13.2 C
Amsterdam

Een directe die hard aankomt

Trudy Coenen
Trudy Coenen
Docent Nederlands op het Montessori College Oost, een 'zwarte' vmbo-school in Amsterdam. Leraar van het Jaar 2010. Auteur van het boek 'Spijbelen doe je maar thuis: verhalen van een docent op het vmbo' (2013).

Lees meer

Enige tijd geleden nam de wethouder met onderwijs in haar portefeuille contact op met me. Ik kende haar al van een eerdere (vluchtige) ontmoeting. Nu wilde ze wat uitgebreider met me praten. Over het onderwijs, de school, de kinderen, wat er wel en niet goed ging. Een open gesprek met iemand (ik) die al sinds de prehistorie in het onderwijs werkt – met plezier, ook niet onbelangrijk. We spraken af, de afspraak werd een aantal keren afgezegd, maar uiteindelijk troffen we elkaar op het Stadhuis. Ze bleek goed geïnformeerd, kennelijk steekt ze vaak haar licht op in ‘het veld’, maar ik kon haar bevindingen niet allemaal onderschrijven. ‘Wat ik de laatste tijd vaker hoor,’ zei ze, ‘is dat het onderwijs en de kinderen steeds meer verharden.’

Het verbaasde me. Natuurlijk, de tijden veranderen, kinderen veranderen, er wordt anders aangekeken tegen autoriteit. Zijn kinderen brutaler? Agressiever? Soms misschien. Maar verharding? Ik herken het niet. Ik dacht terug aan een paar weken geleden, toen ik jarig was.

Mijn verjaardag is voor mij een jaarlijks terugkerende verplichting. In mijn privéleven hoef ik er niks mee, maar op school kom ik er niet onderuit. De verjaardagen van de leerlingen uit mijn mentorklas vier ik namelijk wel, dus of ik nou wil of niet, ik moet er zelf ook aan geloven. Als een leerling jarig is, koop ik altijd wat cadeautjes bij de Action – douchegel, een geurtje of een make-upje, snoep – en doe dat in een leuk tasje. We zingen met z’n allen ‘Lang zal ze leven’ en de jarige pakt zijn of haar cadeautje uit. Voor een aantal kinderen is dat ook het enige verjaardagscadeautje.

Als mijn eigen verjaardag nadert, broeit er van alles, maar ik doe alsof mijn neus bloedt. Als ik dan de bewuste dag naar mijn lokaal ga en de deur blijkt al open te zijn, ben ik elk jaar weer stomverbaasd. ‘Hoe kan dát nou?’ Het lokaal is nog donker en als ik naar binnen loop en de lichten aandoe, ontploft de klas: een confettikanon gaat af en iedereen schreeuwt door elkaar zijn felicitaties. ‘Oh, zijn jullie dat! Ik dacht al!’ ‘Juf, u bent toch jarig! We hebben met de hele klas een cadeautje voor u gekocht.’ Taart, cadeautjes en lieve, heel lieve kaarten.

Mijn kinderen kunnen echt vervelend zijn, maar hard vind ik ze niet. Bedoelde de wethouder misschien dat ze direct zijn? Daar kan ik me wel wat bij voorstellen.

Een tijdje geleden kwam er een vraag vanuit het ministerie. Dat gebeurt natuurlijk niet dagelijks, zelfs niet wekelijks, maar ik had de minister een keer ontmoet op een of andere bloedsaaie bijeenkomst en sindsdien wist ze me te vinden. De vraag was of ze op werkbezoek kon komen bij onze school. Het leek me een goed idee, maar ik ga daar niet over, dus ik mailde het verzoek meteen door naar de directie. Ik had per ommegaande een reactie verwacht. Als de minister in jóúw school wil komen kijken, dan wil je die kans toch niet laten schieten? Maar ik hoorde niets. Ook werd ik niet aangeschoten in de gang of opgezocht in de docentenkamer. Vreemd.

Ik stuurde Paco, een leerling die al twaalf jaar illegaal in Nederland verblijft en die erg goed geleerd had voor zichzelf op te komen, op onderzoek uit om te kijken of mijn collega er wel was. ‘Kun je even kijken of ze op haar kamer is?’, vroeg ik. ‘Ik heb haar een mail gestuurd en ze antwoordt niet, dus misschien is ze ziek of zo.’ Paco ging op pad en was al snel terug. Ja hoor, ze was er gewoon. ‘Ze zei dat ze andere prioriteiten had’, zei hij er nog achteraan. Even later kwam ik op de gang de bewuste collega tegen. ‘Zeg Trudy,’ begon ze, ‘ik stel het niet echt op prijs dat je er leerlingen op uit stuurt om mij ertoe te bewegen een mail te sturen.’

Ik keek haar verbaasd aan. ‘Ik had Paco even naar boven gestuurd om te kijken of je er was’, zei ik. ‘Ik dacht dat je misschien ziek was, omdat je niet antwoordde.’ ‘Ja, ik heb hem gesproken’, zei ze afgemeten. Vreemde reactie. ‘Paco,’ vroeg ik toen ik hem weer zag, ‘wat heb jij eigenlijk tegen de juf gezegd?’ ‘Nou, ik vroeg haar of ze niet even terug kon mailen, omdat juf Coenen al een tijdje op mail zat te wachten.’

Ik keek de wethouder aan. ‘Nee, harder vind ik de kinderen niet’, zei ik. Maar je kunt ze gerust om een boodschap sturen, dacht ik erachteraan.

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -