11.6 C
Amsterdam

Bijdrage migrantenorganisaties aan integratie onderschat

Ewoud Butter
Ewoud Butter
Onderzoeksjournalist.

Lees meer

'nieuwe' Nederlanders - www.zamanvandaag.nl_.jpg
Foto: © AP. 220 ‘nieuwe’ Nederlanders in de Grote Kerk in Den Haag tijdens een welkomstceremonie met koningin Beatrix en minister Rita Verdonk (24 augustus 2006).

In de meeste landen waar Nederlandse migranten wonen, zijn ook organisaties van Nederlandse migranten. Ze vieren bijvoorbeeld samen Sinterklaas en Koningsdag, ze eten bitterballen en drop, ze bidden samen of dansen de klompendans. Die Nederlandse clubs zijn er niet alleen voor de gezelligheid, ze behartigen soms ook de belangen van de Nederlandse migranten en ze geven praktische informatie over het nieuwe land en de lokale cultuur. Meestal gebeurt dat in het Nederlands.

Vanuit een vergelijkbare behoefte zijn er in Nederland in de loop der jaren vele honderden migrantenorganisaties opgericht door mensen die zich hier vestigden. Veel van die organisaties verdwenen na een paar jaar weer, maar sommigen bestaan inmiddels al tientallen jaren. De term ‘migrantenorganisaties’ is voor deze oude organisaties, waar ook kinderen en kleinkinderen van migranten komen, eigenlijk niet meer van toepassing.

Vanaf de jaren zeventig werd door de Nederlandse overheid veel waarde gehecht aan migrantenorganisaties. De ‘zelforganisaties’ konden de gastarbeiders uit hun isolement halen en ze werden ook als nuttig gezien voor belangenbehartiging en aanpassing aan Nederland. Bovendien waren ze een handig vehikel om een soepele terugkeer naar het land van herkomst te bevorderen.

Toen bleek dat de meeste gastarbeiders niet meer terug zouden keren, kregen de migrantenorganisaties een belangrijke rol toegedicht bij de groepsgewijze emancipatie van hun gemeenschappen. Dat idee paste ook mooi in de Nederlandse emancipatietraditie. Zoals eerder de kleine luyden en de katholieken zich binnen het Nederlandse zuilensysteem hadden geëmancipeerd, zo zouden nu ‘nieuwe’ Nederlanders gaan ‘integreren met behoud van eigen (culturele) identiteit’, ondersteund door hun eigen organisaties.

Op hun beurt claimden de bestuurders van diverse migrantenorganisaties (die zich soms presenteerden als de vertegenwoordigers van hele gemeenschappen) ook dat ze die rol konden vervullen. Soms terecht, maar geregeld liepen de organisaties al snel tegen hun beperkingen op.

Zo wilden migrantenorganisaties als professionele instellingen behandeld worden, maar dat konden ze vaak door een gebrek aan kennis en vaardigheden niet waar maken. Voor grootschalige projecten bleken de organisaties, meestal geleid door eerste generatie laagopgeleide mannen, zelden de capaciteiten en de middelen te hebben. De daadkracht van de organisaties werd verder vaak verzwakt door interne conflicten over het voorzitterschap, het woordvoerderschap en vooral de besteding van de subsidiegelden die de organisaties in ruil voor de projecten kregen.

Bovendien stuitten ze in de praktijk geregeld op openlijke of versluierde tegenwerking van lokale overheden en instellingen. Tot hun grote frustratie bleef de rol van migrantenorganisaties meestal beperkt tot het leveren van voor anderen ‘onbereikbare ‘nieuwe’ Nederlanders’. Een andere, vaak gehoorde frustratie van de organisaties is ook dat ze zich niet serieus genomen voelden. Ze mochten opdraven wanneer er problemen waren, maar wanneer ze op grond van signalen uit hun achterban suggesties hadden voor ander beleid, werd er niet of te laat naar ze geluisterd.

Achteraf kun je concluderen dat overheid en migrantenorganisaties met te hoge verwachtingen hun eigen teleurstelling hebben georganiseerd. Vooral door een gebrek aan goed opgeleid middenkader konden de organisaties de rol niet waarmaken die ze soms claimden. Tegelijkertijd kregen ze van de overheid zelden de rol die hen eerder was beloofd.

Het beeld van migrantenorganisaties is veranderd. Ze lijken vooral symbool te zijn geworden van een mislukt integratiebeleid. Dat wordt versterkt door de culturalisering van het integratiedebat. De waarde die in de jaren tachtig nog werd gehecht aan ‘integratie met behoud van eigen cultuur’, heeft de afgelopen 20 jaar plaats gemaakt voor het beeld dat de eigen cultuur juist een belangrijke oorzaak van de achterstand is. Het cultureel en religieus ‘anders zijn’ van ‘nieuwe’ Nederlanders is steeds meer geproblematiseerd.

De rol van migrantenorganisaties is inmiddels marginaler geworden. In beleidsnotities van landelijke en lokale overheden worden ze nog maar zelden genoemd en veel adviesraden zijn verdwenen of verdwijnen anders binnenkort. Organisaties die sterk van overheidssubsidies afhankelijk waren geworden, zijn deels opgeheven. Vooral de organisaties met veel vrijwilligers, met betalende leden en donateurs (vaak religieuze organisaties) of organisaties die weten te verjongen, kunnen overleven.

De cruciale vraag die na 40 jaar nog steeds gesteld wordt is of de migrantenorganisaties nu segregatie bevorderen of juist een springplank vormen voor integratie en deelname aan de samenleving. Uit diverse onderzoeken, zoals ook uit het rapport over Turkse religieuze stromingen en organisaties dat minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Lodewijk Asscher onlangs naar de Tweede Kamer stuurde, komt op die vraag al jaren hetzelfde antwoord: ze doen het allebei.

Migrantenorganisaties dragen bij aan bonding (betrokkenheid bij de eigen groep), maar ook aan bridging (banden met de rest van de samenleving). In welke mate ze bonden danwel bridgen verschilt per organisatie. Het is de vraag of de huidige marginalisering van migrantenorganisaties terecht is. In de vorige eeuw werd hun bijdrage aan integratie schromelijk overschat, nu lijkt eerder sprake van onderschatting. Sommige van deze organisaties kunnen nog steeds een bijdrage leveren aan de participatie van groepen die door reguliere instellingen moeilijk bereikt worden. Het is in eerste instantie aan die organisaties zelf om dat te bewijzen.

Ewoud Butter is hoofdredacteur van de nieuws- en opiniewebsite Republiek Allochtonië en mede-oprichter en redacteur van de website Polderislam, die achtergrondinformatie biedt over moslims, islamitische stromingen en de institutionalisering van de islam in Nederland. Hij deed onderzoek naar radicalisering en begeleidde diverse projecten in Noord-Holland. Volg hem op Twitter: @ewoudbutter

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -