Opnieuw heeft een academische ethische commissie van de Radboud Universiteit Nijmegen, na Tilburg en Amsterdam, gesteld dat banden tussen Nederlandse en Israëlische universiteiten moeten worden verbroken. Alleen de UvA schortte het uitwisselingsprogramma met de Hebrew University (HUJI)op. Die contacten zijn abstract; laat ik proberen ze inzichtelijk te maken.
In 1987-88 nam ik als geschiedenisstudent zelf deel aan het gewraakte uitwisselingsprogramma. Ik ben alumna van zowel de UvA als de HUJI. Voor mijn masterscriptieonderzoek naar de radicalisering van de racistische rabbijn Meir Kahane en kolonisten ontving ik een beurs om een jaar aan de HUJI te gaan studeren. Als internationale uitwisselingsstudenten werden wij eerst gehuisvest in studentenkamers op het deel van de campus dat zich in West-Jeruzalem bevindt, Givat Ram, voor een crashcursus Hebreeuws.
We leerden de geschiedenis van de universiteit: gesticht in 1918 op de militair-strategische, hooggelegen Mount Scopus, werd deze in 1947 conform het delingsplan van de Verenigde Naties aan het nieuwe Palestina toegewezen. Pogingen van de Joodse troepen om het te veroveren in weerwil van het plan mislukten, en na de oorlog van 1948 kwam het in Jordanië te liggen. In de oorlog van 1967 veroverde Israël het gebied alsnog en lijfde het in bij de nieuwe (en internationaal niet erkende) hoofdstad Jeruzalem.
Ons studenten was niet verteld dat we na de zomer naar bezet Oost-Jeruzalem zouden verhuizen. We kregen kamers toegewezen op French Hill, vlak bij het hoofdgebouw. Ik begon me steeds meer te verbazen over het uitblijven van contact met Palestijnen. We maakten uitsluitend excursies naar Joodse wijken in Jeruzalem. Aan de HUJI mochten geen Palestijnen studeren uit bezet gebied, tenzij met een speciale vergunning. Alleen Arabische studenten die in Israël wonen werden toegelaten.
Ik begon me steeds meer te verbazen over het uitblijven van contact met Palestijnen
Maar dat leerde ik allemaal toen ik zelf op onderzoek uitging naar wie die Palestijnen wel waren. Dagelijks liep ik langs een van de laatste overgebleven Palestijnse huizen op het terrein van de studentenflats en op een dag nodigde de familie me uit. De twaalfjarige tweeling Nabil en Nabila wilde later gaan studeren, maar mocht dat niet aan de HUJI, omdat ze beschouwd werden als Westbankers. En dat terwijl de campus was gebouwd op de grond die generaties lang door hun familie was bewerkt. Israël breidde de universiteit uit met onteigende grond van de Palestijnse dorpjes rondom, zoals van Issawiya — alleen werd dat niet aan ons verteld.
Het enige dat de familie nog over had was dat huis, en daarover liep een slepende rechtszaak tegen de universiteit, die het met de grond gelijk wil maken.
In het advies van het Internationaal Gerechtshof van 19 juli 2024 (artikel 277) herhaalt het VN-besluiten dat landen en instituten de bezetting niet mogen ‘erkennen, ermee samenwerken of assisteren op welke manier dan ook’. Deze bezetting is illegaal. Alleen al artikel 277 zou alle universiteiten tot onmiddellijke opschorting van banden met de Hebrew University hebben moeten overtuigen.
Dat dat niet is gebeurd, is veel onbegrijpelijker dan de subminimale actie van de UvA om een piepklein programma te onderbreken, wat geen pijn doet. De Hebrew University heeft een militaire post op de campus, doet onderzoek ten bate van de Israëlische defensie, respecteert de academische vrijheid van kritische denkers niet en ontslaat ze zelfs.
Als internationaal recht een rood stoplicht wordt waar iedereen naar eigen inzicht doorheen mag rijden, heeft eenieder kans te worden aangereden en is niemand meer veilig. Het recht van de sterkste zou gaan gelden, en juist om dat te voorkomen waren er afspraken op het gebied van recht.
Een beurs aanvragen voor een uitwisselingsprogramma aan een instituut dat is verweven met Israëls leger en defensie zou ik nu nooit meer doen. Ook omdat ik toen niet wist dat ik als buitenlander kon studeren op een plek waar mensen worden verhinderd in hun eigen land te gaan studeren, zelfs letterlijk op hun geboortegrond.
Sinds 7 oktober zijn voor de weinige Palestijnse studenten ook op het gebied van vrijheid van meningsuiting maatregelen alleen maar aangescherpt en worden ze regelmatig gearresteerd. De gemeente Jeruzalem heeft het tempo van landonteigening opgevoerd, stelt de Israëlische mensenrechtenbeweging B’Tselem, en Issawiya heeft te maken met nachtelijke razzia’s door het Israëlische leger, aanvallen en huizenvernietigingen.
Door de ethische commissies kunnen de universiteiten niet meer zeggen dat ze dat allemaal niet hebben geweten.
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!