Fatima is een jonge moeder. Tijdens haar studie ging ze zich in het geloof verdiepen en na een tijdje besloot ze een hoofddoek te dragen. ”Aanvankelijk hadden vooral mijn ouders daar moeite mee. Thuis moest ik strijd leveren, maar op school werd er geen punt van gemaakt. In die tijd ging het op school sowieso zelden over het geloof. De laatste jaren is dat veranderd. Thuis hebben ze mijn hoofddoek inmiddels geaccepteerd, maar nu heb ik buitenshuis geregeld met scheldpartijen te maken en moet ik steeds weer uitleggen dat ik niet door mijn vader gedwongen word om een hoofddoek te dragen. Hoe vaker ik op het dragen van die hoofddoek word aangesproken, hoe kleiner de kans dat ik hem ooit af zal doen. Als dit een vrij land is, zal het mijn keuze moeten eerbiedigen.”
Abdel is actief bij seculiere Marokkaanse organisaties. In de jaren ’90 verzette hij zich tegen de invloed die via moskeeën vanuit de landen van herkomst op Nederlandse moslims werd uitgeoefend en liet hij zich publiekelijk kritisch uit over de islam. Tegenwoordig doet hij dat niet meer. ”Ik ben atheïst en nog steeds kritisch over ieder geloof, dus ook over de islam. Maar wanneer ik me nu publiekelijk kritisch uit, dan word ik door anderen al snel als Wilders-aanhanger gezien. Dat wil ik niet. Ik wil een open debat over de islam, maar wel met respect voor mensen die geloven. Ik wil niet in een kamp terecht komen dat mijn ouders het land uit wil hebben. Uit solidariteit met mijn ouders noem ik me daarom soms weer moslim.”
Hoessein woont in Amsterdam-Oost. In de jaren ’90 was hij in de buurt vooral bekend als hangjongere, later ging hij in zijn buurt aan de slag als jongerenwerker. Hij beschouwde zichzelf als moslim, maar deed alleen aan de ramadan. Verder speelde het geloof amper een rol. Dat veranderde nadat Theo van Gogh werd vermoord. ”Ik werd op straat, door mijn collegas en in de media steeds vaker aangesproken op mijn moslimachtergrond, maar kon er eigenlijk maar weinig over vertellen. Ik ben me daarom samen met een stel vrienden in het geloof gaan verdiepen en veel gaan lezen. Ook op het internet.” Tegenwoordig heeft hij een grote baard en noemt zichzelf ”praktiserend”. Zijn baan is hij kwijt en samen met een groep salafistische vrienden is hij zich verder in het geloof gaan verdiepen. ”Ik voel me Amsterdammer, maar ik heb eigenlijk niet meer het gevoel dat ik hier thuis hoor.”
Fouad vluchtte begin jaren ’90 om politieke redenen uit Irak. Na enige omzwervingen kwam hij terecht in Nederland. Fouad komt oorspronkelijk uit een soennitische familie, maar was tot verdriet van vooral zijn moeder sinds zijn puberteit niet meer gelovig. De eerste 10 jaar in Nederland werd Fouad vooral aangesproken op zijn Irakese en politieke achtergrond. Sinds de eeuwwisseling en zeker na de moord op Van Gogh is dat veranderd. Fouad krijgt nu vooral vragen over zijn (vermeende) religieuze achtergrond. ”Als ongelovige wordt mij gevraagd afstand te nemen van islamitisch terrorisme, krijg ik tijdens sollicitatiegesprekken plompverloren de mededeling dat er geen gebedsruimte is en wordt mij gevraagd of ik vrouwen wel een hand geef. Ik ben geen moslim, maar wordt door de buitenwereld tot moslim gemaakt. Ik noem me zelf tegenwoordig daarom wel eens ‘cultureel moslim’.”
Wanneer er in Nederland over islamisering wordt gesproken, wordt vaak de angst voor een steeds grotere rol van de islam bedoeld. In demografisch opzicht zal het niet zo’n vaart lopen. In 2005 voorspelde Frits Bolkestein in het programma Buitenhof nog dat Amsterdam in 2015 een islamitische meerderheid zou hebben. Inmiddels is het bijna 2015 en weten we dat het percentage Amsterdammers dat zich moslim beschouwt al jaren rond de 13 procent schommelt. Een islamitische meerderheid is in de hoofdstad nog heel ver weg. Landelijk ligt het percentage moslims nog lager, nu op 5 procent. Het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI) verwacht dat dit percentage rond 2050 ongeveer 7,5 procent zal zijn.
De verhalen van Fatima, Abdel, Hoessein en Fouad (niet hun echte namen) illustreren een andere vorm van islamisering, namelijk de ontwikkeling dat Nederlandse burgers door hun omgeving, de politiek en media vaker worden aangesproken op hun (vermeende) islamitische achtergrond. Hun (islamitische) identiteit, krijgt niet alleen vorm vanuit persoonlijke motieven of door invloeden van vrienden of familie, maar wordt mede bepaald door een samenleving die deels argwanend of angstig is geworden voor de islam.
Wanneer we het over islamisering hebben, is het misschien goed ook eens aan andere vormen van islamisering te denken dan aan de groei van het aantal moslims in Nederland. Islamisering gaat ook over de mate waarin het maatschappelijke debat te pas en te onpas over de islam gaat en over de mate waarin moslims en ex-moslims over hun (vermeende) geloof worden aangesproken.
Het integratiedebat is de afgelopen jaren versmald tot een islamdebat. Het wordt tijd dat we het weer over integratie gaan hebben, of liever: over participatie en emancipatie.
Ewoud Butter is hoofdredacteur van de nieuws- en opiniewebsite Republiek Allochtonië en mede-oprichter en redacteur van de website Polderislam, die achtergrondinformatie biedt over moslims, islamitische stromingen en de institutionalisering van de islam in Nederland. Hij deed onderzoek naar radicalisering en begeleidde diverse projecten in Noord-Holland. Volg hem op Twitter: @ewoudbutter
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!