CDA-leider Sybrand Buma heeft het al vele malen gesteld: er is behoefte aan een maatschappelijke dienstplicht. Het leidt veelal tot het fronsen van wenkbrauwen en soms zelfs tot hoongelach. Dat is jammer, want we zouden het best eens serieus kunnen bestuderen. Formeel is inmiddels al wel het besluit gevallen dat de dienstplicht niet alleen meer voor jonge mannen geldt, maar evenzeer voor jonge vrouwen.
De opkomstplicht voor de militaire dienstplicht in Nederland is opgeschort, dus niet afgeschaft, op basis van een besluit van de Tweede Kamer in 1993. De tenuitvoerlegging van de dienstplicht is opgeschort zolang de veiligheidssituatie dat toestaat. Dat betekent dat als Vladimir Poetin zijn legers gereed maakt om West-Europa binnen te vallen, de opkomstplicht zomaar weer zou kunnen worden ingevoerd. Hoewel de kring rond Poetin veelvuldig oorlogstaal lijkt te bezigen, ziet het er voorshands niet naar uit dat hij de verovering van West-Europa aan zijn twijfelachtig palmares wil toevoegen.
De veiligheidssituatie is wél veranderd sinds 1993. Destijds stelden veiligheidsadviseurs dat het wel tien tot vijftien jaar zou kosten aleer het ernstig verzwakte Rusland weer een bedreiging voor het Westen zou kunnen vormen. Die ‘wijsheid’ heeft ertoe geleid dat het Westen, en met name Nederland, het vredesdividend maximaal heeft uitgebuit. De Nederlandse krijgsmacht werd gedecimeerd. De ene bezuiniging was nog niet afgerond of de volgende stond al weer voor de deur. Ook VVD-regeringen hebben gretig gesneden in het defensiebudget. En sinds 2014 weten we dat de strategische veiligheidssituatie heel wat sneller kan verslechteren dan we in de jaren negentig dachten. Binnen vier maanden manifesteerde het Rusland van Poetin zich als een serieuze dreiging voor alle voormalige Sovjet- en Oostblok-staten. De geopolitiek is terug van weggeweest.
In de argumentatie van Buma speelt de hernieuwde dreiging vanuit Rusland een rol. Maar niet alléén. Door hem wordt ook het argument van integratie en socialisatie aangehaald. Daar zit iets in. Als jonge officier heb ik veelvuldig met dienstplichtigen gewerkt. Wat mij daarbij opviel was het nivellerende karakter van de dienstplicht. Jonge mannen, vaak jongens nog, kwamen op de dag van opkomst naar de kazerne in burgerkleding. Daaraan kon je vaak goed zien uit welk milieu ze afkomstig waren. Eenmaal binnen werd het burgerkloffie omgeruild voor een groen pak. En ineens was iedereen gelijk. Nog geen strepen verdiend, brevetten gehaald, geen onderscheidende tekens op het uniform, alleen dat uniforme, groene pak. In de weken die daarop volgden werd het belang van de groep boven dat van het individu gesteld, werden ze mentaal en fysiek onder druk gezet en leerden ze samenwerken in alles wat er van een soldaat werd verwacht. De belangrijke les: samenwerken is overleven! Het groepsbelang gaat voor het eigen belang. Natuurlijk bleek na verloop van tijd ook wie er over de sterkste mentaliteit beschikte, wie fysiek het meest vaardig was, wie de beste vooropleiding had en over speciale vaardigheden beschikte en, niet te vergeten, wie er kon leidinggeven. Dat werd dan ook beloond met een streep of een brevet of andere vormen van erkenning. Belangrijke les: wie presteert wordt beloond!
Ik zag jongens uit verschillende milieus met elkaar samenwerken, elkaar opvangen en steunen, met elkaar dollen en stappen als de gelegenheid daar was. Jongens die elkaar in het normale burgerleven niet tegengekomen zouden zijn, laat staan dat ze met elkaar zouden hebben samengewerkt. Laten we wel wezen, de krijgsmacht is er niet om de integratie van ‘nieuwe’ Nederlanders te bevorderen of om de emancipatie van vrouwen een duwtje in de rug te geven. Maar het kunnen welkome neveneffecten zijn.
Daar komt bij dat de dienstplicht niet persé binnen de krijgsmacht zou moeten worden vervuld; het zou niet per definitie een militaire dienstplicht hoeven te zijn. Er zijn diverse andere sectoren binnen de Nederlandse maatschappij waar ‘handjes’ zeer goed kunnen worden gebruikt. Denk bijvoorbeeld aan de politie, de zorg, mogelijk ook de brandweer en andere hulpdiensten. Me dunkt dat bij veel van dat soort instellingen jonge mannen en vrouwen na een korte opleiding nuttig werk kunnen doen. Dan kunnen de professionals worden ontlast en zich bezighouden met hun kerntaken.
Door sommigen wordt maatschappelijke dienstplicht echter als ‘dwangarbeid’ gezien. En dat mag niet op grond van artikel vier van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden. Dat bepaalt dat niemand in slavernij of dienstbaarheid gehouden mag worden of gedwongen mag worden dwangarbeid of verplichte arbeid te verrichten. Voor militaire dienstplicht wordt een uitzondering gemaakt, evenals voor ‘elk werk of elke dienst, welke deel uitmaakt van normale burgerplichten’. De overheid heeft echter nagelaten duidelijk te maken wat normale burgerplichten precies inhouden. Emeritus hoogleraar Staats- en Bestuursrecht Gio ten Berge heeft ooit gesteld dat burgerplichten normale vormen van participatie van burgers in de behartiging van het algemeen belang door de overheid betreffen. Volgens hem mag de overheid bij het scheppen van burgerplichten de rechtspositie van de individuele burger niet nodeloos en onevenredig aantasten. Er zal volgens Ten Berge evenwicht moeten bestaan tussen het doel en de noodzaak van de plicht en de belangen en mogelijkheden van de burger.
Als de Nederlandse overheid jonge burgers voor twaalf maanden van hun leven verplicht tot dienstverlening aan de staat door het betaald verrichten van werkzaamheden in het algemeen belang en hen de mogelijkheid geeft te kiezen hoe zij die dienstplicht willen vervullen, dan lijkt mij te zijn voldaan aan de uitzonderingsvoorwaarden, zoals genoemd in dat artikel vier.
Als bovendien rekening wordt gehouden met het volgen van opleidingen en studies, waarvoor uitstel kan worden verleend, lijkt ook de rechtspositie van die jongere burgers niet nodeloos en onevenredig te worden aangetast.
Tot welk kabinet het de komende maanden ook gaat komen, het loont de moeite hier nog eens goed in te duiken.
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!