4.9 C
Amsterdam

Erdogan heeft Europa laten zien hoe zwak hij staat

Thomas von der Dunk
Thomas von der Dunk
Publicist. Cultuurhistoricus.

Lees meer

Een knieval. Anders vallen de excuses van de Turkse president Erdogan aan het adres van zijn Russische collega Poetin vanwege het neerhalen van een Russisch gevechtsvliegtuig november vorig jaar niet te omschrijven. Als een misschien nog wel veel grotere knieval dan die Europa voor Turkije dit voorjaar maakte in de vluchtelingencrisis. Groter, niet alleen omdat er van openlijke excuses sprake was, waar het bij de vluchtelingencrisis om ongelijke onderhandelingen ging, maar ook omdat Erdogan tot dan toe veel hoger van de toren had geblazen tegenover Rusland, dan Brussel tegenover Ankara.

Hier had de ene zelfbewuste autocraat zijn meester in een andere niet minder zelfbewuste autocraat gevonden. Kennelijk was de nood zo hoog gestegen, dat Ankara geen andere keus meende te zien: de snelle ineenstorting van de toeristenindustrie als gevolg van een Russische boycot waardoor vrijwel alle Russen wegbleven (gepaard met een forse terugloop aan Europese vakantiegasten als gevolg van de groeiende onrust en onveiligheid in de regio).

Wat Brussel met Moskou tot dusverre niet lukte – door een economische boycot de tegenstander te dwingen zich terug te trekken uit de Krim – lukte Moskou met de zelfde middelen bij Ankara wel. Is dat, omdat de door Rusland berokkende economische schade in Turkije nog (veel) groter is dan de door Europa berokkende economische schade in Rusland? Is dat, omdat Erdogan nog altijd minder stevig in het zadel zit dan Poetin? Poetin kan verkiezingen volledig naar zijn hand zetten, desnoods door letterlijk met de stembiljetten te knoeien; Erdogan kan dat (nog) niet. In Ankara bestaat in het parlement nog altijd een oppositie van serieuze omvang, in Moskou ontbreekt die. Economische neergang kan Erdogan zo eerder aan het wankelen brengen dan Poetin – en de laatste weet dat.

Wat ongetwijfeld van belang is, blijft het verschil in formaat, en dus ook in militaire kracht. Turkije is een regionale grootmacht, Rusland – ook na de ontbinding van de Sovjet-Unie – een mondiale. Dat Ankara buiten de eigen regio geopolitieke activiteiten ontplooit, is onwaarschijnlijk – voor Moskou is dat een oude traditie die nu, na de tijdelijke inzinking in de vernederende Jeltsinjaren, opnieuw door het Kremlin tot leven wordt gewekt.

Anderzijds, zo zal men aanvoeren, staat Rusland internationaal vrij geïsoleerd, zoals bleek bij een aantal cruciale VN-stemmingen waar het Russische schending van het internationaal recht betreft. Het zoekt vaak steun bij China, maar anders dan in Sovjettijden is nu niet China, maar Rusland de juniorpartner. Het verschil in inwonertal – een factor één op tien – blijft niet meer zonder consequenties.

Omgekeerd is Turkije nog altijd NAVO-lid – nog altijd, ofschoon met de dag de vraag prangender wordt wat een steeds minder democratisch land als Turkije eigenlijk nog in de NAVO te zoeken heeft, die voor de vrijheid van het Westen pal heet te staan. Zoveel vrijheid is er immers in Turkije intussen niet meer. Van onafhankelijke rechtspraak en dito media is nog weinig over, en Erdogan en de zijnen hebben steeds openlijker lak aan de scheiding der machten.

Wat er toe bijdraagt dat tot nu toe de vraag naar het Turkse NAVO-lidmaatschap nog niet opgeworpen is – waar de Franco-dictatuur indertijd een belemmering voor een Spaanse vormde – is dat het Westen in de groeiende chaos in het Midden-Oosten de Turken hard nodig heeft. En ook in de groeiende confrontatie met Rusland, dat zich als gevolg van de NAVO-uitbreiding na de val van de Berlijnse Muur bedreigd voelt – een gevoel dat door Poetin propagandistisch tot op het bot wordt uitgebuit.

Niet dat Turkije de laatste tijd bij pogingen tot een oplossing van de situatie in Syrië en Irak zo’n behulpzame bondgenoot gebleken is. Alvorens IS ook in Turkije begon toe te slaan, fungeerde Turkije als doorgangshuis voor jihadisten; de overheid keek daarbij weg. Ook is Erdogan , door de verhouding met de Koerden te verzieken omwille van een verkiezingsoverwinning, in Syrië in de praktijk meer een tegenstander dan een medestander van de Amerikanen, die juist de Syrische Koerden als hun bruikbaarste bondgenoot op de grond beschouwen.

Het Westen heeft de Turken nodig – maar het omgekeerde geldt evenzeer, nu Erdogan met zijn capitulatie voor Poetin de facto heeft aangegeven hoe zwak hij staat, of tenminste zich voelt. Veel andere partners dan het uiterst ongemakkelijke Israël heeft Ankara in de regio momenteel niet. Erdogan s eerdere pogingen om een neo-Ottomaanse leidersrol op zich te nemen door goede verhoudingen met de buren na te streven is vooreerst mislukt – met Iran, met Syrië, met Egypte. En juist het voor een islamitisch land zeer ongemakkelijke contact met Israël zal verbetering van de verhoudingen met vrijwel alle anderen in de regio in de weg staan. Blijven slechts Europa en Amerika over.

Dat betekent dat Europa heel wat minder zwak tegenover Turkije staat dan het zelf denkt. In de paniek van de vluchtelingencrisis heeft men alle Turkse eisen ingewilligd, en zelfs met heropening van de toetredingsonderhandelingen ingestemd – hoe irreëel die, met het oog op de droevige staat van de rechtsstaat in Turkije, ook zouden moeten zijn. Zo diep zat de angst in Brussel dat men de grote aantallen asielzoekers niet aan zou kunnen, en de onvrede daarover bij diverse nationale verkiezingen (waaronder de Nederlandse) tot een implosie van het politieke midden zouden kunnen leiden, dat men de zwakte van de tegenpartij niet zag.

Nu is die duidelijk geworden, en dat betekent dat Brussel bij volgende gespreksronden met Ankara zijn poot moet durven stijfhouden, bijvoorbeeld waar het een eventuele versoepeling van de visavrijstellingsvoorwaarden betreft.

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -