‘De droom van mijn vader ben ik nooit geworden./ Zijn stappen waren niet te volgen./ Mijn voeten groeiden uit de zijne./ Hij had een wil, waar ik een weg.’
Dit verhaalt Benzokarim, artiestennaam van spoken word-artiest en schrijver Karim Ellouta (26), in een van zijn gedichten. Zijn vaders droom – Benzokarim als advocaat of accountant, die rijdt in een Audi – heeft hij niet vervuld. Hij is schrijver en is dus zijn eigen droom geworden. Sterker nog: op 18 november vorig jaar publiceerde Benzokarim zijn debuutbundel, El Ghorba. Precies drie jaar na het overlijden van zijn moeder, moge God haar genadig zijn.
Dat verlies speelt een grote rol in Benzokarims bundel. Het mooiste gedicht over zijn rouwproces is ‘Bitterzoet’. Daarin schrijft hij: ‘Hoogtepunten zonder jou zijn altijd bitterzoet./ Ik lach niks meer weg./ Ik krop niks meer op./ In cirkels dans ik er doorheen./ Nog leer je me voelen./ Als je onverwachts langskomt.’
Behalve over rouw gaat de bundel over onder andere vervreemding, maskers, Rotterdam, migreren en vluchten. De vader van Benzokarim leverde een grootse bijdrage aan die bundel: hij leidt de vier hoofdstukken in. Met korte verhalen, bijna brieven, waarin hij zijn ervaringen met rouw, God, migratie en de smaak van verdriet deelt. Zo ontstaat een gesprek tussen een vader en zijn zoon, een eerste en tweede generatie Nederlander.
Steeds meer stoor ik me aan het twijfelen van migrantenkinderen aan hun Nederlanderschap
El Ghorba, dus. Een gevoel dat zich – what’s new – lastig laat vertalen. Iets als: verweesd zijn op een (nieuwe) plek, bijvoorbeeld een land, omdat anderen je niet begrijpen en vice versa. Iets dat Benzokarim herkent. Hij voelt zich niet altijd thuis – wat dat ook exact moge zijn – in Nederland, of in ieder geval, heeft hij zich hier ‘vaak vervreemd gevoeld’. Dat vertelde hij mij, toen ik hem onlangs interviewde.
Hoe kan het toch, vroeg ik aan Benzokarim, dat onze generatiegenoten zich niet thuis wanen in Nederland? Zelfs als ze een van de beste spoken word-artiesten van de natie zijn, op vrijwel alle podia hebben gestaan, een bundel hebben uitgegeven, hun eigen droom en nog meer dan dat zijn geworden? Benzokarim kon daar geen antwoord op geven, omdat hij niet voor anderen wilde spreken; niet alleen in zijn poëzie houdt hij het überpersoonlijk. Wel zei hij: aangezien er zoveel discriminatie en racisme is, ‘hoe kan je je dan niet vervreemd voelen, als van je verwacht wordt dat te zijn?’
Steeds meer stoor ik me aan het twijfelen van migrantenkinderen aan hun Nederlanderschap. Wie wil dat dit land zijn huis is, ziet het als het zijne. De blik en het gedrag van de ander zou daar geen invloed op horen te hebben. Ik vind het lastig te verdragen dat veel generatiegenoten hun eigendom niet claimen. Dat is een schoffering van de berg die onze ouders hebben verzet en de emancipatiestrijd van generaties (biculturelen) voor ons. Je hebt niemands goedkeuring of erkenning nodig om dit land als de jouwe te zien. Simpel, nietwaar?
Al is dat zoeken naar goedkeuring of erkenning – het erbij mogen horen – wel een teken van respect. Anderen doen er volgens jou toe, want anders zou je hen geen ruimte geven om een deel van jouw identiteit in te kleuren, om invloed te hebben op jouw thuisgevoel. Je ontkent blijkbaar hun bestaansrecht en waardigheid niet, zelfs niet nadat ze jouw Nederlanderschap in twijfel trekken, menen dat je hier niet hoort, je waardigheid trachten te schaden. In die zin zit in het je niet-thuisvoelen ook iets moois.
In zijn gedicht ‘Tweede generatie’ zegt Benzokarim al zelf: ‘Niet weten tot waar je behoort./ Oneindig onderzoek./ Ik kijk niet op, niet neer./ Ik ben niet op bezoek./ Ik kijk niet weg, niet weg.’
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!