In hoeverre moeten Nederlandse vertegenwoordigers elders rekening houden met de zeden ter plekke, als die botsen met de eigen? Die vraag rees recent op bij het bezoek van tijdelijk minister van Buitenlandse Zaken Sigrid Kaag aan Teheran, waar zij met een hoofddoek verscheen. Nu Rutte, in dat opzicht een onverbeterlijke recidivist, ten derde male een mannelijke partijgenoot zonder enige levenservaring voorbij Zevenaar als haar opvolger heeft aangewezen, zal die pijnlijke vraag zich overigens voorlopig niet opnieuw voordoen.
Wat de kwestie zo pijnlijk maakt is dat juist recent tal van Iraanse vrouwen tegen de verplichte hoofddoekdracht in opstand zijn gekomen. Sommigen hunner hebben die zelfs, in hun strijd voor zelfbeschikkingsrecht, demonstratief in het openbaar afgeworpen, daarbij strafrechtelijke vervolging riskerend. Zij zullen de aanpassingsbereidheid van Kaag aan de regels van hun onderdrukkers, als een klap in hun gezicht hebben ervaren, waar zij juist van Europese vrouwen steun verwachten. Het feit dat hun verzet tegen de rigide religieuze normen die de ayatollahs aan de Iraanse samenleving opleggen op groeiende steun kan rekenen, ontkracht namelijk het gangbare argument: dring niet je eigen normen aan een andere samenleving op.
Dat argument zou nog valide kunnen zijn, indien die andere samenleving inderdaad collectief andere normen huldigt en de consequenties daarvan op democratische wijze in regels heeft vastgelegd. Dat is echter in Iran niet het geval, daar is de bevolking van hogerhand de mogelijkheid ontnomen om zich daarover uit te spreken. Weliswaar worden er verkiezingen gehouden die – anders dan in Poetins Rusland, laat staan in Sisi’s Egypte – relatief eerlijk verlopen en waarvan de uitkomst niet al van tevoren al vaststaat. Maar er vindt wel een voorselectie van de kandidaten door het geestelijk leiderschap plaats. De kandidaten moeten aan bepaalde islamitische eisen voldoen. Bovendien – en dat is eveneens eigen aan de theocratie die Iran is – is het in tal van morele zaken niet aan gekozen politici om daarover te beslissen. Bepaalde regels gelden als ‘van God gegeven’ en daaronder valt voor orthodoxe moslims ook de hoofddoek voor vrouwen. Die moet, als garantie voor hun eerbaarheid, in de publieke ruimte ten allen tijde gedragen worden.
Ook twee andere veelvuldig gehanteerde argumenten gaan daarmee ten aanzien van de hoofddoek in Iran niet onverkort op. Ten eerste dat je je toch ook in een kerk anders kleedt. Welke toerist stuit in een Zuid-Europees land niet regelmatig op bordjes dat gepaste dracht – door middel van bedekte armen en benen – gewenst is? Er is echter een belangrijk verschil tussen een particulier godshuis en de publieke openbare weg. Scheiding van kerk en staat, weet u wel.
Ten tweede dat ook orthodoxe christenen en joden er buiten de privésfeer rigide kledingvoorschriften op nahouden, vooral voor vrouwen. Dus waar zeuren we over? Dat klopt. Alleen kunnen zij naleving hooguit in eigen kring via sociale druk afdwingen. Er is geen wet die andersdenkenden tot aanpassing aan hun religieuze normen verplicht. Ook niet in Staphorst of in andere gemeentes waar zij in de meerderheid zijn. Misschien dat sommige zwaar-gereformeerden dat diep in hun hart wel zouden willen – fundamentalisten van élke slag menen al snel dat de rigide leefregels van hun God voor iedereen geldigheid moet bezitten – alleen zijn zij daartoe dan niet in staat.
Dus blijft de vraag, moet je op diplomatieke missies altijd de ander behagen en daarbij je eígen waarden wegmoffelen? Eén veelgeprezen voorganger van Kaag, Max van der Stoel, deed dat in elk geval niet. In de jaren zeventig ambtshalve in het toenmalige Oostblok op bezoek, ging hij ook demonstratief bij dissidenten langs. Nee, dat werd door de communistische machthebbers inderdaad niet erg op prijs gesteld. En ja, het maakte de relaties vast wat stroever en het zakendoen – nu een belangrijk motief voor veel missies naar het olierijke Midden-Oosten – vast ook wat moeizamer. Ons bedrijfsleven stelt het opkomen voor westerse vrijheidsprincipes dan ook niet zo erg op prijs. Maar Iran heeft, in het licht van de Amerikaans-Israëlisch kernwapenhysterie, Europa economisch misschien nog harder nodig dan omgekeerd, dus Europa hoeft voor verwerpelijke opvattingen niet meteen op de knieën. Dat ging Van der Stoel indertijd ook niet.
Nu zullen velen zeggen vormt een onbedekt hoofd een essentieel mensenrecht? Bij de Oost-Europese dissidenten ging het toch om wezenlijke zaken als de vrijheid van meningsuiting, nu in Iran slechts om een lapje stof? Zo zien die opstandige Iraanse vrouwen dat echter niet. En met reden. Juist omdat hun patriarchale tegenstanders zo aan die verplichting van het hoofddoekdragen hechten. Dat lapje stof moet de vrouwen hun religieus voorgeschreven onderdanige plaats in de samenleving wijzen en mag daarom nadrukkelijk géén vrije keuze zijn. Om die reden geeft ook het wèl dragen ervan door Kaag, bedoeld of onbedoeld, de politieke boodschap af: jullie vrijheid als vrouw is ondergeschikt aan ons handelsbelang.
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!