18.8 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 871

Kaag had geen hoofddoek moeten dragen

3

In hoeverre moeten Nederlandse vertegenwoordigers elders rekening houden met de zeden ter plekke, als die botsen met de eigen? Die vraag rees recent op bij het bezoek van tijdelijk minister van Buitenlandse Zaken Sigrid Kaag aan Teheran, waar zij met een hoofddoek verscheen. Nu Rutte, in dat opzicht een onverbeterlijke recidivist, ten derde male een mannelijke partijgenoot zonder enige levenservaring voorbij Zevenaar als haar opvolger heeft aangewezen, zal die pijnlijke vraag zich overigens voorlopig niet opnieuw voordoen.

Wat de kwestie zo pijnlijk maakt is dat juist recent tal van Iraanse vrouwen tegen de verplichte hoofddoekdracht in opstand zijn gekomen. Sommigen hunner hebben die zelfs, in hun strijd voor zelfbeschikkingsrecht, demonstratief in het openbaar afgeworpen, daarbij strafrechtelijke vervolging riskerend. Zij zullen de aanpassingsbereidheid van Kaag aan de regels van hun onderdrukkers, als een klap in hun gezicht hebben ervaren, waar zij juist van Europese vrouwen steun verwachten. Het feit dat hun verzet tegen de rigide religieuze normen die de ayatollahs aan de Iraanse samenleving opleggen op groeiende steun kan rekenen, ontkracht namelijk het gangbare argument: dring niet je eigen normen aan een andere samenleving op.

Dat argument zou nog valide kunnen zijn, indien die andere samenleving inderdaad collectief andere normen huldigt en de consequenties daarvan op democratische wijze in regels heeft vastgelegd. Dat is echter in Iran niet het geval, daar is de bevolking van hogerhand de mogelijkheid ontnomen om zich daarover uit te spreken. Weliswaar worden er verkiezingen gehouden die – anders dan in Poetins Rusland, laat staan in Sisi’s Egypte – relatief eerlijk verlopen en waarvan de uitkomst niet al van tevoren al vaststaat. Maar er vindt wel een voorselectie van de kandidaten door het geestelijk leiderschap plaats. De kandidaten moeten aan bepaalde islamitische eisen voldoen. Bovendien – en dat is eveneens eigen aan de theocratie die Iran is – is het in tal van morele zaken niet aan gekozen politici om daarover te beslissen. Bepaalde regels gelden als ‘van God gegeven’ en daaronder valt voor orthodoxe moslims ook de hoofddoek voor vrouwen. Die moet, als garantie voor hun eerbaarheid, in de publieke ruimte ten allen tijde gedragen worden.

Ook twee andere veelvuldig gehanteerde argumenten gaan daarmee ten aanzien van de hoofddoek in Iran niet onverkort op. Ten eerste dat je je toch ook in een kerk anders kleedt. Welke toerist stuit in een Zuid-Europees land niet regelmatig op bordjes dat gepaste dracht – door middel van bedekte armen en benen – gewenst is? Er is echter een belangrijk verschil tussen een particulier godshuis en de publieke openbare weg. Scheiding van kerk en staat, weet u wel.

Ten tweede dat ook orthodoxe christenen en joden er buiten de privésfeer rigide kledingvoorschriften op nahouden, vooral voor vrouwen. Dus waar zeuren we over? Dat klopt. Alleen kunnen zij naleving hooguit in eigen kring via sociale druk afdwingen. Er is geen wet die andersdenkenden tot aanpassing aan hun religieuze normen verplicht. Ook niet in Staphorst of in andere gemeentes waar zij in de meerderheid zijn. Misschien dat sommige zwaar-gereformeerden dat diep in hun hart wel zouden willen – fundamentalisten van élke slag menen al snel dat de rigide leefregels van hun God voor iedereen geldigheid moet bezitten – alleen zijn zij daartoe dan niet in staat.

Dus blijft de vraag, moet je op diplomatieke missies altijd de ander behagen en daarbij je eígen waarden wegmoffelen? Eén veelgeprezen voorganger van Kaag, Max van der Stoel, deed dat in elk geval niet. In de jaren zeventig ambtshalve in het toenmalige Oostblok op bezoek, ging hij ook demonstratief bij dissidenten langs. Nee, dat werd door de communistische machthebbers inderdaad niet erg op prijs gesteld. En ja, het maakte de relaties vast wat stroever en het zakendoen – nu een belangrijk motief voor veel missies naar het olierijke Midden-Oosten – vast ook wat moeizamer. Ons bedrijfsleven stelt het opkomen voor westerse vrijheidsprincipes dan ook niet zo erg op prijs. Maar Iran heeft, in het licht van de Amerikaans-Israëlisch kernwapenhysterie, Europa economisch misschien nog harder nodig dan omgekeerd, dus Europa hoeft voor verwerpelijke opvattingen niet meteen op de knieën. Dat ging Van der Stoel indertijd ook niet.

Nu zullen velen zeggen vormt een onbedekt hoofd een essentieel mensenrecht? Bij de Oost-Europese dissidenten ging het toch om wezenlijke zaken als de vrijheid van meningsuiting, nu in Iran slechts om een lapje stof? Zo zien die opstandige Iraanse vrouwen dat echter niet. En met reden. Juist omdat hun patriarchale tegenstanders zo aan die verplichting van het hoofddoekdragen hechten. Dat lapje stof moet de vrouwen hun religieus voorgeschreven onderdanige plaats in de samenleving wijzen en mag daarom nadrukkelijk géén vrije keuze zijn. Om die reden geeft ook het wèl dragen ervan door Kaag, bedoeld of onbedoeld, de politieke boodschap af: jullie vrijheid als vrouw is ondergeschikt aan ons handelsbelang.

‘Antisemitisme wordt gedownplayed’

1
Wereldwijd neemt (gewelddadig) antisemitisme toe. De Kanttekening sprak daarover experts. ‘Kritiek op de staat Israël mag uiteraard, maar antisemitisme is toch echt van een andere orde.’

De Anti-Defamation League (ADL), die zich bezighoudt met het monitoren en bestrijden van antisemitisme, maakte vorige week bekend dat in het eerste jaar onder president Donald Trump het aantal antisemitische incidenten met 57 procent toenam. In het eerste kwartaal van 2017 was er zelfs een toename van 86 procent, de hoogste stijging ooit gemeten. Over heel 2016 piekte het aantal incidenten al met 34 procent. Het mag geen toeval heten dat de meeste incidenten plaatsvinden in staten met een grote Joodse gemeenschap: Californië  (211 incidenten), New York (199), New Jersey (157), Florida (137) en Massachusetts (125). De directeur van de ADL, Jonathan Greenblatt, merkte bij de cijfers op: ‘We hebben meer leiders nodig hebben die zich uitspreken tegen deze kanker van haat.’ En: ‘Er is op alle niveau’s meer actie nodig om antisemitisme tegen te gaan.’

In maart vorig jaar zei de directeur van de anti-terrorisme-organisatie Intelligence Project, Heidi Beirich, tegen de nieuws- en opiniewebsite Salon dat de stijging van het aantal antisemitische incidenten onder meer te wijten is aan Trump. ‘Vanaf de eerste dag van zijn campagne maakte hij immigranten belachelijk en zei hij dat Mexicanen verkrachters zijn. Daarna ging hij door met xenofobe uitspraken, het gebruiken van antisemitische beelden en anti-vrouwelijke opmerkingen.’

Europa
In Europa is de trend anders, maar niet minder zorgwekkend. ‘In het jaar na de terroristische aanslag op het satirische tijdschrift Charlie Hebdo in Parijs emigreerden bijna achtduizend Joden vanuit Frankrijk naar Israël. In de laatste vijf jaar is het aantal ongeveer twee maal verdubbeld. Hoewel we in Frankrijk een afname zien in het totale aantal antisemitische incidenten, is er tegelijkertijd een toename in de categorie ernstige gevallen, van 77 naar 97. Dit gaat om geweld’, zegt Paul van der Bas, die verbonden is aan het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI).

In Nederland lijkt er vooralsnog geen Joodse exodus gaande. ‘Het is eerder zo dat per saldo meer mensen uit Israël zich hier vestigen’, weet politicoloog Ewoud Butter, die onderzoek doet naar radicalisering en diversiteit. ‘Misschien omdat men daar toch niet kan aarden of geen baan kan vinden, dat is niet altijd even duidelijk.’

Prioriteiten
Dat zegt echter niet alles over antisemitische incidenten. ‘Er is sprake van ondermelding van antisemitische incidenten. Dat kan aan meerdere dingen liggen, er is bijvoorbeeld weinig vertrouwen dat de politie er iets mee doet. Slechts van één op de acht gevallen van discriminatie wordt aangifte gedaan. Een tweede mogelijke oorzaak is onderbezetting bij de politie. Of nog simpeler, er wordt niet genoeg belang aan gehecht. Er is een berg aangiftes van antisemitisme waar waarschijnlijk niets mee gedaan wordt’, legt Butter uit.

Butter: ‘Er is sowieso iets raars aan de hand met de manier waarop dit soort gevallen wordt geregistreerd in Nederland. Voorheen viel bijna alles onder antisemitisme. Hakenkruizen die op een moskee in Enschede werden gekalkt verdwenen op die manier in de boeken. Nu is daar een scheiding in aangebracht. Je ziet overigens dat na iedere aanslag door een moslim het aantal anti-islam-incidenten stijgt. Dat gebeurt ook met meldingen van antisemitisme als er in Israël of de Palestijnse gebieden iets is gebeurd.’

Betwiste cijfers
Onlangs zijn de cijfers bekendgemaakt van een onderzoek in opdracht van de Duitse regering naar de angst voor antisemitisme door asielzoekers. Er is slechts een lichte stijging te zien in het aantal incidenten die gericht zijn tegen Joodse Duitsers sinds het uitbreken van de oorlog in Syrië in 2011. Over de afgelopen decennia bekeken komt ruim vijfennegentig procent van de strafbare feiten op het conto van rechts-extremistische daders. Minder dan vier procent wordt door migranten gepleegd. Of daarbij dezelfde dynamiek speelt als in Nederland wordt overigens niet duidelijk.

Die Duitse cijfers zijn niet onomstreden. Zo zeggen verschillende Joodse organisaties in Duitsland zich niet te herkennen in het beeld. ‘Uit een Europees onderzoek bijvoorbeeld komen andere uitkomsten. Als de vraag wordt gesteld aan de slachtoffers wie zij herkenden als dader, ligt het percentage moslims vele malen hoger’, zegt Van der Bas. ‘Politieke correctheid kan hierbij een rol spelen’, vermoedt hij. ‘In Duitsland wordt, door de erfenis van de oorlog, bij antisemitisme al snel een link gelegd met extreem-rechts. Zo wordt het vervolgens dan ook geregistreerd. Wij zetten dus nadrukkelijk twijfels bij die cijfers, die waarschijnlijk een vertekend beeld geven.’

Van der Bas pleit voor duidelijk grenzen voor wat antisemitisme is. ‘Nu wordt er vaak een verband gelegd met de situatie tussen Israël en de Palestijnen. Kritiek op de staat Israël mag uiteraard, maar antisemitisme is toch echt van een andere orde. Er wordt van alles door elkaar gehaald’, aldus Van der Bas. ‘Tegelijkertijd wordt antisemitisme regelmatig gedownplayed.’ Hij noemt het voorbeeld van een Joodse vrouw die van een balkon werd gegooid in Parijs. De dader riep volgens getuigen Allahoe akbar. ‘Pas na het aantreden van president Emmanuel Macron werd serieus onderzoek naar gedaan.’

Voor een duidelijker onderscheid tussen antisemitisme en legitieme kritiek op Israël heeft Brussel alle EU-lidstaten aanbevolen om de werkdefinitie antisemitisme van de International Holocaust Remembrance Alliance over te nemen, wat door Duitsland inmiddels is gedaan.

Antisemitisme van de straat naar de politiek
Extreem-rechts antisemitisme op straat is één ding. Wat als extreem-rechts in de regering zit? Onlangs weigerde de Joodse organisatie Israelitische Kultusgemeinde (IKG) in Wenen samen met ministers van de Freiheitliche Partei Österreichs (FPÖ) een Holocaust-herdenking te bezoeken. Aanleiding was een incident tijdens een avond van de extreem-rechtse studentenvereniging Burschenschaft Germania, waar anti-Joodse liederen werden gezongen. Eén van de woordvoerders van studentenvereniging is een FPÖ-politicus.

‘De huidige politieke situatie, met een extreem-rechtse, populistische partij in de regering heeft een erg negatief effect op met name de overgebleven Holocaust-overlevers. Het brengt onvergetelijke herinneringen terug’, laat Raimund Fastenbauer, woordvoerder van de IKG, weten. Het probleem met de FPÖ is volgens hem het feit dat de partij wordt gecontroleerd door extreem-rechtse broederschappen. ‘De FPÖ heeft een erg onduidelijke relatie met haar verleden, om het mild uit te drukken. De broederschappen zijn de grootste bron van een antisemitische, Germaans-nationalistische ideologie vanaf 1890, toen Joodse leden niet meer welkom waren.’ ‘Concreet acuut gevaar’ ziet hij nu even niet, ‘maar reden om achterover te leunen is dat niet’. ‘Antisemitisme komt anno 2018 in Europa uit extreem-linkse, extreem-rechtse én islamitische hoek.’

De recente ontwikkelingen heeft het Agentschap voor Fundamentele Rechten van de Europese Unie (FRA) ertoe gebracht dit jaar een groot onderzoek te starten naar antisemitisme. ‘Dat geeft Joden in Europa de kans hun zorgen te delen en beleidsmakers waardevolle feedback te geven, zodat die weten wat er moet gebeuren’, aldus de directeur van het FRA, Michael O’Flaherty.

‘Ik vrees voor een nieuwe genocide in Turkije’

1
‘Het is verontrustend dat een groot deel van de Turkse bevolking al ruim een eeuw ervan overtuigd is dat de Armeense genocide noodzakelijk en terecht was.’

Hayko Bagdat, de bekendste Armeense journalist van Turkije, vluchtte na de couppoging van 15-16 juli 2016 naar Duitsland vanwege de heksenjacht van het Recep Tayyip Erdogan-regime op critici. Bagdat is een felle tegenstander van het regime. Hij wordt beschuldigd van lidmaatschap van de Hizmet-beweging, onder meer omdat hij werkte voor (inmiddels door het regime gesloten) media die gelieerd waren aan de beweging. Het regime houdt Hizmet verantwoordelijk voor de couppoging en heeft haar uitgeroepen tot een terroristische organisatie. Bagdat ontkent dat hij gelieerd is of was aan de beweging. Hij omschrijft zichzelfs als ‘revolutionair-links’ (extreem-links). In Duitsland begon hij een nieuw leven, maar ook daar voelt hij zich niet helemaal veilig. Zijn publieke optredens doet hij met een kogelwerend vest en als iemand hem wil ontmoeten kan dat pas na goedkeuring van zijn beveiligingsteam. De Kanttekening sprak Bagdat, onder meer over de recente erkenning van de Armeense genocide door de Tweede Kamer en mensenrechtenschendingen in Turkije.

In Nederland was er de afgelopen weken veel discussie over de erkenning van de Armeense genocide. Hoe kijk jij daarnaar?
‘Het is ten eerste van belang om een diagnose te stellen. De Turkse staat is sinds 1915 een moorddadige staat. Als ik dat zeg haal ik de woede van boze Turken op de hals, alsof ik ze allemaal moordenaars noem. Mijn vrouw is Turks, ik heb het niet over het volk als geheel, maar over een politieke beweging. Daarom noem ik ook specifiek Erdogan een moordenaar, niet alle andere Turken. De staat heeft circa anderhalf miljoen Armeniërs, onder wie vrouwen en kinderen, vermoord. In Anatolië is een heel volk, een beschaving, een cultuur uitgeroeid. Een groot deel van het Turkse volk was daar op de één of andere manier bij betrokken. Turkse pasja’s, Koerdische stammen en rijke families in Istanbul kregen een aandeel van de oorlogsbuit of zelfs een groot deel van de bezittingen van de Armeniërs. Het is verontrustend dat een groot deel van de Turkse bevolking er al ruim een eeuw van overtuigd is dat de Armeense genocide noodzakelijk en terecht was.’

Dat velen het niet als genocide willen erkennen is bekend, maar geloof je ook dat de moord op honderdduizenden Armeniërs door een groot deel van het Turkse volk wordt goedgepraat?
‘We bevinden ons al meer dan honderd jaar in deze ellende. Omdat de Turkse staat erin is geslaagd het volk te overtuigen van het eigen gelijk als het gaat om de moorden die ze heeft gepleegd, lopen de moordenaars nog steeds vrij rond. De staat kan ieder moment weer bepaalde groepen mensen vermoorden, terwijl het volk weer zal denken dat dat nodig en terecht is. Turkije is immers een land waar na de moord op de Armeense journalist Hrant Dink (1954-2007, red.), honderden mensen tijdens een voetbalwedstrijd op de tribune witte mutsen droegen (staat symbool voor de moordenaar van Dink, omdat hij dat droeg tijdens de moord, red.) en ‘wij zijn allemaal Ogun Samast’ (de moordenaar van Dink, red.) scandeerden.’

Is de Turkse staat nog steeds in staat om op grote schaal mensen ten vermoorden?
‘De advocaten van Nuriye en Semih (linkse activisten die in hongerstaking gingen nadat ze door het regime per decreet werden ontslagen en opgepakt, red.) hebben per toeval dossiers naar buiten gebracht die vonden in het gerechtshof Caglayan in Istanbul. In die dossiers staan dat vier vrouwelijke Hizmet-sympathisanten ernstige verwondingen hadden aan hun dikke darm. Ze zijn hoogstwaarschijnlijk verkracht met een wapenstok. Weet jij wat dat betekent? De bendes die tijdens de Armeense genocide Armeense vrouwen hebben verkracht: soortgelijke bendes zijn nog steeds springlevend in Turkije. Het enige verschil is dat ze het nu hebben gemunt op regeringskritische moslima’s met hoofddoek. Daarom herhaal ik zo vaak de kreet ‘de moordenaar loopt vrij rond in Turkije’. Groepen in Turkije die de moorden en martelingen van de staat hebben vergoelijkt of een oogje hebben dichtgeknepen, betalen daar nu een zware prijs voor. Hebben die groepen nu begrepen hoe de staat mensen kan vermoorden en op de meest verschrikkelijke manieren over de schreef kan gaan?’

Ook Hizmet-sympathisanten hebben nu de donkere kant van de staat aan den levenden lijve ondervonden.
‘Ik hou er niet van om ‘zie je wel’ te zeggen tegen mensen die een catastrofe meemaken. Het is ook niet dat ik telkens gelijk wil hebben. Ik wil gewoon dat andere groepen niet meemaken wat het Armeense volk heeft meegemaakt. Ik zeg deze dingen al meer dan tien jaar, ik ben er niet gisteren mee begonnen. Ik zei dit ook in uitzendingen van de aan Hizmet gelieerde televisiezenders, toen alles nog koek en ei was tussen Hizmet en de AKP (Erdogans partij, red.). Het punt is dat de moordenaar al meer dan honderd jaar bezig is met moorden en dat steeds verschillende groepen aan de beurt komen. Hizmet-sympathisanten dachten nooit dat de staat zich tegen hen zou keren, omdat ze zichzelf als ‘kinderen’ van de staat zagen. Maar dat waren de circa anderhalf miljoen vermoorde Armeniërs ook. Zij waren ook aanwezig in het staatsapparaat, er was zelfs een Armeens-Ottomaanse minister van Buitenlandse Zaken. Toch zijn ze afgeslacht.’

Je ziet dus parallellen tussen toen en nu?
‘Ik vraag aan mijn vrienden die nu pas de terreurdaden van de staat hebben ontdekt: zie je hoe mensen gedemoniseerd worden? Hoe je naam of identiteit als scheldwoord wordt gebruikt? Hoe de staat heel simpel een excuus kan vinden om duizenden mensen ‘op de brandstapel te gooien’? De slachtoffers van vandaag begrijpen mij en de Armeniërs beter nu ze zien tot welke gruweldaden Turkije in staat is. Ik krijg nu ook veel telefoontjes van Hizmet-sympathisanten. Ik probeer hun zo veel mogelijk te helpen. Het is oneervol om naar de achtergrond of identiteit van een slachtoffer te kijken. Wat ik nu doe, is voor mij ook een bedankje aan de moslims die een deel van mijn voorouders meer dan honderd jaar geleden hebben gered van de dood. Ik zeg ook dat er vandaag geen ‘Armeens probleem’ meer is in Turkije. Om een heel simpele reden, er zijn namelijk maar zo’n vijftigduizend Armeniërs over in het land. De problemen van de LGBT-gemeenschap in het land zijn groter, er worden regelmatig transgendersekswerkers vermoord.’

In een tweet waarschuw jij dat de misdaden zich kunnen herhalen als we daar niet snel iets aan doen. Waar ben je vooral bang voor?
‘Ik vrees moordpartijen, massaslachtingen, een genocide of burgeroorlog in Turkije. Moge God ons daarvoor behoeden. Ook de aanval van het Turkse leger op Afrin is zorgwekkend. Het verzet in Afrin kan net zo eindigen als het verzet eerder in het zuidoosten van Turkije, waar Koerden zijn vermoord. Veel Koerden uit Afrin zullen mogelijk gedwongen worden te vertrekken richting gebieden waar IS de macht heeft. De Koerden in Afrin hebben niet eens één kogel geschoten richting Turkije, maar het Turkse leger heeft het gebied toch bezet, alleen maar om de Koerdische autonomieambities de kop in te drukken. Als er een massaslachting plaatsvindt in Afrin, zal er ook geen Koerd meer overblijven in Turkije. Meer dan honderdvijftigduizend militanten van SADAT (Erdogans privéleger, red.) staan klaar voor oorlog. Maffiabaas Sedat Peker (vertrouweling van Erdogan, red.) is er klaar voor. Een burgeroorlog staat op het punt los te barsten in Turkije. Turkije gaat in volle vaart die kant op.’

Dink zei in één van zijn laatste interviews dat het voor hem weinig zou uitmaken als westerse landen de genocide zouden erkennen. De Turken en de Armeniërs moesten het volgens hem zelf oplossen. Hoe denk jij daarover?
‘Bijna tien jaar geleden heb ik tijdens een bijeenkomst van het Abant Platformu (een bijeenkomst georganiseerd door Hizmet, red.) het volgende gezegd: binnenkort is het 24 april en gaan alle Turkse kranten en televisiezenders zich richten op hoe de Verenigde Staten of Europa de Armeense genocide definiëren. Als Barack Obama het woord genocide gebruikt wordt Turkije pissig. Mijn advies destijds aan alle kranten was om op de voorpagina enkel al-Fatiha (het gebed dat moslims onder andere uitspreken wanneer iemand dood is, red.) te schrijven. Misschien kan dat de pijn van de Armeniërs verzachten en een opening betekenen voor de oplossing van het probleem. Dit probleem zal niet worden opgelost door de dingen die westerse landen zeggen of doen, maar door de affectie en empathie dat het Turkse volk zal moeten tonen voor de vermoorde Armeniërs. Wanneer ze voor deze mensen een eervol graf bouwen. Wanneer ze met respect zullen buigen voor de gevallenen. Wanneer ze volgens hun eigen religieuze tradities gebeden uitspreken. Mijn oplossing is dus heel simpel. Noem een moordenaar ook een moordenaar, geef de slachtoffers de rechten die ze verdienen en gun de slachtoffers een fatsoenlijke begraafplaats. Daarna mag iedereen zijn weg gaan, wie dan nog wil haten, mag dat doen, maar wie elkaar wil omhelzen en terug wil keren naar Turkije, zal ook daar de kans voor moeten krijgen.’

Is er onenigheid tussen de Armeniërs in Turkije en de Armeense diaspora in het buitenland over hoe het probleem aangepakt moet worden?
‘De Armeniërs in de Verenigde Staten en Europa zijn ook maar mensen uit bijvoorbeeld Sivas of Malatya (Turkse provincies, red.). Ook zij weten ruim een eeuw na de genocide nog steeds niet waar hun voorouders zijn begraven. Het is begrijpelijk dat ze er alles aan doen om deze kwestie overal aan te kaarten en op de agenda te zetten. De Armeniërs in Turkije, daarentegen, zijn in mijn ogen oorlogsgevangenen. De Armeense bestuurders, pastoors en andere leiders zijn niet vrij om te zeggen of te doen wat ze willen. Ik heb me daar niet door laten tegenhouden, ik heb alsnog alles gezegd wat er gezegd moest worden. Armeniërs zoals Hrant Dink, Garo Paylan en Rober Koptas hebben dat ook gedaan. Maar er werd en wordt niet geluisterd, sterker nog, je kan vermoord worden om zulke uitspraken.’

Hoe lang moeten Turken en Armeniërs nog wachten op verzoening?
‘Soms denk ik nog tweeduizend jaar. Mensen rouwen nog steeds om de moord op Abel, de zoon van Adam, en de moord op Hoessein, de kleinzoon van Mohammed. Pijn zal op deze wereld nooit helemaal verdwijnen, het maximale dat we kunnen doen is het bieden van troost. En Armeniërs kunnen alleen getroost worden door de Turkse bevolking. De Turkse staat heeft er echter voor gekozen om de doden te beledigen, leugens te verspreiden en de moordenaars te belonen. Ik woonde met een heleboel Armeense families pal naast de Talat Pasa-basisschool in Istanbul (vernoemd naar Talat Pasja, 1872 -1921, één van de leiders van de nationalistische Jonge Turken en één van de aanstichters van de Armeense genocide, red.). De staat vereert moordenaars van Armeniërs door straten, scholen en andere dingen naar hen te vernoemen. Tegelijk hebben ze het over hoe barmhartig en rechtvaardig de islam en moslims zijn. Ik geloof dat veruit de meeste moslims in Turkije leugenaars zijn.’

Kan het feit dat verschillende groepen in Turkije één voor één kennismaken met de harde hand van de staat ook niet een lichtpuntje betekenen, voor een toekomst waar mensen met verschillende achtergronden elkaar beter begrijpen?
‘In Turkije is zowel het slachtoffer als de dader overdreven hartstochtelijk. Daarom is het heel lastig om daar een antwoord op te geven. Wat moet ik zeggen tegen de meer dan tachtig miljoen mensen in Turkije die van mening zijn dat wanneer de staat een moord pleegt daar wel een verdomd goede reden voor zal zijn? Er zijn miljoenen die denken dat de moord op Berkin Elvan (alevitische tiener die tijdens de Gezi-protesten tegen het Erdogan-regime werd geraakt door een traangasgranaat van de politie, in coma raakte en overleed, red.) een moord in het belang van het Turkse volk is. Dat door de straten sleuren van het dode lichaam van Haci Birlik (een Koerdische activist die in 2015 door de veiligheidsdiensten werd vermoord, red.) in het belang van het Turkse volk is, evenals het vastzetten van journalisten zoals Ahmet Sik en politici zoals Selahattin Demirtas. Rechtse, conservatieve politiek, nationalisme, het verheerlijken van de staat en militarisme, dat soort zaken zijn daar verantwoordelijk voor.’

Wat moet er dan gebeuren?
‘Om te beginnen moeten veel Turken hun wereldbeeld radicaal omgooien. Ze moeten vooral niet rechts zijn. De rechtse ideologie heeft alleen maar ellende gebracht. Erdogan is op dat vlak niet anders dan Donald Trump of andere rechtse politici. Het verheerlijken van doden door middel van martelaarschap heeft voor heel de rechtse wereld eenzelfde symbolische betekenis en waarde. Rechtse bewegingen zijn als het ware overal ter wereld broeders van elkaar. Ik zeg het heel open en eerlijk: als je rechts bent, verschil je in mijn ogen niet veel van Erdogan. Verder roep ik alle slachtoffers op om samen één vuist te vormen. Deze mensen zullen elkaar beter begrijpen. Een Koerd die zijn zoon heeft verloren aan de Koerdische zaak zal een Hizmet-sympathisant die is gemarteld, veel makkelijker begrijpen en omhelzen. Sluit je aan bij de Zaterdag Moeders, die al jaren demonstreren voor hun ontvoerde en vermoorde kinderen. Steun de LGBT-gemeenschap. Alleen als we elkaar steunen en helpen zal er echt iets veranderen in Turkije.’

‘Jullie stoppen iedereen in een hokje, Turken, Marokkanen, Polen’

3
‘Als een paar Polen veel te veel drinken en met elkaar vechten, denken jullie dat alle Polen veel te veel drinken en knokken.’

Dat Polen te veel drinken is een hardnekkig vooroordeel dat aan hen kleeft. Ook bestaat het beeld dat Polen banen van Nederlanders inpikken. De Kanttekening sprak drie Poolse seizoenarbeiders in ons land over vooroordelen.

Mariusz Bogdan

Polen en drank, is het een vooroordeel dat die twee altijd samengaan of klopt het?
‘Ik vind het een onterecht vooroordeel, ik herken het niet. Ga maar op een zaterdagmiddag naar de supermarkt en kijk eens hoeveel alcohol Nederlanders in hun auto laden. Het gebeurt bij iedereen die naar het buitenland gaat, op vakantie bijvoorbeeld, dat je in een andere omgeving bent en een gevoel van vrijheid hebt. Polen proberen een leuke tijd te hebben in Nederland. Het is heel makkelijk om een bepaalde groep aan te wijzen op foutjes. Nederland is wat dat betreft net een dorp. Het is niet typisch Pools. Kijk maar eens naar die dronken Nederlanders die zich te buiten gaan in Chersonissos of op Ibiza.’

Wordt het te breed uitgemeten?
‘Ja, dat vind ik wel. Polen komen hier om geld te verdienen en een leuke tijd te hebben en dan drinken ze weleens een biertje. Misschien maken we op een andere manier plezier dan hier in Nederland. Wat men hier gek vindt is bij ons misschien normaal en seizoensarbeiders doen soms een beetje gek, omdat ze weten dat ze na drie maanden weer naar huis gaan. Als er iets gebeurt, dan wordt het gelijk heel breed uitgemeten, terwijl het misschien een klein incident is.’

En het vooroordeel dat Polen de banen van Nederlanders inpikken?
‘Ik ken ook Nederlanders die voor weinig geld werken, voor minimumloon. Daarnaast klopt het niet, omdat Polen de baantjes krijgen die Nederlanders niet willen. Nederlanders gaan echt geen asperges steken, maar voor Poolse arbeiders is dat geen probleem. Zij doen dat graag. Iedereen komt hier met een doel en dat is om geld te sparen en thuis een bedrijf te beginnen, een huis te kopen of de familie te onderhouden. Hoe dat doel wordt bereikt maakt niet uit. Veruit de meeste Poolse seizoenarbeiders gaan weer terug. De rest probeert hier een bestaan op te bouwen, maar slechts een kleine minderheid slaagt daar daadwerkelijk in.’

Mattheus Golny

Hebben Nederlanders veel vooroordelen over Polen?
‘Ja, dat vind ik wel. Veel Nederlanders denken negatief over Polen. Ze vinden ons slecht en denken alleen maar dat we voor problemen zorgen. Als ik zeg dat ik uit Polen kom, word ik op een andere manier behandeld, krijg ik weinig voor elkaar. Er zijn echt wel Polen die zich in Nederland misdragen, maar er zijn er nog meer die zich netjes gedragen, niet voor onrust zorgen en hard werken.’

Zitten Polen veel aan de drank?
‘Ja, veel Polen drinken te veel alcohol en feesten alleen maar. Ze werken daar dan twee of drie dagen per week bij. Ze vervelen zich snel en gaan dan drinken. Voor Poolse arbeiders is dat normaal. Als ze dan echt te veel op hebben, dan worden ze paranoïde en agressief en kunnen ze met elkaar op de vuist gaan. Maar dat gebeurt niet zo vaak. De meeste Polen kunnen prima maat houden. Er zijn altijd uitschieters, maar dat geldt volgens mij voor veel andere bevolkingsgroepen. Ik drink zelf bijna niet en ik ken meer Polen die niet of nauwelijks drinken.’

Toch lijkt het erop, gelet op de incidenten, dat er meer alcoholmisbruik is onder Polen.
‘Dat kan, maar het is niet representatief voor alle Polen die naar Nederland komen. In een heleboel andere landen gaan mensen met te veel drank op met elkaar vechten, dat is echt niet alleen voorbehouden aan Polen. Wij worden direct in een slecht daglicht gesteld. Als een paar Polen veel te veel drinken en met elkaar vechten, denken jullie dat alle Polen veel te veel drinken en knokken.’

Wat voor vooroordelen zijn er nog meer?
‘Dat wij het werk van Nederlanders inpikken. Dat is niet leuk om te horen. Veel Nederlanders zijn lui en willen het echt zware werk niet doen, sorry dat ik het zeg. Niet allemaal natuurlijk, maar wij doen het werk dat jullie niet willen doen. Ik kom hier omdat het leven hier beter is. Mijn werk is beter dan thuis en ik krijg meer betaald en ik vind Nederland een mooi land. Het is een mooie ervaring voor mij.’

Damian Sobolewski

Drinken Polen echt zo veel?
‘Alcohol is een heel groot probleem voor Poolse mensen. Ze drinken heel veel, maar wel op een andere manier dan Nederlanders. Jullie drinken misschien iedere dag een biertje, maar Polen gaan één keer in de week helemaal los. Dan houden ze geen maat en gaan ze door totdat ze erbij neervallen.’

Snap je waar die vechtpartijen en overlast vandaan komen?
‘Ik herken dat. Veel Polen werken voor alcohol. Dat doen ze thuis en hier ook. Het gebeurt bij grote groepen Polen, die in een hotel wonen. Ze werken hier, maar hebben verder niets te doen. Ze spreken de taal niet, gaan zich vervelen en gaan dan drinken. Ik heb zelf ruim negen maanden in zo’n hotel gewoond en ik heb gezien wat er daar allemaal gebeurt. Ze kopen goedkope drank en drinken zichzelf klem. Dan worden ze agressief en gaan ze vechten. Zo’n vechtpartij verhuist dan naar de straat en even later zie je dat op het nieuws. Dat gebeurde op een gegeven moment iedere week. Iedere zaterdag was het raak en werd er gevochten. Ik wil vergeten wat ik daar gezien heb.’

Hebben Nederlanders vooroordelen over Polen?
‘Nederlanders hebben een slecht beeld van ons. In dit land staan wij onderaan de trap. Jullie stoppen iedereen in hokjes, Turken, Marokkanen, Polen. Nederlanders discrimineren ons. Ik had een Nederlandse vriendin en de politie hield ons aan. We zaten in mijn Poolse auto en ze vroegen aan haar of ze niet bang was om bij mij in de auto te zitten. Als Nederlanders een Pool zien, dan zien ze een slecht persoon en een alcoholist. Maar dat geldt echt niet voor alle Polen. Jullie denken ook dat we jullie banen inpikken, maar dat klopt niet. Op mijn werk werken bijna geen Nederlanders, want zij willen daar niet werken. Jullie willen dat werk niet doen, ik wil het wel en ik verdien goed, dus ik pik niets in.’

‘We moeten niet voor moslima’s bepalen wat emancipatie is’

0
Het idee dat de islam veel liberaler zou zijn als vrouwen de leidinggevende posities zouden bekleden is onzin volgens onderzoeker Sahar Noor. ‘Dan ben je net zo seksistisch bezig als de reclamemakers waar we zo boos op zijn.’

Sahar Noor promoveerde onlangs aan de Radboud Universiteit Nijmegen met haar onderzoek naar vrouwelijke vroomheid in de islam. Ze onderzocht moslimvrouwen in Nederland en Vlaanderen die elkaar opzoeken in zogeheten zustergroepen, waar ze onder leiding van vrouwelijke predikers kennis opdoen over de islam. De Kanttekening sprak haar, onder meer over haar onderzoek, moslimfeminisme en de invloed van de zustergroepen op de geloofsbeleving van moslimvrouwen.

Je hebt het in je onderzoek over moslimvrouwen die zich opstellen als religieuze autoriteit. Is dat een reactie op de dominante rol van mannen binnen moslimgemeenschappen of staat het daar los van?
‘De kern van mijn verhaal is dat die vrouwen zelf een religieuze autoriteit worden en dat ze elkaar beïnvloeden. Dat betekent niet dat dat buiten de lijnen van de traditionele religieuze invloeden gaat. De traditionele vormen van religieuze autoriteit blijven gehandhaafd. Het is niet zo dat er wordt gezegd ‘we geloven niet meer in bepaalde instituten’. Er wordt niet getornd aan religieuze dogma’s, de hadith of de Koran. Het blijft allemaal binnen de grenzen van de huidige autoriteiten, maar het wordt wel wat verbreed.’

Dus je zag geen feministische beweging op gang komen in die zustergroepen?
‘Feministisch zouden ze het zelf nooit noemen, omdat dat een westers concept is waar ook veel vraagtekens over bestaan. In mijn onderzoek ben ik wel vrouwen tegengekomen die dergelijke tendensen voelen. Die zeggen dat ze islamitisch-feministische boeken lezen en zich daardoor laten inspireren. Amina Wadud, Fatema Mernissi of Leila Ahmed zijn onder een beperkt deel van de vrouwen vrij populair.’

Hoeveel ruimte krijgen de moslima’s eigenlijk om op hun eigen manier de islam te beleven?
‘Ze creëren zelf die ruimte. Dat doen deze vrouwen al door bij elkaar te komen en te praten over wat ze vinden van de islam, hoe ze de regels interpreteren en hoe ze dat toepassen in hun dagelijks leven. De vrouwen die dat doen kunnen wel onderling verschillen. De één heeft een hoofddoek en de ander niet en de één is heel traditioneel-conservatief en de ander heeft juist een minder dogmatische beleving van de islam. Vaak hebben ze ook heel diverse achtergronden, opleidingen en beroepen. Er wordt dus zeker niet volgens één systeem gedacht. Het is een discoursontwikkeling, een ruimte die wordt gecreëerd voor elkaar en door elkaar.’

Je schrijft in je onderzoek dat vrouwelijke islamitische predikers hun religieuze invloed zelf downplayen. Waarom doen ze dat?
‘Dat past bij het islamitisch concept dat je als moslim slechts een doorgeefluik bent van kennis. Die bescheidenheid zie je heel vaak terug, ook mannelijke predikers doen dat. Je mag niet zeggen dat je alwetend bent, je bent maar iemand die de kennis doorgeeft aan anderen. De vrouwen beschermen zich daarmee ook voor het geval ze iets verkeerd zeggen of iets niet goed hebben geïnterpreteerd. Het is dus ook een soort beschermingsmechanisme.’

Er wordt gepleit voor meer vrouwelijk religieuze autoriteiten binnen de moslimgemeenschap. Is dat belangrijk?
‘In Nederland, maar ook in veel andere landen heerst het idee dat als er meer vrouwelijke religieuze leiders naar voren stappen en zich meer in het openbaar activeren, dat een grote impact kan hebben op de maatschappij en de moslimgemeenschap. Veel moslims zullen dan opeens een vrije, ‘liberale’ islam aanhangen, wordt er gedacht. Ik vind dat, met alle respect, de grootste onzin. Want ook dan ben je bezig om de positie van de moslimvrouw te verbijzonderen. Dan ben je net zo seksistisch bezig als de reclamemakers waar we zo boos op zijn. Dat moet je niet willen.’

Het kan toch geen kwaad dat meer islamitische vrouwen als autoriteit optreden tegenover mannelijke predikers?
‘De vrouwen die ik sprak voelen helemaal geen behoefte om zich als religieuze autoriteit te profileren. Ik zeg heel bewust dat er vrouwen zijn die als religieuze autoriteit opereren. Ze interpreteren de islam. Ze zijn religieuze gidsen voor elkaar. Maar het is niet zo dat ze opeens een andere islam aanhangen. Het is ideologisch dezelfde islam als in Egypte, Turkije of Marokko. Alleen de beleving hier in Nederland is anders. We wonen in een seculier land waar sprake is van een scheiding tussen kerk en staat. Daarom pleit ik er ook heel sterk voor om opnieuw naar de islamdiscussie in Nederland te kijken. Islam in Europa is niet per definitie heel anders. Wel kunnen de uitvoering, de praktijk, de vragen en de pragmatische kanten wellicht verschillen, omdat we in een heel ander politiek en maatschappelijk klimaat leven waarin andere vragen relevanter zijn.’

Welke vragen zoal zijn relevant voor deze vrouwen?
‘Ze hebben helaas te maken met een islamvijandige omgeving en discriminatie. Veel mensen ervaren onrecht en uitsluiting in de maatschappij op grond van hun religieuze overtuiging. Dus ze moeten zich ook op een andere manier verhouden tot hun geloof en herontdekken wat het geloof betekent. Dat is ook een zoektocht naar wat voor type moslim ze kunnen zijn in Europa. Dat is een ander type moslim dan in de landen waar de islam dominant is.’

Probeer je met je onderzoek ook verandering te brengen in de beeldvorming over de islam en de positie van de moslimvrouw?
‘Voor mijn onderzoek heb ik maar zestig moslims gesproken, maar de bevindingen probeer ik natuurlijk breder te trekken. Ik vind dat het effect moet hebben op de maatschappelijke discussies over de islam. We moeten opnieuw kijken naar wat we verstaan onder emancipatie, bijvoorbeeld. Ik krijg vaak de vraag welke kant het op zal gaan met moslima’s in Nederland. Meer vrouwen met hoofddoek of juist niet? Maar wat voor implicaties koppelen we dan aan zulke tendentieuze ontwikkelingen? Betekent meer vrouwen zonder hoofddoek dat de emancipatie ook beter is? We moeten niet voor moslima’s bepalen wat emancipatie is. We willen heel graag dat het ergens naartoe leidt, maar dat is geen gezonde verwachting. We moeten proberen te begrijpen waar het volgens die vrouwen naartoe gaat en niet waar wij willen dat het naartoe gaat. Het gaat om vrouwen die zeggen dat ze religieus actief worden en vroomheid voor hen een vorm van emancipatie is. Laten we het dan ook met z’n allen als een vorm van emancipatie zien en het niet problematiseren door namens hen te claimen dat er sprake is van onderdrukking.’

Foto: de Kanttekening. Sahar Noor (Kaboel, 1983) studeerde journalistiek en religiewetenschappen en promoveerde op vrouwelijke vroomheid in de islam. Haar expertise ligt op het gebied van diversiteitsvraagstukken, met name empowerment, identiteitsvraagstukken, jongeren met een migratieachtergrond, gender, discriminatie, uitsluiting, islam, minderheden en etnisch profileren. Daarnaast schrijft ze artikelen en columns in diverse media en treedt ze op als debatleider. Ze werkt als onderzoeker en trainer bij Movisie, een instituut en adviesbureau omtrent sociale vraagstukken, en als projectmedewerker bij Kennisplatform Integratie & Samenleving.

Toch wordt er, ook door moslima’s, gesproken over de vrouwonvriendelijke en patriarchale kant van de islam. Leven zulke discussies ook binnen de zustergroepen?
‘Ja, maar dat wordt door hun niet geframed als ‘dit zegt de islam’. Ze zien het meer als verkeerde praktijken door moslims. De vrouwen maken een heel sterk onderscheid tussen het ideaal van de islam en de realiteit van de moslims. Dat onderscheid maken veel moslims zelf, veel niet-moslims niet. Voor veel niet-moslims zijn de islam en de moslims namelijk identiek aan elkaar. De vrouwen zeggen heel bewust dat ze een ander islamitisch ideaal hebben dan de realiteit.’

Waarin verschilt de realiteit van het ideaal?
‘Als het gaat om seksualiteit bijvoorbeeld. In de islam mag je eigenlijk niet aan je partner vragen of hij of zij wel of niet maagd is. Er is daar geen enkele hadith of Koran-vers over volgens de interpretaties van de vrouwen die ik heb bestudeerd. In de praktijk zie je dat echter wel vaak gebeuren. Tijdens zulke bijeenkomsten vertellen vrouwen over hun ervaringen. ‘Toen ik ging trouwen vroeg mijn man of ik nog maagd was’, vertelde één van hen. Hij vond het belangrijk dat ze een maagdelijkheidstest ging doen terwijl de vrouw dat heel vernederend vond. Nu leert ze haar dochters dat geen enkele man het recht heeft om dat van een vrouw te vragen. Want het is iets tussen jou en Allah. Het is een vorm van religieuze empowerment. Middels religieuze argumenten wordt het recht op zelfbeschikking versterkt.’

Islamitische huwelijken worden als vrouwonvriendelijk gelabeld. Hoe gaan moslimvrouwen daarmee om?
‘Ook daar zie je een verschil in wat de islam voorschrijft en wat er in de praktijk gebeurt. Steeds meer vrouwen willen een islamitisch huwelijkscontract, omdat dat ook bestaat binnen de traditie van de islam. Uit allerlei bronnen blijkt dat moslimvrouwen tijdens het leven van de profeet een vergelijkbaar contract opmaakten. Daarin nemen ze belangrijke dingen op, zoals het niet mogen nemen van een tweede vrouw zonder toestemming van de eerste of dat er geen maagdelijkheidstest gevraagd mag worden. Voor de buitenwereld kan ook dat gezien worden als een bewijs van onderdrukking van de moslimvrouw, maar zij ervaren het juist als vooruitgang en zekerheid.’

En moslimvrouwen die vastzitten in islamitische huwelijken?
‘Ook veel moslima’s denken dat de vrouw helemaal niet mag scheiden volgens de islam. Ik heb echter vrouwen ontmoet die erachter zijn gekomen dat de vrouw in de islam ook het recht heeft om te scheiden. Wanneer een man zich niet houdt aan bepaalde regels, kan een vrouw een scheiding aanvragen volgens de islam. Eén van de vrouwen had dat tijdens een training in Koeweit geleerd en besloot het aan alle vrouwen in haar zustergroep in Antwerpen te vertellen. ‘Want die vrouwen moeten weten dat ze ook in hun recht staan om een scheiding aan te vragen’, dacht zij. Daarmee kaartte zij een probleem aan dat leeft bij heel veel moslima’s, ook in Nederland.’

Is de hoofddoekdiscussie net zo levendig binnen de zustergroepen als daarbuiten?
‘Dat is heel verschillend per vrouw. Het heeft te maken met hoe een vrouw naar de hoofddoek kijkt. Voor sommige vrouwen is het een onlosmakelijk element van hun moslimidentiteit en vroomheid, voor anderen een reminder dat ze in Allah geloven. Ik ben ook moslimvrouwen met hoofddoek tegengekomen die eigenlijk nooit hebben stilgestaan bij de vraag ‘waarom draag ik een hoofddoek?’. Sommigen hebben hun hoofddoek demonstratief afgedaan, omdat ze van mening waren dat het ze werd opgelegd. Sommigen begonnen het later weer te dragen nadat ze zeker wisten dat de hoofddoek voor hun van betekenis was. Ik ga niet zeggen dat de hoofddoek voor deze vrouwen een symbool is van een protest tegen het Westen, want dat wordt wel heel vaak gezegd. Ik weiger daaraan mee te doen, vooral omdat deze vrouwen dat zelf niet zeggen.’

De mythe van de vrije wil

0

Het Openbaar Ministerie besloot onlangs om in de zaak tegen de tabaksindustrie, die was aangespannen door advocaat Bénédicte Ficq, niet tot vervolging over te gaan. De aanklacht luidde dat de tabaksindustrie door te sjoemelen met teer en nicotine gehaltes in sigaretten willens en wetens duizenden mensen verslaafd maakt. Ik moet eerlijk zeggen dat ik verbaasd was. Zo veel instanties en partijen in Nederland hadden zich bij de eis aangesloten waaronder gerenommeerde ziekenhuizen, gemeentes waaronder Amsterdam en Utrecht en veel meer, maar het hielp niet. Volgens het OM blijft de tabaksindustrie formeel binnen de wet en worden mensen bovendien niet gedwongen te gaan roken. Uiteindelijk neemt iedere roker op een dag zelf de beslissing te gaan roken, tegen beter weten in. Het is dus een vrije keuze en de eigen verantwoordelijkheid te beginnen en ook weer te stoppen. Terecht merkt Ficq op dat het idee van vrije wil bij pubers van rond de zeventien een kromme redenering is, bedacht door iemand die nog nooit van peer pressure heeft gehoord. En als je eenmaal verslaafd bent dan is stoppen ook niet een kwestie van vrije keuze.

De vrije wil dus. Een merkwaardig begrip dat in ons land welhaast mythische proporties heeft aangenomen in combinatie met het idee dat onze samenleving verregaand geïndividualiseerd is en dat iedereen verantwoordelijk is voor zijn of haar keuzes. Het wordt aan de ene kant gebruikt om bijvoorbeeld vrouwen met een hoofddoek erop te wijzen dat ze worden onderdrukt en dat ze beperkt worden in hun vrije wil. Dat er zoiets bestaat als de vrije wil om een hoofddoek te dragen is hier kennelijk niet relevant. En voor ‘jihadbruiden’ geldt die vrije wil dan kennelijk weer wel. Individualisme en vrije wil zijn instrumenten om in dit geval kritiek op de islam te onderbouwen. Vrije wil krijgt dan een ideologische lading en vooral, het zijn steeds anderen die bepalen of iemand onderdrukt wordt of niet.

Aan de andere kant is het gehele systeem van grenscontrole en asielprocedures gebaseerd op het idee dat migranten en mensen die vluchten voor oorlogsgeweld, uiteindelijk zelf verantwoordelijk zijn voor de keuzes die zij in hun leven maken. Er zijn initiatieven om in de landen waar migranten en vluchtelingen vandaan komen informatiecampagnes te starten om al diegenen die van plan zijn hun heil in Europa te zoeken op andere gedachten te brengen. In Sri Lanka kom je flyers tegen waarop de Australische regering potentiële migranten duidelijk maakt hoe zwaar het leven in Australië is. Je ziet daar in Soedan of in Afghanistan al een aankomende migrant staan te dubben: ‘Mmm… zal ik nu wel of niet gaan?’

Zelfs als wordt erkend dat het ontvluchten uit de hel van Oost-Goutha in Syrië niets van doen heeft met vrije keuze en er zoiets bizars bestaat als het onderscheid tussen economische vluchtelingen en oorlogsvluchtelingen, dan draait het circus van de eigen verantwoordelijkheid op volle toeren nadat je die hel bent ontvlucht. Grenscontrole, het Fort Europa, is gebaseerd op dat principe. Een muur, NAVO-prikkeldraad, het geweer van een ordebewaarder zijn middelen tegen de veronderstelde persoonlijke keuze van de vluchteling. Zo van ‘niemand heeft je gevraagd hier heen te komen’. Dat geldt nog sterker op het moment dat iemand in de asielprocedure terecht is gekomen. Je moet als aspirant-statushouder namelijk kunnen bewijzen dat je gegronde redenen hebt om je land te ontvluchten. De beelden van kapotgeschoten steden, getraumatiseerde kinderen en ontredderde mensen ontslaat het individu kennelijk niet van de plicht de eigen situatie ‘te bewijzen’. Het is cynisch en in en in triest dat iemand die het voor veel geld en met grote risico’s is gelukt in Europa aan te komen, om de oren wordt geslagen met ‘eigen verantwoordelijkheid’ en ‘vrije keuze’. Vooral schrijnend is de situatie van veel jonge vluchtelingen die nog meer dan volwassenen part noch deel hebben aan hun situatie, maar die over één kam worden geschoren met de rest. Ook in de laatste fase van het traject, de inburgering, is het sinds 2013 eigen verantwoordelijkheid en vrije keuze wat de klok slaat. Als je niet slaagt voor dat lachwekkende inburgeringsexamen dat je nog zelf moet betalen ook, mag je je biezen pakken.

Het laatste jaarboek van Amnesty International laat voor wat betreft Nederland niets aan duidelijkheid te wensen over. Nederland lapt aanbevelingen van de Verenigde Naties aan zijn laars, stuurt hele gezinnen terug naar gebieden die evident gevaarlijk zijn. Migranten (‘illegalen’) die niet over de noodzakelijke papieren beschikken wordt in Nederland de meest noodzakelijke behoeften onthouden. ‘Als je niet horen wil, dan moet je maar voelen.’ Eigen verantwoordelijkheid eerst!

‘Elke Armeniër heeft wel een familielid dat is omgekomen’

2
Volgens turkoloog Armand Sag was de Armeense genocide geen genocide, onder meer vanwege het gebrek aan een smoking gun. ‘Dat hebben genocides sowieso niet’, reageert genocide-expert Ugur Ümit Üngör. Journalist Erdal Balci: ‘Als Erdogan niet zo agressief was geweest, dan hadden Turkse Nederlanders wellicht ook milder gereageerd op de erkenning van de Armeense genocide door de Tweede Kamer.’

Begin twintigste eeuw, in de laatste periode van het Ottomaanse Rijk (1299-1922) zijn veel Armeniërs omgebracht. De schattingen lopen uiteen van driehonderdduizend tot twee miljoen. De Tweede Kamer heeft deze humanitaire ramp onlangs expliciet, zonder voorbehoud erkent als genocide. De Kanttekening sprak daarover Armeense en Turkse Nederlanders, onder wie experts en gemeenschapsleiders.

Diepe wonden
Wat vinden Armeense Nederlanders van het besluit van de Tweede Kamer? ‘We zijn verheugd over het besluit van de Tweede Kamer’, zegt het Almelose CDA-gemeenteraadslid Robin Gelici (27). Hij is trots dat het parlement deze stap heeft genomen, hoewel hij het jammer vindt dat het kabinet de genocide nog steeds niet wil erkennen. Advocaat Masis Mampel (34) beaamt dat. ‘Het gevoel blijft, we zijn een stap in de goede richting, maar nog niet op de bestemming.’ Masis Abrahamian (51), tolk en vertaler en voorzitter van het Nederlands-Armeens Comité voor Rechtvaardigheid en Democratie Hay Tad, noemt de opstelling van het kabinet ‘belachelijk’. ‘Het kabinet gaat (op 24 april, red.) een bewindspersoon sturen naar Armenië om de slachtoffers van de genocide te herdenken. Wat herdenkt de minister of staatssecretaris dan, de Armeense genocide of kwestie?’

De massamoorden die in 1915 begonnen hebben diepe wonden achtergelaten bij de Armeense gemeenschap, die nog steeds niet zijn geheeld. Gelici vertelt. ‘Toen ik klein was hoorde ik de verhalen over de genocide. Elk jaar rond 24 april herdenken we onze omgekomen familieleden.’ Abrahamian: ‘Armeniërs in Nederland hebben allemaal één of meerdere familieleden die zijn vermoord tijdens de genocide. Mijn grootvader verloor zijn moeder tijdens de genocide. Hij vluchtte later via Turkije naar West-Europa.’ Ook Mampels familie moest vluchten. ‘Mijn voorouders komen uit Irak. Ze zijn daar beland vanwege de Ottomaanse deportaties. Later zijn ze allemaal naar Europa geëmigreerd.’

Christenfundamentalist
Veel Turkse Nederlanders gaan anders met deze geschiedenis om. Velen onderschrijven het officiële standpunt van Ankara, namelijk dat er geen genocide heeft plaatsgevonden. Ook zeggen velen discriminatie te ervaren, omdat de genocide soms wordt gebruikt als stok om Turkse Nederlanders mee te slaan. Münire Manisa, bestuurscommissielid in Amsterdam Nieuw-West, vindt het kwetsend dat ze telkens wordt aangesproken op, wat zij noemt, ‘de Armeense kwestie’. Voor de linkse nieuwe- en opiniewebsite Joop schreef ze een vlammend opiniestuk getiteld Zo worden Turkse-Nederlanders steeds opnieuw gekeurd (21 februari): ‘Puur vanwege mijn achternaam ben ik nagenoeg verplicht een mening te hebben over wat zich meer dan honderd jaar geleden heeft afgespeeld, drieduizend kilometer verderop.’ Manisa wil tegenover de Kanttekening geen commentaar leveren. Wel wil ze kwijt dat de Armeniërs hun archieven niet willen openstellen voor wetenschappelijk onderzoek.

Dat argument wordt ook gebruikt op de erdoganistische nieuws- en opiniewebsite DutchTurks in het artikel Gespleten tong Frankrijk en Nederland inzake de Armeense kwestie (23 februari). Volgens de schrijver Haci Tekinerdogan willen de Armeniërs hun archieven niet openstellen, omdat ze vrezen dat de waarheid dan boven tafel komt. Tekinerdogan heeft het over ‘collaborerende’ Armeniërs. Die zouden samengewerkt hebben met ‘de koloniale machten die het Ottomaanse Rijk wilden opdelen’. Daarnaast vindt hij dat Nederland Turkije niet mag veroordelen vanwege de slavernij en de koloniale oorlog in Indonesië. In een ander artikel met de kop Kamermeerderheid stemt voor politiek gewin uit Armeense kwestie (22 februari) stelt de redactie van DutchTurks dat de motie om de genocide te erkennen genomen is door een ‘anti-Turkije coalitie’ en Tweede Kamerlid Joël Voordewind (ChristenUnie), indiener van de motie, een ‘christenfundamentalist’ is.

Smoking gun
Wat zeggen experts? Armand Sag (33), turkoloog en historicus aan de Tilburg University en het Instituut voor Turkse Studies, gelooft niet dat er een genocide heeft plaatsgevonden, maar drukt zich voorzichtiger uit dan DutchTurks. ‘Als je onder genocide verstaat dat er veel mensen zijn omgekomen, dan was er inderdaad sprake van een genocide. Maar als je bedoelt dat er een vooropgezet plan was om alle Armeniërs uit te roeien, dan ben ik het daar niet mee eens. De Holocaust was een geplande massamoord. Dat weten we dankzij de notulen van de Wannsee-conferentie (20 januari 1942, red.). Zo’n plan was er niet voor de Armeniërs. Er is geen smoking gun. Desalniettemin zijn er veel Armeniërs omgekomen tijdens wraakacties. Dat valt absoluut niet goed te praten. Na de oorlog zijn veel Ottomaanse militairen veroordeeld, omdat ze hun boekje te buiten zijn gegaan. Dat was toch niet gebeurd als er sprake was van een vooropgezet plan om alle Armeniërs uit te roeien?’

Sag noemt ook het argument dat de Armeniërs hun archieven niet willen openstellen. Toen hij in Armenië was in het kader van een Europese Unie-project mocht hij naar eigen zeggen niet alle archieven in. Volgens Sag bieden juist de Armeense archieven in Armenië en die in Rusland het antwoord. Vlak na de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) zei een voormalige Armeense premier in een toespraak dat de Armeniërs de ellende over zichzelf hadden afgeroepen, omdat ze in opstand waren gekomen tegen de Ottomanen. ‘Dit document is in de jaren zestig naar buiten gebracht door Moskou.’

Drogreden
Ugur Ümit Üngör (37), historicus, socioloog en genocide-expert verbonden aan de Universiteit Utrecht en het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, wijst erop dat het verhaal van de gesloten archieven een bekende en veelgebruikte drogreden van genocideontkenners is. ‘Het is alsof de Holocaust niet heeft plaatsgevonden als we de archieven van het getto van Warschau niet mogen inzien. Dat is onzin, want uit Duitse documenten blijkt duidelijk dat de nazi’s de Joden wilden uitroeien. Het is tijdverspilling om op argumenten van genocideontkenners in te gaan, ik stel liever wetenschappelijke vragen en onderzoek dat wat er gebeurd is.’ Maar er is toch geen smoking gun? ‘Dat hebben genocides sowieso niet. Op de Wannsee-conferentie drukte men zich ook in eufemistische termen uit. De meest belastende documenten over de Armeense genocide zijn de telegrammen die de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken, Talat Pasja (1872-1921, red.), naar zijn ondergeschikten stuurde. Ik heb er tientallen bestudeerd. Als Talat Pasja van een regionale bestuurder het bericht krijgt dat de Armeniërs in zijn provincie worden vermoord, reageert hij door nog meer Armeniërs die kant op te sturen. Er is meer bewijs. Na de Eerste Wereldoorlog werd in Istanbul een tribunaal georganiseerd om de daders van de genocide te straffen. Regionale gouverneurs bekenden dat ze telegrammen kregen waarin stond dat ze de Armeniërs moesten vermoorden en het telegram moesten vernietigen. En dan heb je natuurlijk ook de westerse getuigen die over de Armeense genocide hebben bericht.’

The slaughterhouse province
Sag vindt die westerse bronnen niet betrouwbaar. ‘De foto’s van de Duitse officier Armin T. Wegner (1886-1978, red.) vertellen eigenlijk alleen maar dat Armeniërs van de ene plek in het Ottomaanse Rijk naar een andere plek zijn gebracht. En Henry Morgenthau Sr. (1956-1946, red.), de Amerikaanse ambassadeur, heeft Constantinopel helemaal niet verlaten. Daarom zitten er ook veel fouten in zijn rapport. Hij vertelt niet de waarheid. Historicus Arnold J. Toynbee (1889-1975, red.) heeft jaren later zijn excuses aangeboden over zijn rapporten. Hij overdreef alles bewust, om propaganda voor de geallieerde zaak te bedrijven.’

Üngör bevestigt dat Morgenthau aan framing deed. ‘Maar hij had geen ongelijk over de feiten. Die dingen gebeurden gewoon.’ Üngör wijst ook op het rapport The slaughterhouse province: an American diplomat’s report on the Armenian genocide van de Amerikaanse diplomaat Leslie Davis (1876-1960). ‘Dat is echt een heel goed verslag. Davis heeft alles nauwkeurig gedocumenteerd. Hij heeft de massagraven bezocht en de daders gesproken, onder wie een gouverneur die bekende dat hij dit moest doen.’

Verzoening en voetbaldiplomatie
Zullen de Armeniërs en Turken zich ooit met elkaar verzoenen? ‘De meeste Armeense Nederlanders staan daar voor open, maar niet zonder meer’, zegt Gelici. ‘We kunnen pas echt met elkaar samenleven als Turkije de genocide erkent, dan pas kunnen de slachtoffers echt rust vinden.’ Abrahamian wil dat alle genocides erkend worden. ‘Anders wordt er ruimte gecreëerd voor nieuwe genocides.’ Üngör onderschrijft dat. ‘Het is een zwaar onderwerp, dat de gehele mensheid aangaat, niet alleen de Armeniërs en de Turken of de Hutu’s en de Tutsi’s. Daarom is het legitiem dat de Nederlandse samenleving hier ook iets van vindt.’ Ook Sag hoopt op betere betrekkingen tussen Armeniërs en Turken en vindt dat er een vorm van erkenning moet komen. ‘Elke Armeniër heeft wel een familielid dat is omgekomen. Maar ook elke Turk. In Turkije wordt de pijn daarover onvoldoende erkend. En andersom in Armenië ook. Dat moet veranderen.’

Het ziet er echter voorlopig niet naar uit dat Turkije stappen in die richting onderneemt. Üngör zegt dat de huidige generatie Turkse politici daarvoor de moed niet hebben. ‘In 2008 en 2009 deed Turkije trouwens wel een poging, toen de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken Davutoglu en de toenmalige president Abdullah Gül via voetbaldiplomatie (ze organiseerden een wedstrijd tussen Armenië en Turkije, red.) probeerden de betrekkingen met Armenië te normaliseren. Helaas mislukte dat. Beide politici zijn nu op een zijspoor gezet door Erdogan.’

Journalist en schrijver Erdal Balci (49) was jarenlang correspondent in Turkije voor Trouw. Hij vertelt over een Armeense conferentie in Istanbul, die hij rond diezelfde tijd bezocht. ‘Het was een tijd van liberalisering. Heel veel kon toen nog. Die conferentie was echt heel bijzonder. Mensen konden in alle vrijheid kritische dingen zeggen. Dat is nu onmogelijk. Ik denk met weemoed terug aan die jaren. De stemming is helaas omgeslagen. Erdogan werkt nu samen met de nationalistische Grijze Wolven. In Nederland zijn Turken ook harder geworden. Als Erdogan niet zo agressief was geweest, dan hadden Turkse Nederlanders wellicht ook milder gereageerd op de erkenning van de Armeense genocide door de Tweede Kamer.’

‘Negentig procent van de Bollywood-films is rotzooi’

1
Indiase scenarioschrijvers willen meer films die de taboes in India aan de kaak stellen. ‘Als in een hindoegezin de dochter wil trouwen met een moslim, dan is het huis te klein, dan blijft niets meer over van de broederschap.’

India is in rouw. Shree Amma Yanger Ayyapan, beter bekend als Shridevi, een icoon in Bollywood, is onlangs op vierenvijftigjarige leeftijd overleden aan een hartaanval. Bollywood is een miljardenbusiness in India en de grootste filmindustrie ter wereld. De naam Bollywood kwam op in de jaren zeventig, geïnspireerd door de toen grootste filmindustrie Hollywood. De ‘b’ staat voor de stad waar het allemaal begon: Bombay. Sindsdien is de invloed van Bollywood op de Indiase maatschappij enorm.

Onze correspondent Sara-May Leeflang is in India en sprak Indiase acteurs, scenarioschrijvers en hun publiek over de maatschappelijke invloed van Bollywood.

Sultan (31) uit Mumbai is acteur en scriptschrijver. Hij is van jongs af aan betrokken bij de Indiase filmindustrie. Zijn vader was producent en zijn zus Rehana Sultan was een bekende filmster in de jaren zeventig. Maar het was zijn zwager, regisseur Babu Ram Ishara, die hem werkelijk de kans gaf zich te ontplooien in de filmwereld. Zijn films gaan vaak over sociaal-maatschappelijke problemen. ‘Ik probeer altijd een boodschap in mijn scripts te verwerken. Vaak een boodschap die taboedoorbrekend is, bekende Indiase taboes zijn de patriarchale verhoudingen en seksualiteit. Ook vind ik het contrast tussen rijk en arm fascinerend. Ik wil niet dat mijn mening overheerst, maar een boodschap is wel belangrijk.’

Sultan werkt nu aan twee films die de ‘hypocrisie’ van de Indiase maatschappij aan de kaak stelt. Eén van die films gaat over homoseksualiteit. ‘In India pretenderen we in de steden dat we open staan voor andere perspectieven. De film laat zien wat er gebeurt als het in jouw gezin iemand homo is. Indiërs vinden alles best, totdat het gaat over hun eigen familie. Dus maken wij een film waarin de vader homoseksueel is. De vader houdt dat geheim. Als zijn zoon de geaardheid van zijn vader ontdekt, pleegt de vader zelfmoord. De vragen die overblijven zijn: waarom heb je het niet gewoon verteld?, waarom heb je voor een façade gekozen? De vader dacht dat hij zijn homoseksualiteit kon negeren. Wij laten zien dat hij dat niet kan.’ De tweede film gaat over religie en hypocrisie. ‘Indiërs doen alsof er geen religieuze problemen zijn. Iedereen noemt elkaar hier broeder en zuster, maar als in een hindoegezin de dochter wil trouwen met een moslim, dan is het huis te klein, dan blijft niets meer over van de broederschap.’

Rehana (30) maakte haar debuut met de gewaagde film Chetna. ‘De grote industrie maakt sprookjes. Als het verhaal over een prostituee gaat, dan blijkt zij eigenlijk een prinses die op jonge leeftijd ontvoerd is. De held redt haar, ze trouwen en leiden een luxe leven. Dat heeft niets met de werkelijkheid te maken. Ze durven geen films over het echte leven van een prostituee te maken.’ Rehana speelde in Chetna een prostituee. Eén van haar klanten wordt verliefd op haar en wil met haar trouwen. Zij antwoordt dat ze haar man niet anders zal behandelen dan haar klanten. ‘De meest intieme momenten zijn in de slaapkamer gefilmd, maar het is niets anders dan een dialoog, je ziet geen enkel bloot stuk huid.’ De film zorgde voor enorm veel ophef en zette de filmindustrie op zijn kop. Het werd new age genoemd. Voor het eerst werd er ook niet in een studio gefilmd, maar in een huis en bungalows.

Volgens Sultan draait de filmindustrie in India alleen maar om vermaak. ‘Of je nou mensen vermaakt door het publiek te verrassen met een goede clue, te laten schrikken met een thriller of met dans en zang, het komt uiteindelijk allemaal op hetzelfde neer. Indiërs houden van overdrijven en in Bollywood-films wordt alles enorm overdreven.’

Volgens Sultan is het een zware business. ‘Heel veel jonge mensen proberen het te maken in Bollywood, maar slechts een handjevol mensen bereikt iets. Het is heel zeldzaam dat mensen in de filmindustrie zich echt creatief kunnen ontplooien. Daarom heb ik nu gekozen voor het schrijven van scripts van onafhankelijke films. Bij dat soort films komt mijn creatieve geest ultiem tot uiting en ervaar ik niet zo veel belemmeringen. Ik geloof in het leren en afleren van kennis. Je studeert om algemene kennis op te bouwen, maar daarna leer je het door de praktijkervaring af. Dat geldt ook voor mijn werk. Er is geen juiste manier om een filmscript te schrijven.’

Vorig jaar bracht de Indiase filmindustrie bijna tweeduizend films uit. Bollywood is niet de enige pijler van de Indiase filmindustrie. Ze maakt drieënveertig procent op van het totaal. Naast Bollywood is er Taliwood, de filmindustrie in Telugu en Tamil Nadu. In de periode 1940-1960 groeide het succes van Bollywood. Er werden veel films geproduceerd die nu als klassiekers worden beschouwd. Daarmee vestigde de Indiase filmindustrie haar roem. De thema’s in deze periode waren meestal van sociaal-economische en sociaal-politieke aard. Het groeiend aantal sloppenwijken en de toenemende corruptie werden algemene onderwerpen, met vaak als hoofdpersoon een jonge boze man die strijdt voor rechtvaardigheid. Het genre dat de filmindustrie echt liet overwinnen was masala. Een mix van actie, komedie, romantiek en drama, vaak in musicalvorm met liedjes die worden gefilmd op pittoreske locaties. In de jaren negentig werd dit thema uitgebreid met een nieuw segment dat zich vooral richt op de familie. De laatste jaren is er meer ruimte ontstaan voor art house en onafhankelijke films. Tegenwoordig maken of breken de liedjes de film. Een nummer wordt al maanden voor het uitbrengen van de film overgedraaid. Als dat geen succes wordt, dan is meestal de film ook een flop. Het is de bedoeling dat de Indiase jeugd de liedjes al meezingen voordat ze de film hebben gezien. Daarbij zijn de kostuums van enorm belang. Die hebben veel invloed op de modetrends in het dagelijks leven.

Volgens Sultan is de invloed van Bollywood op de Indiase maatschappij groot, maar het hangt volgens hem ook heel erg van de consument af. ‘Ik denk dat de mensen op het platteland over het algemeen gemakkelijker te beïnvloeden zijn dan de mensen in de stad. Stedelingen zijn vaak al meer gewend aan diversiteit en andere manieren van kleden en denken.’ Bollywood heeft zowel positieve als negatieve invloed volgens Sultan ‘Sommige films, zoals 3 idiots (een film waarin de beroemde taboedoorbrekende acteur en regisseur Aamir Khan het Indiase schoolsysteem bekritiseert, red.), Taare zameen par en Padman, doorbreken sociale normen en taboes. Maar de typische masala-films met goedkope komedie en patriarchale verhoudingen, hebben een negatief effect, ze houden taboes juist in stand.’

Pushpa (29) is tandarts in Mumbai. Hij is dol op Bollywood-films. ‘Oké, ze zijn niet allemaal even goed, maar wat ik zo leuk vind aan de films is dat er veel emotie wordt getoond. Vaak zijn de gevoelens heel erg herkenbaar. Er wordt om de vijftien minuten een liedje met dans opgevoerd, wat heel vermakelijk is. En de mooie kostuums met veel kleuren zijn indrukwekkend.’ Pushpa haalt ook levenslessen uit de films. ‘In 3 idiots, met Khan in de hoofdrol, leer je dat het leven niet persé via de studieboeken geleerd kan worden. In Sirf rum worden penvrienden een liefdeskoppel waarin ze helemaal voor elkaar gaan, ook al zijn ze niet fysiek bij elkaar. Ik vind dat een prachtige film, omdat ik zelf ook een lange afstandsrelatie heb, waarin vertrouwen en loyaliteit van groot belang zijn.’

‘Negentig procent van de Bollywood-films is rotzooi’, zegt Abishek (35), ingenieur uit Mumbai. ‘Maar dat is alleen omdat ik veel buitenlandse tv en films kijk, die veel beter zijn. De meeste Indiërs adoreren Bollywood vanwege de kleuren, de liedjes, de actie en de romantiek.’ Toch is ook Abishek fan van Khan. ‘Wat zo bewonderenswaardig is aan Khan is dat hij maar in één film per jaar speelt en heel kritisch is over de filmscripts. Hij is de Leonardo DiCaprio van Bollywood. Andere acteurs doen talloze films om zo veel mogelijk geld te verdienen. Khan staat er om bekend dat hij voor kwaliteit gaat en daarbij ook sociaal maatschappelijke problemen aan de kaak stelt en taboes doorbreekt.’

Ook Devbrat (26), uit Mumbai houdt van de films van Khan. ‘Ik ben van mening dat er maar twee goede films bestaan: 3 idiots en Lagaan.’ In beide speelt Khan de hoofdrol.

Sommige criticasters benadrukken dat het nationalisme in India door Bollywood wordt aangewakkerd. Namrata (35), werkzaam bij een bank, ziet dat niet als een negatief punt. ‘De Bollywood-films worden tegenwoordig naar alle delen van de wereld geëxporteerd, Indiase acteurs spelen vandaag de dag ook in Hollywood-films en ze krijgen internationale prijzen. De wereld krijgt daardoor een ander en misschien wel beter beeld van India. Er zijn veel historische films zoals Padmaavat die de geschiedenis van India vertellen.’ Daarbij breken films ook taboes. Zo ook de recent uitgebrachte Pad Man, over een sociaal activist uit Tamil Nadu die maandverband introduceert in de patriarchale dorpen. Een revolutionair proces in India. Namrata houdt van de Bollywood-films. ‘Ik ga vaak naar de film of kijk ze online. Het is erg vermakelijk na een week werken. Het is mijn manier om te ontspannen.’

Student Pradipika (26) uit Mumbai houdt van alle soorten Bollywood-films. ‘De liedjes, de kleuren, maar vooral de kostuums zijn prachtig. Vooral in de films die als thema de geschiedenis van India behandelen. Door die films kwam ik erachter dat de geschiedenis van India zo indrukwekkend en rijk is. En de kostuums in deze films slaan alles. Het is zo overdreven mooi. Ze komen in alle kleuren die er bestaan in de wereld.’

Ontmasker slachtoffernarratieven

0

In de polariserende samenleving waarin we vandaag de dag leven zijn er veel zaken die potentieel verschillende groepen in de samenleving tegenover elkaar kunnen zetten. De politiek bijvoorbeeld of de beeldvorming in de media. Ontwikkelingen op het gebied van migratie, of omtrent religie. Sociaal-economische tegenstellingen en culturele diversiteit. Veel van deze tegenstellingen zijn gebaseerd op in-group en out-group perspectieven en vertrekken vanuit een wij-zij denken.

Onder deze tegenstellingen gaan vaak bepaalde narratieven verborgen. Narratieven die in het geheugen van een bepaalde groep een dominante rol kunnen spelen en sterk kunnen beïnvloeden hoe er binnen een bepaalde groep gedacht wordt. Dergelijke narratieven ontstaan door bepaalde ontwikkelingen, structurele of politieke, maar blijven voortleven ondanks dat de tijden soms veranderd zijn en de situatie er anders uitziet. Ze kunnen ook over generaties overgedragen worden en bij een nieuwe generatie misschien nog wel sterker voortleven dan bij de voortgaande.

De narratieven waar ik het hier over heb zijn slachtoffernarratieven. Slachtoffernarratieven definieer ik hier als verhalen, ideeën en gedachten die gevormd worden door de onderbuik en voortleven in het collectieve geheugen van een bepaalde groep, van waaruit ze overgedragen worden van individu op individu en generatie op generatie. Centraal bij slachtoffernarratieven staat het idee van het slachtofferschap, het idee dat een bepaalde groep om een bepaalde reden slachtoffer is, als gevolg van bepaalde ontwikkelingen die toe te schrijven zijn aan het handelen van een andere groep.

Deze slachtoffernarratieven nemen verschillende vormen aan. Een voorbeeld is de gedachte die onder sommige kinderen van gastarbeiders leeft, dat hun ouders massaal naar West-Europa waren gehaald om het vuile werk op te knappen voor de Europeanen om als dank vervolgens werkloos afgedankt te worden. Onder een deel van de autochtone bevolking leeft daartegenover het slachtoffernarratief dat gastarbeiders en hun kinderen dankzij de autochtonen hiernaartoe konden komen en volop kansen hebben gekregen waarvoor ze dankbaar zouden moeten zijn. Echter, in realiteit krijgt men vooral ondankbaarheid en zelfs misdraging, over zich heen.

Andere slachtoffernarratieven vindt men rondom de komst van vluchtelingen. In autochtone hoek leeft het idee dat in Europa vanuit de gedachte van gastvrijheid het land wordt opengesteld voor vluchtelingen: vluchtelingen krijgen hier kansen en moeten zich daarom aanpassen aan ons, maar doen dat zelden of nooit, maar sterker nog, veel vluchtelingen zijn juist werkloos, profiteren van de voorzieningen hier en proberen hun familie hierheen te halen. Onder sommige vluchtelingen leeft daarentegen de gedachte dat ze moesten vluchten als gevolg van de acties en misdaden van westerse overheden en legers en daarom recht hebben op hun deel van de taart die het Westen heet. Ze vinden dat westerlingen hun moeten accepteren, maar dat niet doen, omdat ze racistisch zijn.

Slachtoffernarratieven bevinden zich op verscheidene breuklijnen, zoals allochtoon-autochtoon, oudkomer-nieuwkomer, zwart-wit, belastingbetaler-uitkeringsgerechtigde, links-rechts en religieus-seculier. Ze nestelen zich in het collectieve geheugen van bepaalde groepen. Ze zijn meestal in hun geheel niet kloppend en het resultaat van een selectief geheugen of selectief denken, maar ze zijn vaak voor een deel wel gebaseerd op feiten of reële gebeurtenissen. In veel gevallen zijn ze voor een groot deel gebaseerd op aannames, generalisaties en oversimplificaties.

Slachtoffernarratieven zijn improductief en niet constructief. Ze dragen niet bij aan een betere samenleving of aan het goed samenleven van verschillende bevolkingsgroepen. Ze beïnvloeden het doen en laten van een deel van de bevolking op negatieve wijze en kunnen op die manier weer anderen eveneens negatief beïnvloeden en zo nieuwe slachtoffernarratieven creëren. Een ontwikkeling richting een vicieuze cirkel is daarbij reëel aanwezig. Het is dan ook zaak dat we slachtoffernarratieven niet alleen benoemen en leren herkennen, maar dat we ze ook bestrijden, door ze te ontmaskeren, weerspreken en weerleggen. Weerleggen met feiten, waarbij negativiteit tegengegaan wordt met positieve feiten en voorbeelden. Alleen op die manier kunnen we voorkomen dat slachtoffernarratieven te lang blijven bestaan en als resultaat daarvan schade toebrengen aan de maatschappij, doordat ze een blijvend negatieve invloed uitoefenen op huidige en toekomstige generaties. Juist in een steeds verder polariserende samenleving als de hedendaagse is dat wel het laatste waar we nu behoefte aan hebben.

Een uitvolkoren klas

0

De krokusvakantie had echt geen week later moeten komen. Niet alleen ik, ook de kinderen hadden er grote behoefte aan. Ze krijgen tweeëndertig uur per week les, bijna een fulltime werkweek van voortdurend opletten en bij de les moeten blijven, dat is uitputtend. Dus dat de aandacht en concentratie in de les dan wat minder is, dat begrijp ik en ik heb er vrede mee. We zijn allemaal moe.

De laatste donderdag voor de vakantie. Zoals altijd geef ik vandaag twee uur les aan mijn mentorklas. Eerst een mentoruur waarin we ‘de lopende zaken’ van de kinderen en de klas bespreken, daarna nog een uurtje Nederlands. In het mentoruur bespreken we onder andere de aankomende werkweek in Barcelona. Elk jaar gaat er een groep kinderen een weekje weg. Dat is goed voor de saamhorigheid in de klas en het is leerzaam om een ander land te bezoeken (wat de meeste leerlingen zelden doen). Ik inventariseer wie wel en niet meegaat. Nabihah wil wel mee, maar ze is afkomstig uit Syrië, ze is nog niet zo lang hier en heeft een probleem met haar identiteitsbewijs. Dat gaan we oplossen, want Nabihah moet natuurlijk mee kunnen als ze dat wil.

Ik leg ook alvast verantwoording af voor het bedrag dat betaald moet worden voor de reis. ‘Zodat jullie tenminste weten dat we onszelf niet verrijken met het geld dat jullie ons betalen.’ Klein lesje economie, al is het mijn vak niet. ‘Is er wel genoeg eten daar?’, vraagt een bezorgde leerling. Ik snap de vraag, want de kinderen uit mijn klas hebben voortdurend honger, ze eten veel en dat hebben ze ook nodig. Maar ik kan de leerling geruststellen. ‘Er is een all you can eat-restaurant naast de plek waar we logeren, dus dat komt goed.’

Jaren geleden was ik ook eens op werkweek met mijn klas en toen was Jeffrey mee. Jeffrey kwam uit Ghana en was een kleine drie jaar in Nederland. Uiteraard gingen we ook toen naar het all you can eat-restaurant, want dat is een gegeven in onze werkweken. Jeffrey blééf zijn bord volscheppen. Na drie borden dacht ik, toch eens vragen. ‘Jeffrey, denk je dat je zo eens een keer genoeg hebt?’, zei ik. ‘Dit is je derde bord, hoeveel kan je eten?’ Heel veel, zo bleek. ‘Ik weet toch niet wanneer ik weer te eten zal krijgen?’ Dat was zijn ervaring. Weer een nuttig lesje ‘begrijp je medemens’, als je iets meer achtergrondkennis hebt, begrijp je gedrag vaak een stuk beter.

Aan het eind van het mentoruur wil Najib nog even onderhandelen over het inleveren van zijn opdracht. Najib, die van plan is later veel geld te gaan verdienen en die houdt van dealtjes sluiten, moet nog een boekverslag inleveren. ‘Morgen ligt het bij mij, hè?’, zegt mijn collega-mentorklasbegeleider streng. ‘Nee juf, vrijdag.’ Dat komt mooi uit. ‘Najib, morgen is het vrijdag.’ Tja, vermoeidheid, dan begin je de dagen door elkaar te halen en dat gaat ten koste van je onderhandelingsskills. Enigszins beteuterd legt hij zich erbij neer.

Na het mentoruur volgt er nog een uurtje Nederlands. Het komt uit onze gezamenlijke tenen, maar we persen het eruit. We beginnen met een spreekbeurt van Soraya over de Filipijnen. Het is haar geboorteland en ze weet er veel over te vertellen. Enigszins murw laat de klas het informatiebombardement over zich heen komen. In vijf minuten leren we alles over de geschiedenis, de mode, het volkslied van de Filipijnen (‘dat gaat over het uitvolkoren volk, ik weet niet precies wat dat betekent’), uit hoeveel eilanden het land bestaat en wat de Filipijn zoal eet. Aan het eind van haar verhaal krijgen we een filmpje te zien van de nationale dans, een soort touwtjespringen met twee bamboestokken. Het ziet er gevaarlijk uit, als je niet snel genoeg springt krijg je een stok tegen je enkels. Dat trekt de aandacht. ‘Dat doet zeer, als je dat ding tegen je enkels krijgt!’ Kinderen houden van wreed en mijn klas leeft even op. Na de spreekbeurt zijn er geen vragen. Nee, het is mooi geweest. ‘Omdat het volgende week vakantie is geef ik geen huiswerk op. Na de vakantie weer verder.

De namen in deze column zijn gefingeerd.