Terwijl ik bezig was met het opnemen van de vernietiging van sociale woningbouw in Amsterdam Nieuw-West, kwam het bijzondere bericht binnen dat het Hare Majesteit Prinses Amalia wél gelukt is om op haar achttiende een woonplek te vinden in Amsterdam. Voor de verzamelde pers zei ze daar ‘ontzettend dankbaar’ voor te zijn. Haar exacte woorden:
‘Ik heb ook vriendinnen die vorig jaar echt moeite hebben gehad met het vinden van een kamer. Daarom ben ik ontzettend dankbaar dat ik wél een kamer heb kunnen vinden. Ik kijk ernaar uit om daar met medestudenten te mogen wonen.’
Gefeliciteerd, Amalia. Geniet er met volle teugen van, zeg ik als je toekomstige stadgenoot.
Het is onze prinses natuurlijk van harte gegund om een sprookjesbestaan te leiden. Maar ik denk dat ze ook begrijpt dat veel Amsterdammers dit nieuws met enige verbittering tot zich hebben genomen. Met alle respect naar het koningshuis, maar ik zal hier eerlijk over zijn: bij mij sloeg het in als een bom.
Amalia’s leeftijd – achttien jaar – is precies hoe lang ik heb moeten wachten op een eigen woonplek. Ik was 21 toen ik mij realiseerde dat ik nog niet was ingeschreven bij Woningnet, en moest daarom – vanaf mijn achttiende – tot mijn 36e wachten op een eigen woning.
Achttien van mijn meest vormende, krachtige – ook in libido – en creatieve jaren heb ik op een houtje moeten bijten in relatieve onvrijheid. Ja, het waren niet de bezettingsjaren. Maar het is onmogelijk om deze achttien jaar te vatten in enkele zinnen, jaren vol onnodige ruzies met mijn ouders en broers, van hartkloppingen van frustraties, van overlast vanwege een met allochtonen volgepropte wijk.
Goed, hier toch een poging. Dat heeft te maken met de vraag die Amalia over haar liefdesleven kreeg. Vader Willem-Alexander greep toen in: ‘Sorry, mijn dochter is achttien. Ze gaat studeren, ze begint net het leven uit te vinden. Ik hoop dat ze nog heel veel leuke mensen tegenkomt. En u zal niet de eerste, of ook niet nummer twee zijn die dat dan weet. Maar misschien dat ze, als mijn dochter de man vindt met wie ze wil trouwen, dat uiteindelijk dan op dat moment tegen u zal zeggen’.
Ik heb tot mijn 36ste niet de luxe gehad om op romantisch gebied ‘het leven uit te vinden’ op mijn eigen bank, keukentafel of bed. Dat gebeurde dus buitenshuis. Je spreekt met elkaar af, gaat naar de afgesproken bestemming, drinkt wat en praat over koetjes en kalfjes – en als je geluk hebt, is het allemaal rozengeur en maneschijn.
Meestal kwam het er niet van. En toch, ondanks de geringe slaginskans, kan het niet zo zijn dat je verschijnt met een ongefatsoeneerde schaamstreek met balharen van hier tot Tokyo. Dus ook bij al die mislukte pogingen stond ik al om vijf uur ‘s ochtends onder de douche mijn schaamstreek in orde te brengen, toen iedereen nog sliep en niemand het elektrische scheerapparaat, dat met twee verlengsnoeren aan het stopcontact in de keuken was gekoppeld, kon zien of horen.
We lachten met vrienden altijd om dit soort dingen, maar dit waren absoluut de meest vernederende momenten van achttien jaar woningleed. Geen privacy. Geen vrijheid. Geen leven.
Achttien van mijn meest vormende, krachtige – ook in libido – en creatieve jaren heb ik op een houtje moeten bijten in relatieve onvrijheid
Ik woon nu acht maanden op mijzelf. Sinds die tijd heb ik ongeveer tien witte landgenoten bij mij over de vloer gehad. Dat is al meer dan in de eerste 36 jaar van mijn leven. Dus ook qua integratie is het goed dat allochtonen in de grote stad op zichzelf kunnen wonen.
De boot van integratie hebben de kabinetten Rutte jarenlang mij en duizenden anderen ontnomen, in zijn missie om ‘Nederland weer terug te geven aan de Nederlanders’. De rijke, witte Nederlander, dus. Niet de arme en allochtone Nederlander.
Misschien wil Hare Majesteit Prinses Amalia in alle dankbaarheid ook deze ondankbare allochtone Amsterdammer in Geuzenveld opzoeken. Voor een tour langs haar rondhangende generatiegenoten, twintigers en dertigers, die nog geen eigen plek hebben in hun eigen stad.
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!