10.1 C
Amsterdam

De stichting van de staat Israël, een tomeloze exercitie in ongeduld

Lody van de Kamp
Lody van de Kamp
Rabbijn en publicist.

Lees meer

Onze samenleving zit al eeuwenlang boordevol met ongeduld. Dat terwijl geduld, overeenkomstig het gezegde, juist ‘zo een schone zaak is’. De achttiende-eeuwse filosoof en schrijver Jean-Jacques Rousseau nuanceert het schone van geduld. Eigenlijk, zo verklaart hij, heeft geduld zelf vaak iets bitters. Maar de vruchten ervan, die zijn o zo zoet.

Bij de eenwording van onze samenleving – de grijsgedraaide integratie-grammofoonplaat – zien wij een enorme dosis van ongeduld. Het liefst zouden de ongeduldigen bij iedere grenspost elke nieuwkomer, daar waar van toepassing, vragen de eventuele djellaba op te rollen of de hoofddoek netjes op te vouwen en in het handtasje te doen. Aan deze kant van de douane krijgen zij dan blond haar en blauwe ogen aangemeten, om vervolgens de toets van het geïntegreerd zijn te kunnen doorstaan.

Geduld is bitter, maar de vruchten zijn zoet

Ongeduld is van alle tijden. Zowel in de Bijbel, de Koran als in de Thora kennen wij naast Abraham – of, zo u wilt: Ibrahim – zijn neef met de naam Lot. Het verhaal vertelt ons over een conflict tussen de herders van deze Lot en die van Abraham. Die ruzie liep zo hoog op, dat Abraham en Lot besloten dan maar uit elkaar te gaan.

Waar ging dat meningsverschil over? Over ongeduld. De aartsvader vertelde Lot dat de Eeuwige hem beloofd had dat het land waar zij op woonden, dus niet alleen de velden die zij nu beheerden, op een gegeven moment aan zijn nakomelingen als erfdeel zou worden toebedeeld. Nu nog niet, pas in wat latere generaties. Toen Lot dit hoorde werd hij overmand door ongeduld. ‘Ik ben zo een nakomeling, ik geef mijn herders opdracht dit land nu al in bezit te nemen en hun kudden overal te laten grazen.’

Abraham was het daar niet mee eens. Nu behoort dit land nog tot de volkeren die er op wonen. Pas wanneer de Allerhoogste aangeeft dat het zover is, mogen de kudden van onze nakomelingen overal gaan grazen.

De eerste uiting van menselijk ongeduld liet toen al diepe sporen na op dat tot nu toe nog steeds betwiste land.

Vele eeuwen later, in de negentiende eeuw, had de Joodse bevolking in Europa meer dan genoeg van de anti-Joodse sentimenten. Die hielden, ondanks de krachtsinspanningen van dezelfde Rousseau met zijn ‘maatschappelijk verdrag’, maar niet op. Geïnspireerd door vervelend ongeduld besloten zij zelf het heft in handen te nemen en op weg te gaan, om op termijn een eigen staat op te richten. Daarmee zou het afgelopen zijn met dat eeuwige antisemitisme, zo was de gedachte.

Religieus gesproken was zo’n stap voor Joden niet aan de orde. Het Joodse Volk, met de Thora in de hand, moest geduld blijven betrachten en zijn tijd, in de toen al negentien eeuwen durende ballingschap, doorbrengen. Geduldig afwachten, totdat de Eeuwige aangeeft dat het moment is gekomen ‘voor de nakomelingen van Abraham om hun kudden elders te kunnen laten grazen’.

Met betrekking tot die anti-Joodse sentimenten van toen heeft het ongeduld van deze seculiere Joden, die allang niet meer met het woord van de Eeuwige leefden, weinig opgeleverd. Integendeel. Zie de situatie van het antisemitisme van vandaag.

Geduld is bitter, maar de vruchten zijn zoet. Ongeduld levert juist het tegenovergestelde op. Misschien lijkt het eventjes iets zoets, maar uiteindelijk komen dan de bittere vruchten.

Religieuze Joden binnen de grenzen van het Heilige Land, al eeuwig in afwachting van de komst van de Bijbelse verlossing, moesten helemaal niets weten van die niet-religieuzen uit Europa met hun nieuwe nationalistische ideeën. Deze laatste groep kwam ineens langs om een soort seculiere ‘Joodse Staat’ op te gaan richten. Dit, in weerwil van de door de alles overziende G’d uit de mond van de Profeten opgedragen plicht om altijd geduldig te blijven.

De Amerikaanse schrijfster Yoyce Meyer heeft het zo mooi gezegd. ‘Geduld is niet zozeer de mogelijkheid om te wachten. Geduld is de uiting van hoe wij ons gedragen tijdens dat wachten.’ Dat is voor ons de opdracht en de uitdaging.

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -