Zorg voor patiënten met een migratieachtergrond kan lastig zijn door culturele verschillen, zegt geestelijk verzorger Mustafa Bulut. ‘Spreek niet over de dood, maar zeg: we doen ons best om u te helpen.’
Voor verpleegkundigen kan het schrikken zijn wanneer er twintig tot dertig familieleden rondom het bed van een patiënt staan, vooral als het ziekenhuis een maximum van twee bezoekers hanteert. Mustafa Bulut, geestelijk verzorger in het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis in Tilburg, ziet dit steeds vaker gebeuren. Want tot de groeiende groep ouderen die zorg nodig heeft, behoort ook de generatie gastarbeiders die ooit naar Nederland kwam. Zij hebben eigen verwachtingen en opvattingen rondom zorg. ‘Voor ziekenhuispersoneel wordt het daarom steeds belangrijker om met diversiteit om te gaan’, vertelt hij. Met dat in gedachten schreef Bulut het boek Wilt u weten wat u heeft? over cultuurverschillen in de zorg, want die zijn er zeker.
Laten we even teruggaan naar dat moment. Een verpleegkundige komt binnen en treft twintig mensen in de kamer aan. Wat gebeurt er dan?
De verpleegkundige kan zich kwetsbaar voelen en bang zijn voor agressie, ook zonder dat daar aanleiding voor is. Vervolgens weet hij vaak niet hoe met de situatie om te gaan. Een veelvoorkomende reactie is dat de bezoekers worden aangesproken: ‘Wilt u hier allemaal weggaan alsjeblieft, want het is veel te druk.’
‘Het is beter dat de verpleegkundige met het hoofd van de familie praat’
‘Bij bezoekers met een biculturele achtergrond kan dat in acute situaties verkeerd overkomen. Zij willen er voor hun dierbare zijn, maar zijn niet welkom. Sommige mensen denken zelfs dat er bedoeld wordt dat ze niet welkom zijn in Nederland, terwijl dat natuurlijk niet de intentie was van de verpleegkundige. Zo diep gaat de pijn. Het is daarom beter dat de verpleegkundige met het hoofd van de familie praat en vriendelijk vraagt of hij iedereen naar buiten wil laten gaan.’
In uw boek maakt u onderscheid tussen de wij-cultuur en de ik-cultuur. Wat bedoelt u daarmee?
‘De Nederlandse cultuur is een ik-cultuur. We stellen de patiënt centraal. Bij gesprekken over de behandeling richten we ons tot de patiënt, dat is het individu dat geholpen moet worden. Maar een patiënt uit de wij-cultuur – waar ook moslims toebehoren – beslist samen met zijn meegekomen vrouw, dochter, zoon of broer over de behandeling. Bij hen staat niet het individu maar de familierelatie centraal.
‘Dat zorgt soms voor wrijving met de WGBO (de Wet Geneeskundige Behandelingsovereenkomst) die ook door de ik-bril naar de patiënt kijkt. Er is een behandelaar-patiëntrelatie, en zorgverleners mogen de families er niet direct bij betrekken. Maar als de patiënt dat wel wil, en het doet de patiënt ook goed, dan kan die benadering goede zorg in de weg staan.
‘Met name bij ongeneeslijk zieke patiënten is het belangrijk om cultuursensitief te zijn. In de literatuur noemen we dat hoog-context communicatie. Je spreekt niet over de dood, maar zegt: ‘We doen ons best om u te helpen.’ Een patiënt begrijpt dan, ik ga dood. In de laag-context communicatie (in de Nederlandse cultuur, red.) vraagt de patiënt, ga ik dood? De dokter zegt dan, ja. De patiënt kan daarna met de familie samen de boodschap dragen. Want wij gaan de kamer uit als zorgpersoneel, maar zij moeten verder.’
Ik kan me voorstellen dat de dokter zich afvraagt: begrijpen ze de boodschap wel echt? Het woord ‘dood’ is niet genoemd.
‘Ja, dat is zo. De doorsnee Nederlandse manier is om transparant en eerlijk alles te benoemen, wat fijn is omdat je zo goed informeert. Een nadeel daarvan is dat je te veel informatie geeft, want mensen onthouden nooit alles in een slechtnieuwsgesprek. Onzekerheid over de vraag of de patiënt en zijn familie de boodschap begrijpt, kun je bij beide culturen ondervangen door vragen te stellen. Kunt u voor mij even samenvatten wat ik heb gezegd? Zo check je hoe de informatie is overgekomen.’
‘Ik gebruik liever de term ‘diep gelovige mensen’
In uw boek las ik dat het levenseinde een complex onderwerp is, omdat moslims liever geen morfine nemen.
‘Ik gebruik liever de term ‘diep gelovige mensen’. Niet alleen moslims, maar ook orthodoxe protestanten en katholieken kunnen medicatie weigeren omdat zij geloven dat God een plan heeft en dat je bij bewustzijn moet blijven om alles te doorstaan.’
Dat kan lastig zijn voor artsen. Zij willen het lijden van hun patiënten graag verzachten.
‘Ja, het is moeilijk als mensen ervoor kiezen pijn te verdragen. Als arts kun je daardoor in gewetensnood komen. Maar je mag een ander niet dwingen om medicijnen in te nemen. Ik zeg altijd: blijf in dialoog. Zeg bijvoorbeeld: Ik begrijp dat u bij bewustzijn wilt blijven, maar dat kan ook met een lage dosering morfine. Wilt u dat misschien proberen?’
Kortere levensverwachting
Soms hoor je verhalen over mensen met een migratieachtergrond die te laat een diagnose krijgen of bij de dokter komen met een klacht, maar niet goed worden onderzocht.
‘Het is waar dat mensen met een bepaalde migratieachtergrond een kortere levensverwachting hebben wanneer ze de diagnose kanker krijgen. De vraag is echter of patiënten hun symptomen altijd serieus genoeg nemen. Sommige mensen, waaronder moslims, hebben de neiging hun klachten te bagatelliseren. Ze denken vaak: er zal wel niets aan de hand zijn. Tegen de tijd dat ze bij de huisarts komen, is het soms al te laat. Bijvoorbeeld bij kanker kan de tumor dan al zijn uitgezaaid.
‘Anderzijds vertellen patiënten dat ze zich tijdig bij de huisarts melden, maar het antwoord krijgen dat er niets aan de hand is, terwijl er wel degelijk iets mis is. De vraag ontstaat: had de dokter dit kunnen voorkomen? Of erger nog: heeft de dokter dit expres niet opgemerkt? Dit kan leiden tot de vraag of hun afkomst de reden is dat hun klachten niet serieus zijn genomen. Dat gevoel van niet serieus genomen worden leeft sterk onder mensen met een migratieachtergrond.’
Waarom denken zij dat ze niet serieus worden genomen?
‘Dat heeft te maken met het huidige politieke klimaat. Ze leven in een land waarin ze zich steeds minder welkom voelen en ook anders behandeld worden. Kijk maar naar de discussies die in de Tweede Kamer worden gevoerd over integratie.
‘Ik ben zelf bicultureel opgevoed, met Turkse ouders en geboren en getogen in Brabant. Toch gebeurt het mij regelmatig dat er wordt gezegd dat ik heel goed Nederlands spreek. In de beeldvorming van die ander ben ik dus nog steeds een buitenstaander en dat doet pijn.
‘Sommige patiënten met een tweede nationaliteit voelen zich veiliger bij een arts met dezelfde achtergrond’
‘Als je met zo’n gevoel van er niet bij horen in een ziekenhuis komt, dan raakt je beleving gekleurd. Je vraagt je af waarom jij zo lang moet wachten tot iemand naar je toekomt. Je denkt dat de dokter je niet aankeek terwijl hij dat wel deed. Dat is de beleving van mensen die zich minder voelen in de maatschappij.’
Gaan sommige patiënten daarom liever voor een behandeling naar bijvoorbeeld Turkije?
‘Dat zou kunnen. Sommige patiënten met een tweede nationaliteit voelen zich veiliger bij een arts met dezelfde achtergrond. Dat heeft te maken met ‘ons kent ons’. Net zoals Nederlanders in het buitenland het prettig vinden om in acute gevallen geholpen te worden door een Nederlandssprekende arts. Het biedt een stukje herkenning: ik word geholpen door iemand die net als ik is. Hoewel het natuurlijk maar de vraag is of die persoon echt zoveel op jou lijkt.
‘Daarnaast zijn er patiënten die te horen hebben gekregen dat verdere behandeling medisch zinloos is. Zij zoeken vaak hun toevlucht tot ziekenhuizen in België of Duitsland, waar behandelingen langer worden voortgezet. Onder hen zijn ook veel Nederlanders.’
Waarom stoppen artsen in Nederland eerder?
‘Ik denk dat dat deels te maken heeft met de stand van de zorg. We kunnen gewoon niet iedereen tot het einde toe behandelen, met minder zorgpersoneel en een groeiend aantal ouderen. Dat schuurt met wat bijvoorbeeld bij diepgelovigen speelt; zij vinden vaak dat je vooral moet doorgaan tot het einde.
‘Een ander punt rondom het levenseinde is dat we, naar mijn gevoel, soms doorschieten in onze behoefte aan oprechtheid. We willen alles bespreekbaar maken, zelfs wanneer duidelijk is dat we een ziekte niet kunnen overwinnen en de dood er aan te pas komt. Dit kan goed zijn voor mensen die erover willen praten, maar als we die bespreekbaarheid gaan opleggen, gaan we te ver.
‘We hebben het vaak over de kwaliteit van leven en een voltooid leven. Maar wanneer is het leven nou voltooid? Net als het woord abstineren, de behandeling staken. Het werkwoord bestaat alleen in Nederland en België. In veel andere landen praten mensen helemaal niet over de dood zoals wij dat doen.
‘Deze man weigerde morfine omdat hij bij bewustzijn wilde blijven’
‘Het voordeel van er wél over praten, is dat je je laatste levenswensen kunt bespreken. Maar niet iedereen kan of wil dat, en je kunt mensen er enorm mee bang maken.
‘Ik was laatst op bezoek in een groot ziekenhuis in Istanbul en vroeg aan een van de artsen daar: Hoe breng jij slecht nieuws aan een patiënt? Hij antwoordde iets heel moois: We zijn eerlijk en vertellen het slechte nieuws, maar wat we nooit doen, is hoop wegnemen. We laten mensen altijd blijven hopen.’
Is dat echt mooi? Je ontneemt zo iemand de kans om zijn leven af te ronden en zich met de dood te verzoenen.
‘Dat is een moedige benadering van het levenseinde, maar dat is jouw overtuiging. Niet iedereen kan zich verzoenen met de dood. Sommigen hebben zich verzoend met het leven. In mijn boek beschrijf ik het verhaal van een jonge man die sterft in de woonkamer, terwijl zijn vrouw bloemen in een vaas schikt en zijn kinderen om hem heen spelen. Deze man wilde niet alles weten over zijn naderende dood en weigerde morfine omdat hij bij bewustzijn wilde blijven. Dat is voor ons misschien moeilijk te begrijpen, maar het was ook een goede dood.’
Mustafa Bulut, Wilt u weten wat u heeft?, De Arbeiderspers, 208 blz., €11,99
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!