7 C
Amsterdam

Kan en mag (of moet) je democratie afdwingen?

Thomas von der Dunk
Thomas von der Dunk
Publicist. Cultuurhistoricus.

Lees meer

Vier maanden is het inmiddels geleden dat het door het Westen overeind gehouden seculiere regime in Kabul in elkaar stortte en de Taliban terugkeerden aan de macht. Wraakacties tegen Afghanen die diensten aan westerse militairen hadden verleend bleven niet uit, veel Afghanen proberen nog steeds een goed heenkomen te zoeken en de vrijheid van vrouwen werd als voorspeld drastisch ingeperkt. Toch is voorlopig een complete terugkeer naar de fundamentalistische barbarij van de jaren negentig uitgebleven.

Mogelijk ook, omdat het tot dan toe met buitenlands geld overeind gehouden land economisch, maatschappelijk en medisch in elkaar is gestort. Dit, nadat die buitenlandse investeerders meteen met de val van Kabul aan hun financiële steun een einde hadden gemaakt.

De nieuwe machthebbers snappen vermoedelijk toch dat Afghanistan het zonder zulke steun met geen mogelijkheid kan redden. Dat zou er wel eens toe bijgedragen kunnen hebben dat ze met hun omvorming van de Afghaanse samenleving (nog) iets minder radicaal te werk gaan dan op grond van het verleden werd gevreesd.

Intussen gelden ze zelfs, achter de hand, weer als potentiële gesprekspartners voor het Westen. Dit, omdat er in Afghanistan inmiddels een nog veel radicaler terroristische variant van het fundamentalisme is opgestaan, een soort IS 2.0. Dit fundamentalisme wenst zich – anders dan de Taliban – niet tot Afghanistan te beperken, en vormt daarmee een bedreiging voor de stabiliteit van een veel grotere regio.

Hoe moeten we, vier maanden later, terugkijken op het westerse debacle en westerse pro-democratisch bedoelde interventies in het algemeen? Wat aan het denken moet zetten, is niet alleen het ijltempo waarmee de westerse vazallenregering in elkaar stortte, maar ook de geringe bereidheid van de meeste Afghanen om ook maar een poot uit te steken om die val te voorkomen – de militairen om te beginnen. Een deel sloeg op de vlucht, een deel keek gewoon toe.

Een van de oorzaken van die geringe bereidheid vormde ongetwijfeld de notoire corruptie van de vorige machthebbers – wat niet wil zeggen dat het onder de huidige daarmee veel beter gesteld is – waardoor van alle hulpgelden veruit het meeste aan de strijkstok bleef hangen.

Maar er is meer. Journalist Haro Kraak kwam in de Volkskrant van 21 augustus met de uitslag van een onthullend onderzoek uit 2013: 79 procent van de Afghanen is voor de doodstraf voor geloofsafvalligheid, 85 procent voor steniging van overspelige vrouwen. Met andere woorden: zelfs indien álle mannen daarvóór zouden zijn (dus ongeveer 50 procent van die 85 procent zouden uitmaken), zelfs dan is van alle vrouwen nog meer dan de helft daarvoor geporteerd. Hoeveel zin heeft dan een poging om van buitenaf vrouwenrechten te komen brengen, als daarvoor totaal geen vruchtbare bodem bestaat? Of moet je dan toch maar voor de rechten van die vrouwen opkomen, ook al zijn de meesten daarvan niet gediend?

Hoeveel zin heeft een poging om van buitenaf  vrouwenrechten te komen brengen, als daarvoor totaal geen vruchtbare bodem bestaat?

Daar ligt natuurlijk het dilemma voor elke bemoeienis van buitenaf. Er zijn een aantal vragen die in het Westen zowel de voorstanders als de tegenstanders zich moeten stellen, alvorens in verontwaardiging over de interventie ín dan wel het vertrek úit Afghanistan uit te barsten:

  1. Vind je een samenleving met respect voor mensen- en vrouwenrechten beter dan eentje zonder?
  2. Vind je dat iets heel belangrijks, dat offers mag vergen?
  3. Vind je dat ook anderen buiten het Westen daar recht op hebben?

Als dan het antwoord op deze drie vragen ‘ja’ luidt:

  1. Verwacht je dat de Taliban daar zelf voor zullen zorgen?
  2. Verwacht je dat de Afghanen dat anders zelf weten af te dwingen?

Indien daarop het antwoord tweemaal ‘nee’ luidt, wat dan?

Optie 1: ze zoeken het daar maar uit, jammer voor de vrouwen die zich tegen hun onderdrukking verzetten.

Optie 2: we bemoeien ons er toch mee. Dat leidt weer tot een aantal nieuwe (gewetens)vragen.

  1. Helpt zachte aandrang? Zo niet:
  2. Helpen economische sancties? Zo niet:
  3. Helpt militaire interventie? Zo niet:
  4. Helpt dan misschien kolonisatie?

De hamvraag bij elk ‘ja’ is steeds: is dat de prijs – en onvermijdelijke slachtoffers – waard? Maar één ding is zeker: het mensenrechtenparadijs breekt morgen niet vanzelf in Afghanistan uit. Zie die 85 procent.

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -