Het mag niet bij officiële excuses blijven. Er moet ook bij andere openbare gelegenheden en in het onderwijs meer aandacht voor het koloniale verleden komen, aldus een oproep die herhaaldelijk wordt gedaan. Dat klinkt eenvoudiger dan het is. De hamvraag: hoe?
Nederland kan namelijk inzake koloniale wandaden zoveel schuld bekennen als het wil, één ding kan het niet: de interne meningsverschillen onder de voormalige gekoloniseerden overwinnen, en het zo iedereen naar de zin maken. De staatkundige gevolgen van drie eeuwen kolonialisme laten zich niet terugdraaien. Dat is vooral voor de Indonesische archipel van belang.
Indonesië vormt immers geografisch de directe en exacte opvolger van Nederlands-Indië. Vóór de komst van de Nederlanders heeft er nooit een land bestaan dat zelfs maar bij benadering met het huidige Indonesische grondgebied samenvalt. Het is niet alleen de Nederlandse kolonisatie die ervoor heeft gezorgd dat cultureel, etnisch en religieus sterk verschillende eilanden als Sumatra, Java en Sulawesi zich nu binnen hetzelfde staatsverband bevinden.
Het is ook dankzij de kolonisatie door ándere Europeanen – Portugezen, Spanjaarden, Fransen, Britten – dat dat voor andere eilanden weer niet geldt. Dat bijvoorbeeld de Filippijnen nu een apart land vormen. En de botsing tussen die verschillende Europese koloniale machten heeft ervoor gezorgd dat er nog steeds een staatsgrens dwars door Timor, Kalimantan en Nieuw-Guinea loopt. Een staatsgrens die niets met de natuurlijke fysische geografie en weinig met de prekoloniale sociale geografie van doen heeft.
Dat is relevant omdat niet alle volkeren die binnen Indonesië leven, daarmee gelukkig zijn. Dat is beladen, want de Indonesische regering gaat in feite uit van het bestaan van één Indonesisch volk. Zij bespeurt in elke poging om de etnische diversiteit als meer dan culturele folklore te beschouwen een gevaarlijke tendens tot separatisme. Daarbij beroept ze zich in het geval van westelijk Nieuw-Guinea op een volksstemming waarmee de Papoea’s indertijd met toetreding tot Indonesië zouden hebben ingestemd.
De Indonesische regering gaat uit van het bestaan van één Indonesisch volk
Dat veel Molukkers en Papoea’s er anders over denken is bekend, en in beide gevallen herinneren hun woordvoerders op gezette tijden Den Haag aan niet nagekomen beloften over onafhankelijkheid. Inderdaad is er vroeger sprake geweest van valse – want onhaalbare – beloftes, in het Molukse geval om dreigende onrust bij oud-KNIL-militairen te bezweren. In het geval van de Papoea’s omdat Nederland bij de vernederende aftocht in 1949, door zo demonstratief voor hun zelfbeschikkingsrecht op te komen, het eigen morele gezicht poogde te redden.
Punt is dat Nederland indertijd met de machtsoverdracht aan Soekarno instemde onder voorwaarde dat het nieuwe Indonesië een soort federatie zou zijn, en ook volhield dat het dat inderdaad werd. Feit is dat Soekarno dergelijke verwachtingen stilzwijgend voor Nederlandse rekening liet, en zelf zijn eigen plan trok, waarna de federatie al spoedig werd opgedoekt. Hetzelfde gold voor Nieuw-Guinea, dat Nederland in 1949 nog buiten de overdracht wist te houden, maar waar het onder Amerikaanse druk in 1962 alsnog bakzeil halen moest.
In beide gevallen was en is Nederland niet bij machte om aan die staatkundige situatie ook maar iets te veranderen, al was het maar omdat al een voorzichtige poging op felle afwijzing door Jakarta stuiten zou. Elk kabinet kan niet meer doen dan betreuren dat zijn voorgangers uit gemakzucht die valse beloftes hebben gedaan.
Maar het betekent wel dat Den Haag nu voortdurend op eieren moet lopen bij de bejegening van Indonesië en de betiteling van zijn inwoners. Toen premier Rutte recent sprak van de Molukkers als deel van ‘de Indische gemeenschap’, volgde van hun zijde meteen een scherpe reactie: wij zijn géén Indonesiërs en dienen apart te worden genoemd. Maar als Rutte dat wél zou hebben gedaan, door bijvoorbeeld van ‘de Indonesiërs en de Molukkers’ te spreken, dan was men vast in Jakarta weer van woede ontploft.
Het is duidelijk dat het onoverkomelijke splijtstof onder de nazaten van de gekoloniseerden ginds en hier gaat opleveren, als Nederland inderdaad in het onderwijs veel meer aandacht aan het koloniale verleden gaat besteden. Want alle betrokkenen zien dan natuurlijk wel graag hun eígen interpretatie van dat verleden (en heden!) daarin terug.
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!