franse leger telde ook talloze islamitische soldaten uit de Franse koloniën. Maar liefst 28.000 zijn er gesneuveld – meegezogen in een vijandschap waar zij part noch deel aan hadden.
Beeld: Thomas von der Dunk
Zij hebben een groot eigen veld gekregen, waarvan de grafstenen in een andere richting dan de kruisen zijn geplaatst. In dat opzicht zijn, als vanzelfsprekend, de religieuze gevoelens van alle gesneuvelden in gelijke mate gerespecteerd. In 2006 hebben zij vlakbij ook op initiatief van de Conseil Français du Culte Musulman een eigen monument gekregen.
Wie de huidige electoraal bekroonde onverdraagzaamheid in Europa ziet, moet helaas betwijfelen of dat allemaal ook nu nog zo vanzelfsprekend zou zijn. In Engeland is net met groot misbaar gereageerd op het feit dat de regering geld heeft uitgetrokken voor een monument voor in beide Wereldoorlogen gesneuvelde moslims. ‘Maak monumenten voor ónze mensen’, aldus de boze reactie uit rechterhoek.
‘Onze mensen’: Britse moslims horen daar kennelijk niet bij, ook al werden zij als niet-Europese soldaten gedwongen mee te vechten in een Europees conflict. Zo diep zijn we intussen al gezonken dat een dergelijke opvatting ook vast kan rekenen op de instemming van een aantal ministers van het slag Marjolein Faber in het komende kabinet.
Chinese autoriteiten veranderen op systematische wijze dorpsnamen in Xinjiang, de regio waar veel Oeigoeren wonen. De dorpen gaan verder onder een nieuwe naam die de ideologie van de communistische partij weerspiegelt. Dat staat in een nieuw rapport van Human Rights Watch.
Volgens de mensenrechtenorganisatie gaat het om minstens 630 dorpen waarvan de naam om culturele en religieuze redenen is gewijzigd. De nieuwe naam van de Oeigoerse dorpen luidt opvallend vaak naar Chinese benamingen voor ‘Geluk’, ‘Eenheid’ of ‘Harmonie’.
‘De Chinese autoriteiten hebben honderden kleurrijke namen veranderd in namen die binnen de Chinese propaganda passen’, zegt Maya Wang, programmadirecteur bij Human Rights Watch. ‘Dit lijkt in lijn met het Chinese beleid om de Oeigoerse cultuur en religie uit te wissen.’
Human Rights Watch heeft voor dit rapport de namen van dorpen in de West-Chinese provincie Xinjiang tussen 2009 en 2023 bestudeerd. In die periode hebben 3600 van in totaal 25.000 dorpen in Xinjiang een naamsverandering ondergaan. De meeste veranderingen lijken onschuldig, meldt Human Rights Watch, maar van 630 is wel vast te stellen dat het een doelbewuste verandering van culturele aard betreft. Denk aan islamitische woorden als hoca en imam, en historische Oeigoerse figuren die worden vervangen met Chinese propaganda.
De islamitische Oeigoeren vormen een minderheid in China en worden zwaar onderdrukt. Er zouden bijna twee miljoen mensen vastzitten in concentratiekampen, waar ze onder andere worden ‘gedeïslamiseerd’, aldus de Engelse omroep BBC.
Na de Tweede Wereldoorlog trokken veel Joodse migranten illegaal naar Palestina. De Britten wisten veel van hen tegen te houden op weg naar het ‘beloofde land’. Emile Pimentel en tienduizenden anderen werden voor enige tijd vastgehouden op Cyprus, waar de Britse kolonisator detentiekampen had neergezet.
In de eerste jaren na de oorlog emigreerden honderdduizenden Joden naar Palestina. Poolse Joden, op de vlucht voor de pogroms in hun land, maar ook Joden uit ons land die zich in het naoorlogse Nederland niet thuis voelden en Zion beschouwden als het Beloofde Land. Palestina, op dat moment een Brits mandaatgebied, zat niet op al die gelukszoekers te wachten omdat dit tot grote onrust onder de Palestijnse bevolking zou leiden. Joodse migranten die werden onderschept werden in detentiekampen ondergebracht. Eerst in Palestina zelf, daarna ook op het eiland Cyprus waar tienduizenden Joden werden vastgehouden.
Over de vluchtelingenkampen op Cyprus zijn onlangs enkele Engelstalige studies verschenen. Nu is er ook een Nederlandstalig boek, met uniek bronmateriaal. Het land achter de zee van literatuurwetenschappers Frans Blom en Vivian Beekman gaat over de Joodse Amsterdammer Emile Pimentel, die twee jaar op Cyprus gevangen zat en zijn ervaringen heeft vastgelegd in brieven, proza en poëzie. Zijn papieren bleven in Tel Aviv, totdat zijn nabestaanden dertig jaar na Emiles overlijden het archief openden. Toen pas kwamen ze erachter – dankzij een kennis die een beetje Nederlands sprak – wat voor een historische en literaire schat ze al die jaren hadden bewaard. Het archief is nu naar Amsterdam overgebracht.
Al dit literaire materiaal had Emile nooit uitgegeven, want deze romantische dromer was een schrijver zonder publiek. Zijn egodocumenten bieden een geheel eigen kijk op het Joodse leven in Nederland en de zionistische beweging aan de vooravond van de Duitse inval; de bezetting en het leven als onderduiker; het Joodse leven na de oorlog; migratie naar Palestina; het leven in een vluchtelingenkamp op Cyprus en hoe Nederlandse Joden hun eerste jaren in de jonge staat Israël beleefden.
De Kanttekening spreekt met Frans Blom en Vivian Beekman over hun bijzondere historische en literaire studie, die vanwege de vluchtelingencrisis en het Palestijns-Israëlische conflict ontzettend actueel is.
Het boek is verschenen op een bijzonder moment: er woedt een oorlog in Gaza.
Vivian Beekman: ‘Tijdens het schrijven was Palestina nog niet zo in het nieuws als nu. Toen de maatschappelijke discussie na 7 oktober aanwakkerde, hebben we wel getwijfeld of we het boek op dat moment wilden uitbrengen – of nog even moesten wachten. Er bestond het risico dat ons verhaal op verkeerde wijze in het maatschappelijke debat gesleept zou worden, wat volgens ons geen recht doet aan het boek. Het is een historisch verhaal, dat juist nu relevant is om de achterliggende gebeurtenissen van de huidige situatie te begrijpen.’
Het boek gaat ook over zionisme. Wat verstond Emile Pimentel hieronder?
Frans Blom: ‘We lieten het boek lezen aan Emiles nakomelingen, zijn kleinkinderen. Zij wonen in Israël, ze schrokken ervan dat hun grootvader een zionist was geweest. Dat begrip heeft nu, voor veel mensen, een hele radicale betekenis. Dat was destijds, toen Emile ermee in aanraking kwam, heel anders. We lazen dit in Emiles werk en wetenschappelijke studies. En dat hebben we met Emiles kleinzoon besproken.’
‘Emile was geen extremist. Hij zag zionisme op een humanistische manier, dat je jezelf als Jood wil ontwikkelen, dat je in een vrij land een vrij mens kunt zijn. Het was geen politiek zionisme, maar het ging om humaniteit.’
Frans Blom en Vivian Beekman. Beeld: Chris van Houts
De meeste Joden in Nederland waren voor de Tweede Wereldoorlog juist heel kritisch over het zionisme. Waarom werd Emile zionist?
Vivian Beekman: ‘Emile kwam niet uit een zionistische familie. Hij kwam met het zionisme in aanraking dankzij drie Joodse jongens uit Polen, die zijn beste vrienden werden. Zij waren via Duitsland naar Nederland gevlucht. Een zeloot was Emile niet. Hij deed dingen die onder veel zionisten not done waren, zoals het aangaan van een relatie met een niet-Joodse vrouw. Daarnaast werd Emile beïnvloed door het humanistische zionisme van Lion Nordheim, voor de oorlog voorzitter van de Joodse Jeugd Federatie. Emile koppelde Nordheims ideeën aan zijn eigen ideeën over literatuur. Hij maakte van zionisme een persoonlijke overtuiging.’
Frans Blom: ‘De drie vrienden, die alle drie Sieg heetten, waardeerden Emile vanwege zijn kennis van de literatuur. Ze vonden alle vier Joodse autonomie en geestelijke autonomie belangrijk, maar kwamen bij deze ideeën uit via verschillende wegen. De drie Siegs via het Joodse denken, Emile via de literatuur, onder andere de Nederlandse schrijvers Adriaan Roland Holst en Arthur van Schendel.’
Reisden na de oorlog veel Joden naar Palestina? En hoe moeilijk was het om daar te komen?
Frans Blom: ‘Voor de oorlog hadden de vier vrienden al het idee om naar Palestina te reizen. Daar kwam niets van terecht, vanwege het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Ze moesten onderduiken, maar overleefden alle vier de oorlog. Na de oorlog kwamen ze elkaar weer tegen op de Joodse Jeugd Federatie. Nordheim was er niet meer bij, hij was vlak voor de bevrijding door de Duitse bezetter geëxecuteerd. Onder de overlevenden was er een sterk besef: velen zijn omgekomen, daarom moeten we naar Palestina om iets nieuws op te bouwen. Dit was vooral iets voor de jongeren. De ouderen die de oorlog hadden overleefd bleven achter.’
‘Zestig procent van de kampbewoners kwam uit de Duitse concentratiekampen’
Vivian Beekman: ‘Het was niet gemakkelijk om naar Palestina te gaan. Maar weinig mensen kwamen in aanmerking voor een visum. De Britten, die Palestina bestuurden als mandaatgebied, wilden zo weinig mogelijk mensen binnenlaten. Daarom probeerden veel Joden het land illegaal binnen te komen. Er was een ondergronds netwerk, waardoor Emile en zijn vrienden naar Zuid-Frankrijk konden reizen. Daar moesten ze twee maanden wachten op een schip dat naar Palestina ging: de Theodor Herzl, vernoemd naar de negentiende-eeuwse ideoloog van het zionisme. Het schip vol Joodse migranten werd op zee, vlak voor de Palestijnse kust, onderschept door de Britse marine. Dit gebeurde op agressieve wijze, met enkele doden tot gevolg. Emile schreef hier later verhalen over. De opvarenden werden door de Britse marine naar Haifa gebracht. Emile werd vervolgens naar het eiland Cyprus gedeporteerd, waar de Britten ook detentiekampen hadden gebouwd voor ongewenste Joodse migranten.’
Waren de omstandigheden in deze kampen beter of slechter dan die in de vluchtelingenkampen op de Griekse eilanden nu?
Frans Blom: ‘Het referentiekader was anders. Zestig procent van de kampbewoners kwam uit de Duitse concentratiekampen. De kampen op Cyprus waren niet langer levensbedreigend voor de bewoners. Maar het was wel erg. Ze moesten nog een keer in een kamp wonen. En daarnaast was er het gevoel van machteloosheid. De migranten waren vlakbij hun doel, Palestina, maar konden het land toch niet in. Ze moesten zitten en wachten, uitkijken over zee, in de hoop dat ze hun reis uiteindelijk zouden kunnen afmaken.’
‘Belangrijk is ook dat de bewoners van de kampen op Cyprus allemaal beschadigde mensen waren. Ze hadden een groot trauma opgelopen, vanwege de Holocaust. Er ontstonden regelmatig relletjes in de kampen. Dat was de situatie in april 1947 toen Emile in een detentiekamp belandde. De kampen op Cyprus waren toen al overvol. De Britten hadden bovendien besloten om het uitreisquotum te verlagen. Er mochten geen 750 mensen per maand naar Palestina, maar slechts 350. Dit zette kwaad bloed. Sommige kampbewoners besloten zelfs om brand te stichten, een protestactie die doet denken aan wat de bewoners van een vluchtelingenkamp op Lesbos deden.’
‘Maar vanaf april 1947 verbeterde de situatie. Er kwam een medisch-psychologisch team dat keek wat er verbeterd kon worden voor de mensen. Er werden hulpprogramma’s opgezet, migranten kregen kleding, voeding, konden sporten, enzovoort.’
In het boek las ik ook over militaire trainingen, die zionisten stiekem gaven aan Joodse migranten. Ze werden zo voorbereid op de strijd tegen de Palestijnen.
Frans Blom: ‘De militaire trainingen werden verzorgd door de Hagana, een zionistische paramilitaire organisatie. Zij hielpen migranten, maar hadden ook hun eigen agenda. In de kampen op Cyprus zaten, in hun ogen, potentiële strijders, die nodig waren in de oorlog tegen de Palestijnen die al aan de gang was in 1947. De Britten wisten wel dat er lekken zaten in de kampen en er toch mensen naar Palestina werden gesmokkeld. Ze probeerden het conflict te beheersen, maar dit werd op verschillende manieren ondermijnd: Joods-Amerikaanse organisaties financierden schepen voor de overtocht en de Hagana was nauw betrokken bij de smokkel van Joodse migranten van Europa naar Palestina.’
Wat vond Emile Pimentel eigenlijk van de Nakba, de etnische zuivering van 750.000 Palestijnen in 1948? Heeft hij hierover ook geschreven?
Vivian Beekman: ‘Emile schreef hier in die periode niet over. We weten daarom niet wat hij ervan vond, of wat hij ervan had meegekregen. Emile schrijft op Cyprus vooral over de dingen die hem daar bezighouden, en hij reflecteert veel op de literatuur die hij leest, verwoordt zo zijn gevoelsleven. In zijn dagboek reageerde hij wel op de VN-uitspraak uit 1947, om Palestina te verdelen in een Joods en een Palestijns land. Hij was hier heel blij mee en schreef verheugd dat de Joden een stuk land kregen. Emiles broer Loeki heeft, in tegenstelling tot Emile zelf, wél tegen de Palestijnen gevochten. In zijn brieven zie je soms kortzichtigheid over de Palestijnen, zo was hij ervan overtuigd dat de Joden het land beter zouden maken en voor vooruitgang zouden zorgen. Maar wat Emile van de situatie vond, of van de woorden van zijn broer, dat hebben we niet kunnen teruglezen in het archief.’
‘Existentialisten weten dat beschaving, ook de westerse beschaving, slechts een dun laagje chroom is’
Was Emile Pimentel een wegkijker?
Frans Blom: ‘Ik denk dat Emile het afschuwelijk zou hebben gevonden wat Israël nu doet. Dat vinden zijn kleinkinderen nu namelijk ook. Maar tegelijkertijd: er is veel gebeurd met de Joden in Europa. Ze waren op zoek naar eigen land, waar ze zichzelf konden beschermen. Die wens naar autonomie, ik snap die wel. Emile wilde in Palestina een eigen plekje hebben. Vivian en ik hebben geen idee wat Emile vond over wat er met de Palestijnen moest gebeuren. Hij schreef er niet over. Emile denkt heel erg vanuit zichzelf, ik weet niet of hij die vraag scherp krijgt.’
Maar heeft hij er later misschien kritisch op gereflecteerd? Op de Nakba en de onderdrukking van de Palestijnen?
Vivian Beekman: ‘In een interview uit de jaren tachtig maakte Emile een korte referentie naar het conflict tussen de staat Israël en de Palestijnse gebieden en de bewoners. Daaruit blijkt een cynisch mensbeeld. Volgens Emile werden in de Tweede Wereldoorlog de Joden afgeslacht, nu zijn het de Israëliërs tegen de Palestijnen. Uit het interview blijkt dat Emile het niet eens is met de gang van zaken, maar verdere kritiek of reflecties hebben we – in het interview of in andere stukken – niet teruggelezen.’
Frans Blom: ‘Emile had een droom. Maar uiteindelijk bleek die droom niet zo mooi te zijn. In Israël was het, na tientallen jaren, nog steeds oorlog. Ik geloof dat dit ook de reden is waarom hij in de zuidelijke badplaats Eilat terecht gekomen is. Hij gaat echt op zoek naar de rand van de wereld, waar geen verderf is. Eilat was toen nog niet de toeristische hotspot die het nu is, maar een ongerept stukje land bij de zee. Daar wilde Emile zijn huisje bouwen. Hij was klaar met de Tweede Wereldoorlog, oorlog en beschaving in het algemeen. Emile was een existentialist. Existentialisten weten dat beschaving, ook de westerse beschaving, slechts een dun laagje chroom is. Daaronder zit veel narigheid. Emile trekt zich daarom terug in zichzelf. Hij wil niet leven in een gemeenschap, in een natie, hij walgt van ideologie.’
Wat is volgens u de betekenis van dit boek voor nu?
Vivian Beekman: ‘Het boek licht een belangrijke episode uit onze wereldgeschiedenis uit. We verbinden deze geschiedenis aan de levensgeschiedenis van een persoon. De wisselwerking tussen de grote en kleine geschiedenis zorgt zo voor een boeiend verhaal.’
Frans Blom: ‘In ons voorwoord schrijven we dat we een groot verhaal vertellen vanuit het perspectief van één individu. Op deze manier willen we de menselijkheid terugbrengen. Wat betekent het om migrant te zijn? Hoe voelt het om te worden weggezet?’
En wat kunnen we leren uit deze geschiedenis voor het huidige Palestijns-Israëlische conflict?
Frans Blom: ‘Het is een spiegel. Wat gebeurt er met mensen als je hen hun menselijkheid ontzegt?’
Vivian Beekman en Frans Blom, Het land achter de zee – Migranten na de Holocaust in detentiekampen op Cyprus. De reis van Emil Pimentel, Querido, 360 blz., €24,99.
Vluchtelingen uit Oekraïne krijgen een beter onthaal in Europese landen dan vluchtelingen uit andere landen. Ook worden Oekraïners minder vaak gediscrimineerd. Dit stelt de Europese Commissie tegen Racisme en Intolerantie (ECRI) in het jaarrapport van 2023.
De ECRI prijst de inspanningen van Europese lidstaten en de samenleving om tegemoet te komen aan de behoeften van ontheemden uit Oekraïne. Tegelijkertijd zijn er ‘discrepanties in de behandeling tussen verschillende groepen personen’.
‘Terwijl er onvoorwaardelijke bescherming en steun werd geboden aan ontheemde Oekraïense burgers, bleven sommige staten de toegang beperken voor niet-Europese mensen die bescherming en steun zoeken in Europa. Dergelijke beperkingen namen de vorm aan van wetgevende maatregelen die de toegang radicaal beperkten, zowel fysiek als tijdens asielprocedures’, zo stelt het ECRI.
ECRI-voorzitter Bertil Cottier zei tijdens de persconferentie dat integratie makkelijker verloopt als mensen ongeveer zijn zoals jijzelf. Oekraïners zijn cultureel gezien Europeanen en vinden dus makkelijker hun weg, maar worden daardoor ook makkelijker geaccepteerd, zo wordt hij geciteerd in het Brabants Dagblad.
De verschillen waren overigens ook te merken bij Oekraïners onderling, afhankelijk van hun oorspronkelijke achtergrond. Zo was in sommige landen bijvoorbeeld de kwaliteit van de huisvesting lager voor de Roma met Oekraïense nationaliteit. De kwaliteit van de opvangcentra was in sommige gevallen ook lager voor vluchtelingen uit andere landen.
Discriminatie
Onder de bevolking van Europese lidstaten bleek ook meer welwillendheid te bestaan wanneer het ging om Oekraïense vluchtelingen, meldt het ECRI in het jaarrapport. Er is een aantal anti-Oekraïense haatincidenten gerapporteerd, maar wanneer het ging om vluchtelingen uit andere delen van de wereld, zou een meer vijandig narratief zijn ontstaan.
Deze retoriek werd bovendien ook geconstateerd bij politici en hoge ambtenaren. ‘Politici gebruikten denigrerende opmerkingen om een anti-immigrantensfeer te creëren voor politiek gewin, ook in de context van de verkiezingen’, zo is te lezen in het rapport.
De ECRI is opgericht in 1993 met als doel toezicht te houden op de mensenrechten in de Europese Unie.
De demissionaire minister van Justitie Dilan Yesilgöz moet zich vandaag in de Tweede Kamer verantwoorden over haar ‘nareis op nareis’-uitspraken die uiteindelijk tot de val van het kabinet hebben geleid.
Uit nieuwe stukken die woensdagavond naar de Tweede Kamer zijn verzonden, blijkt dat de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND) het ministerie van Justitie en Veiligheid al van cijfers had voorzien, waaruit blijkt dat het aantal van ‘duizenden’ familieleden die zich bij de vluchtelingen zouden voegen niet klopt. Zo meldt NOS.
Yesilgöz wordt al sinds de val van het kabinet achtervolgd door deze uitspraken, waar ze nooit bewijs voor heeft geleverd. Nu het nieuwe kabinet Schoof bijna gereed is, wacht Yesilgöz vandaag een zwaar debat in de Tweede Kamer. De oppositie zal haar aan de tand voelen over de ‘leugens’ die ze heeft verteld.
Trouw meldt op basis van de nieuwe stukken dat het ministerie door de IND ‘regelmatig’ op de hoogte werd gehouden over de omvang van het aantal vluchtelingen dat ‘nareis op nareis’ zou stapelen. Eerder was al bekend geworden dat ze het aantal vluchtelingen ‘fors had opgeklopt’, schrijft Trouw.
Yesilgöz heeft een zomer lang campagne gevoerd met ‘ongefundeerde claims’, schrijft Trouw, dit terwijl ze de waarheid had kunnen achterhalen door informatie op te vragen bij haar eigen ambtenaren.
Ze zouden veel te emotioneel zijn. Maar ze hebben hun feiten zo goed op orde, dat de bestuurders van universiteiten alleen maar antwoorden in hol gemompel over voortzetting van dialoog met Israëlische partneruniversiteiten.
Ze zouden gewelddadig zijn en daarom zich diskwalificeren als gesprekspartner. Liever maken de lokale en nationale bestuurders zich druk om hun spulletjes dan een massamoord op burgers. Bestuurders die zelf doof bleken voor de volstrekt gerechtvaardigde eisen van de studenten die wereldwijd al worden ingewilligd. Bestuurders die níet zeggen dat ze niet weten wat er gebeurt in Palestina. Maar erger: ze weten dat de wreedheid van Israël ongekend is en duiken vervolgens weg, ook voor de eigen medeplichtigheid. En ze proberen lafheid te verhullen met keiharde repressie en inperken van het demonstratierecht. Alsof het bezetten van universiteitsgebouwen voor het eerst plaatsvindt.
De studenten zouden laf zijn door zich te verschuilen achter maskers en keffiyehs en niet met open vizier willen debatteren. Maar het waren vijftien rectoren annex managers die een decreet uitvaardigden in een krant dat ze niet van zins waren te discussiëren. Want de uitkomst daarvan hadden ze al in beton gegoten: banden met Israëlische universiteiten worden niet verbroken. Machtsvertoon als antwoord op de herinnering door de studenten aan een geweten dat het Westen ooit had.
Hun gezichtsbedekking is daarom gerechtvaardigd. Deze generatie is bovendien opgegroeid met de macht van digitale herkenning: trollenlegers, de politie en de inlichtingendiensten weten je te vinden. Foto’s blijven voor eeuwig zonder hun toestemming op het internet circuleren. Mogelijke werkgevers lichten bij sollicitaties hun digitale doopceel. Mijn generatie boomers kan makkelijk praten, als ze neerkijkt op jongeren die hun identiteit verbergen en Ziggy, Stardust of Egel heten en communiceren via Signal. Want Big Brother houdt mensen die nog een baan moeten vinden in de gaten.
Samen zijn ze dagen bezig namen van duizenden vermoorde kinderen op banieren te schrijven
Ze zouden maar een groep zijn die uit is op rellen. Maar hoe verklaar je hun weken, maanden in natte tentjes zitten? Deze studenten vormen studiegroepen, volgen teach-ins van wetenschappers op matjes op de grond, doen aan yoga. Ook bekijken en bespreken ze ’s avonds kwaliteitsfilms in de gemeenschappelijke tent, waar ook wordt gebuikdanst en gekaraookt en waar ze poëzie voordragen.
What did you do while the children of Gaza were dying?
I argued with the killers.
What did you say?
I said that the innocent deserve innocence. That the sound of laughter is better than nightmares, and briefer. That the cost of killing may be higher than the price of dying.
Did they listen?
Do killers ever listen?
Tentenkampen waar iedereen welkom is en solidariteit komt uiten, waar bruin en wit schouder aan schouder zit met lhbti’ers, vrouwen met hoofddoeken, mensen met neuspiercings en blauw haar. Tilburgse studenten organiseren protesttheater: met een partytent als checkpoint midden op de toegangsweg naar de parkeerplaats moet iedereen zijn medewerkerspas laten zien. En samen zijn ze dagen bezig namen van duizenden vermoorde kinderen op banieren te schrijven. En als ze zien dat er hele families zijn uitgewist kunnen ze hun tranen niet bedwingen.
Ik mocht willen dat onze bestuurders zo openstonden voor het beste uit de wereld en cultuur, die grenzeloos is net als oorlog. En ik raad ze aan de tentenkampen te bezoeken om van de lessen te leren die de studenten geven.
Bijvoorbeeld hun ontmaskering van de leugen dat ‘Israël het recht heeft zich te verdedigen’, wanneer er 14.000 kinderen worden gebombardeerd of verbrand. Daar bestaat geen enkele rechtvaardiging voor.
Hun veroordeling van Nederlands zwijgen over steun aan een oorlogsmachine, die verantwoordelijk is voor het doden van 40.000 mensen, het systematisch vernietigen van hun huizen, scholen, ziekenhuizen en universiteiten. Het benoemen wat dat is: medeplichtig zijn aan het plegen oorlogsmisdaden. En zij weten zich gesterkt door het Internationaal Gerechtshof en het Internationaal Strafhof. Wee u, bestuurders.
Hun bewijs dat niet elke vorm van kritiek op Israël antisemitisme kan worden genoemd. Er protesteren ook Joden.
En zij lezen ons de geschiedenisles. De succesvolle demonstraties tegen de leugenachtige Vietnamoorlog, de boycot tegen de Apartheid in Zuid-Afrika. Studenten stonden in de frontlinie. Ook toen probeerden universitaire bestuurders hun acties op te breken. Maar de studenten weten dat repressie – ook van academische vrijheid – hun zaak juist sterker maakt, ook omdat mensen verontwaardigd raken over het bestuur.
Het vergt moed om niet uit eigenbelang te handelen, om kritiek op bondgenoten te uiten, om op te durven staan tegen macht en tegen de status quo die alles corrumpeert. De studenten hebben mijn geloof in (mede)menselijkheid hersteld. Ik dank hen met een diepe buiging.
De Turkse Stichting voor Mensenrechten (TIHV) heeft vorig jaar 731 meldingen ontvangen van marteling tijdens politiedetentie. In een recent rapport worden de meldingen beschreven. Zo meldt de Turkse nieuwssite Duvar.
De mensenrechtenorganisatie vraagt al meer dan dertig jaar aandacht voor martelingen in Turkse gevangenissen. De afgelopen tien jaar kwamen er ruim 7500 meldingen binnen. Sinds de oprichting in 1990 ontving de stichting bijna 22.000 meldingen.
‘Vooral na het mislukken van het vredesproces met de Koerden in 2015 en de mislukte staatsgreep in 2016, was er een sterke toename van het aantal detenties en martelpraktijken in Turkije’, staat in het rapport.
De meeste meldingen komen uit grote steden in het westen van het land, zoals Istanbul, Izmir en Ankara Daarna vallen registraties op uit gebieden waar overwegend Koerden wonen, zoals Van, Diyarbakir en Cizre.
Een grote meerderheid (62,2 procent) van het totale aantal meldingen vorig jaar betrof Koerdische gemartelden. Het rapport concludeert dat Koerden, vergeleken met andere etniciteiten in Turkije, vaker met marteling te maken hebben.
Onze site gebruikt cookies en vergelijkbare technologieën onder andere om u een optimale gebruikerservaring te bieden. Ook kunnen we hierdoor het gedrag van bezoekers vastleggen en analyseren en daardoor onze website verbeteren.
Deze website gebruikt cookies om uw gebruikservaring op deze website te verbeteren. Van deze cookies worden cookies aangemerkt als "Noodzakelijk" in uw browser bewaard, deze cookies zijn essentieel voor het functioneren van de website. Bijvoorbeeld het opslaan van uw keuze of u wel of geen cookies wilt hebben. Wij maken ook gebruik van cookies van derde partijen die ons helpen met het analyseren en begrijpen van de gebruik van deze website door u. Deze cookies worden alleen gebruikt als u daar toestemming toe geeft. U heeft ook de mogelijkheid om uzelf uit te sluiten voor deze cookies. Dit zal echter effect hebben op uw gebruikerservaring.
Noodzakelijke cookies zijn absoluut nodig voor het functioneren van de website. De cookies in deze categorie zorgen alleen voor de veiligheid en het functioneren van deze website . Deze cookies bewaren geen persoonlijke gegevens
Deze cookies zijn niet strict noodzakelijk, maar ze helpen de Kanttekening een beter beeld te krijgen van de gebruikers die langskomen en ons aan te passen aan de behoeftes van onze lezers. Hiervoor gebruiken wij tracking cookies. Bij het embedden van elementen vanuit andere websites zullen er door deze sites ook cookies worden gebruikt.