Het waren het NRC Handelsblad en De Volkskrant die mijn mening vroegen over het voorgenomen bezoek van 45 imams uit Marokko in de komende Ramadan om de gelovigen te onderwijzen in de gematigde islam. Yassine Elforkani, woordvoerder van het Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO), had weliswaar aangegeven dat dit initiatief niet het meest te verkiezen was, maar hij was er stellig van overtuigd dat de Marokkaanse imams de dreiging van radicalisme hier te lande kunnen terugdringen. Zij hebben hier in Marokko inmiddels een grote ervaring mee opgebouwd. De boodschap is die van het zich onderwerpen aan de autoriteiten in het eigen land, in dit geval Marokko, en tegelijkertijd een leven opbouwen als vroom moslim.
Het klinkt mooi en er lijkt ook weinig in te brengen tegen dit op het eerste gezicht zo aantrekkelijke dit plan. Radicalisering bestrijden is immers een van de mantra’s in de hele wereld vandaag de dag. Maar ik was niet zo enthousiast. Er zijn allerlei bezwaren denkbaar. Want in welke taal gaan deze imams hun boodschap overbrengen? Marokkanen hebben veel meer dan Turken hun eigen talen verloren. Zeker de derde generatie-jongeren, toch de meest vatbare voor radicalisering, spreken vooral Nederlands en hebben hooguit wat bescheiden vaardigheden in het begrijpen van gesproken Arabisch.
Maar er is een belangrijker aspect. De Marokkaanse islam erkent koning Mohammed VI als heerser der gelovigen en de representanten van die Marokkaanse islam hebben dan ook loyaliteit aan hem gezworen. Maar gaan zij, in Nederland, een vergelijkbare loyaliteit aan koning Willem Alexander afdwingen? Of zullen de imams de Marokkaanse gelovigen vertellen dat hun loyaliteit in de eerste plaats bij de Marokkaanse vorst ligt? In de Marokkaanse Grondwet staat immers dat een Marokkanen immer onder de vleugels van de Marokkaanse moederkloek dienen te blijven en dat plekje mag dan warm lijken maar is ook zeer benauwend. De politieke invloed van de Marokkaanse imams op de gelovigen hier in Nederland is groot. En deze houding die de Marokkaanse overheid kenmerkt sinds Marokkaanse gastarbeiders deze kant op kwamen is feitelijk nooit veranderd. Hij is er deels debet aan dat Marokkanen, vaak huns ondanks, zich nooit helemaal thuis voelen in Nederland. En dat is slecht voor de uiteindelijke eenwording van Marokkanen met Nederland.
Een ander argument, aangehaald door Elforkani, is de imamarmoede in Nederland. Er zijn maar liefs drie imamopleidingen geweest in Nederland en er is er nog maar één van over, die aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Eén van de grote knelpunten van de opleidingen zou het feit zijn dat de studenten niet goed genoeg geoutilleerd het veld betraden. Dat kan zo zijn, maar feit is ook dat de traditioneel ingestelde moskeeën in Nederland weinig trek hadden in deze jonge, vlotte Nederlandssprekende imams die bovendien afgestudeerd waren aan niet-islamitische instellingen. Het wantrouwen bij de doorgaans bebaarde en oudere moskeebesturen was groot. En niet alleen bij hen, ook bij de aanstormende salafistische jongeren die proberen moskeeën over te nemen.
De Marokkaanse gemeenschap, en met haar het geheel van de islamitische gemeenschappen in Nederland, blijven maar doormodderen als het gaat om de integratie en emancipatie van hun religie in de Lage Landen. Ze hangen veel te zwaar op de expertise en ondersteuning vanuit de moederlanden die doorgaans geen idee hebben van de kwesties die hier spelen. Ze moeten de handen ineen slaan, eigen initiatieven nemen, zelf imamopleidingen organiseren. De Nederlandse democratie biedt zoveel mogelijkheden je te ontwikkelen en er heerst een vrijheid van godsdienst waar Marokko nog een puntje aan kan zuigen. Kortom, de kansen zijn er, maar de armoede is troef.
Ik acht Elforkani hoog. Onvermoeibaar leert hij de jongeren dat hun toekomst in Nederland ligt. Hij zegt hen keer op keer niet zozeer te letten op de vraag of de baard wel lang en of de sluier zwart genoeg is, maar zich af te vragen hoe ze een hardwerkende burger van dit land kunnen worden als moslim, als Nederlander en als mens. Tegelijkertijd heeft hij te maken met een tamelijk conservatieve achterban en de Marokkaanse overheid die maar aan de touwtjes wil blijven trekken.
Volgend jaar is er weer een Ramadan. Ik hoop dat de stroom imams uit Marokko dan niet weer op gang komt en dat de Nederlandse moskeeën de handen ineen geslagen hebben en met een eigen visie en actieplan komen om de islam in Nederlandse context meer dan ooit vorm te geven.
Jan Jaap de Ruiter is arabist aan de Tilburg University. Hij houdt zich bezig met de status en rol van het Arabisch en de islam in West-Europa en Marokko. Hij publiceert over beide thema’s in diverse talen, waaronder in het Frans, en gaat het debat erover aan in nationale en internationale context. In heden en verleden heeft hij in menig Nederlands en Europees onderzoeks- en ontwikkelproject geparticipeerd. Volg hem op Twitter: @janjaapderuiter
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!