Dit jaar is het precies twintig jaar geleden dat Frankrijk het controversiële niqaabverbod invoerde. Dit verbod op gezichtsbedekkende kleding, dat in 2004 van kracht werd, was het eerste in zijn soort in Europa. Het zette een zorgwekkend precedent dat andere landen, waaronder Nederland, sindsdien hebben gevolgd.
Toen Frankrijk het verbod invoerde, presenteerde de regering de wet als een verdediging van de strikte seculiere principes van het land, bekend als laïcité. Voorstanders van de wet betoogden dat deze nodig was om de republikeinse waarden van Frankrijk te behouden en integratie van moslims in de samenleving te bevorderen. Maar in de praktijk gaf de wet een duidelijk signaal af aan moslims: openbare geloofsuitingen zijn ongewenst.
In plaats van sociale harmonie versterkte het verbod een gevoel van vervreemding en discriminatie onder veel Franse moslims. Het verbod had bovendien als gevolg dat moslima’s met een gezichtssluier werden uitgesloten van belangrijke sectoren van het openbare leven. Dit omdat ze niet langer hun dagelijkse bezigheden konden doen zonder het risico te lopen op boetes en intimidatie vanwege hun kledingkeuze. Deze marginalisatie heeft serieuze gevolgen gehad: diverse onderzoeken concludeerden dat moslimvrouwen in Frankrijk relatief veel discriminatie ervaren, bijvoorbeeld op het gebied van werkgelegenheid en huisvesting.
Voorstanders van de wet betoogden dat deze nodig was om de republikeinse waarden van Frankrijk te behouden
Het is daarom opvallend dat maar weinig Franse overheidsfunctionarissen bereid zijn geweest om dit onzalige verbod te heroverwegen. Het is juist erger geworden. Politiek gezien hebben wetten die zich richten op islamitische kleding alleen maar aan momentum gewonnen. Frankrijk verschuift naar rechts, als het gaat om identiteitskwesties en de islam. In 2023 legde een nieuwe wet zware boetes op voor het dragen van de niqaab op alle openbare plaatsen, terwijl daaropvolgende maatregelen verboden dat werknemers in de publieke sector en schoolmeisjes een hoofddoek droegen.
Bij het uitvoeren van deze beleidsmaatregelen beroept Frankrijk zich op betuttelende argumenten over het bevrijden van moslimvrouwen van religieus patriarchaat. Het zijn onzinargumenten, want met moslimvrouwen zelf is nooit gesproken. Veel vrouwen hebben zich zelfs uitgesproken tegen deze restrictieve wetten, die hun autonomie hebben beperkt en een inbreuk hebben gemaakt op hun recht om het islamitische geloof te praktiseren zoals zij dat wensen. Het discours wordt bepaald door politici die menen voor deze vrouwen te spreken, in plaats van door deze vrouwen zelf.
Het niqaabverbod kreeg navolging in andere Europese landen, waaronder België, Bulgarije, Oostenrijk, Nederland en Denemarken. En niet alleen extreemrechts heeft zich schuldig gemaakt aan het wegzetten van moslims, ook centrumrechts en in sommige gevallen zelfs linkse partijen.
De twintigste verjaardag van het niqaabverbod valt samen met een onheilspellend keerpunt voor Europese moslims. Discriminatie en anti-moslimgeweld nemen toe. Amper een maand geleden zorgde de Franse minister Gérald Darmanin van Binnenlandse Zaken voor onrust door de regels over integratie en assimilatie te willen aanscherpen. In Zweden leidde het verbranden van een Koran door een extreemrechtse fanaticus tot veel commotie. Analisten vrezen dat de spanningen in Europese samenlevingen zullen escaleren.
In deze gespannen context is het des te belangrijker dat politieke leiders terugkomen op hun verkeerde keuzes. Het islamofobe niqaabverbod heeft maatschappelijke tegenstellingen alleen maar versterkt. Europese landen moeten beseffen dat godsdienstvrijheid niet op gespannen voet staat met de democratische rechtsstaat, maar er een belangrijk onderdeel van is. We moeten streven naar een inclusieve democratische samenleving voor iedereen, ook voor moslims.
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!