9.1 C
Amsterdam

Black Lives Matter, maar wat nu?

Han Entzinger
Han Entzinger
Emeritus hoogleraar Migratie- en Integratiestudies (Erasmus Universiteit Rotterdam).

Lees meer

De Black Lives Matter-beweging houdt grote delen van de wereld in haar greep. Dat dit ondanks de allesoverheersende coronacrisis kan gebeuren, zegt veel over het diepe gevoel van onrecht dat slachtoffers van racisme en discriminatie ervaren. Eindelijk, zo lijkt het. Zelfs premier Mark Rutte erkent nu het bestaan van wat hij ‘systemisch racisme’ noemt. Maar na die erkenning, wat dan?

Het omvertrekken van standbeelden van vroegere slavenhandelaars heeft zonder meer een belangrijke symbolische waarde, evenals het omdopen van straten, het afschaffen van Zwarte Piet en spijtbetuigingen over slavernij en kolonialisme. Maar zou het hardnekkige probleem van racisme en discriminatie hierdoor dichter bij een oplossing komen? Massale demonstraties zetten de politiek onder druk, maar over wat men hiermee nu feitelijk wil bereiken en hoe dat zou moeten, hoor je tot nu toe nog maar bar weinig.

Laten we vooropstellen dat uitingen van racisme en discriminerend gedrag al lang strafbaar zijn, in Nederland en ver daarbuiten. Artikel 1 van de Grondwet en daarvan afgeleide wetgeving voorzien hierin. Zij die zich hieraan niet houden, kunnen door de rechter ter verantwoording worden geroepen. Toch gebeurt dit maar zelden. Discriminatie of het aanzetten daartoe is vaak zo subtiel dat het niet wordt herkend en bovendien lastig valt te bewijzen. Zie de telkens weer oplaaiende discussie over etnisch profileren door de politie, en nu ook door de belastingdienst. Zie ook het moeizame proces van Wilders over de Marokkanen. Werkgevers of huisbazen weten dit ook. Zij zullen nooit iemand afwijzen wegens zijn of haar afkomst, maar vinden gemakkelijk een ander argument: ‘past niet in het team’, ‘kamer helaas net vergeven’.

Het ‘systemische’ van racisme zit vaak verborgen in subtiele selectiemechanismen

Strafbaarstelling van racisme en discriminatie blijft noodzakelijk, maar draagt onvoldoende bij aan een oplossing. Het ‘systemische’ van racisme zit vaak verborgen in subtiele selectiemechanismen die stelselmatig in het nadeel werken van minderheidsgroepen. Denk aan de toelatingstest die is ontworpen met het maatschappijbeeld van de dominante middenklasse in het achterhoofd. Denk aan de nieuwkomer die nog amper beschikt over een netwerk dat hem of haar aan een baan, een stageplek of een woning kan helpen. Of denk aan de werkgever die na een slechte ervaring met een migrant geen migranten meer uitnodigt voor een sollicitatiegesprek. Bewustwording van dit soort mechanismen is een eerste stap naar verbetering, maar ook dit is nog niet voldoende.

In de loop der jaren zijn, ook in Nederland, diverse beleidsinstrumenten gehanteerd om discriminatie tegen te gaan. Quotering is daarvan het meest vergaande. De TU Eindhoven, vanouds een mannenbolwerk, voerde onlangs een vorm van quotering in voor vrouwen. De universiteit neemt pas weer mannen aan als het aandeel vrouwelijke personeelsleden een bepaald minimum heeft bereikt. In de Verenigde Staten kende men eind vorige eeuw soortgelijke quota voor studenten. Quotering roept echter ook veel weerstand op: positieve discriminatie van de een impliceert namelijk negatieve discriminatie van een ander. En bovendien: veel talentvolle vrouwen of African Americans willen liever op eigen kracht een bepaalde positie bereiken dan via quotering.

Daarom zijn er ook minder vergaande vormen van ‘positieve actie’. In Nederland kenden we ooit de Wet Samen. Die verplichtte, naar Canadees voorbeeld, werkgevers jaarlijks te rapporteren over hun inspanningen om mensen met migratieachtergrond in dienst te nemen, maar kende geen streefcijfers. De wetgever hoopte zo werkgevers meer bewust te maken van hun selectief wervingsgedrag. Helaas is die wet in de woelige post-Fortuynperiode gesneuveld en er is nooit iets voor in de plaats gekomen.

Wetten en effectieve beleidsmaatregelen zijn noodzakelijk, maar zullen racisme en discriminatie nooit volledig kunnen uitbannen. Erkenning van het bestaan daarvan, zoals nu door premier Rutte, vormt een noodzakelijke eerste stap, maar wat werkelijk nodig is, is doorbreking van het wij-zij-denken. In een echt diverse samenleving zouden mensen elkaar niet langer moeten zien als lid van een bepaalde groep, maar als individuen met individuele eigenschappen en persoonlijke vaardigheden. Dit vraagt om het doorbreken van vooroordelen, die aan de basis liggen van elke vorm van racisme en discriminatie. We weten het (bijna) allemaal wel, maar helaas doen we het niet…. Waarom zou dat toch zijn?

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -