7.9 C
Amsterdam

Mijn vader sprak niet over Auschwitz. Ik zal het voor hem doen

Lody van de Kamp
Lody van de Kamp
Rabbijn en publicist.

Lees meer

‘Maar hoe was dat nou, het onderduiken? Drie jaar! Dat moet toch heel erg zijn geweest?’
‘Ach’, mama wuift de angst van haar dochtertje en zoontje weg, ‘zo erg was dat helemaal niet. Papa heeft het erg gehad. Hij zat in het kamp!’

Vragend kijken wij onze vader aan. ‘Ook dat viel best mee. Zo hard hoefde ik me niet in te spannen. Ik zat in de groentetuin van het kamp. En als je daar aan het werk was gezet, had je in ieder geval nog wel eens wat extra te eten. Een wortel, een knol of een stuk kool. En dat kon je dan weer ruilen voor een stuk brood of een paar sigaretten. Dus zo erg was het niet.’

Met deze korte mededelingen moesten wij, kinderen van een vader die jaren in een concentratiekamp had gezeten en van een moeder die drie jaar op talloze adressen zat ondergedoken, het doen.

Wilden onze ouders ons niet vertellen hoe vreselijk het allemaal was geweest? Wilden ze hun kleine kinderen sparen? Dat is wel iets wat ik als klein jochie vaak dacht. Jaren later begreep ik dat er veel meer speelde.

Het was niet zo dat onze ouders niets wilden vertellen. Met onze vragen kwamen we er steeds meer achter dat zij er niet over kónden spreken. De pijn, de angsten en de verschrikkingen waren ook jaren na die oorlog nog steeds niet te beschrijven. En niet uit te leggen. Zwijgen was het enige wat hen dan overbleef.

‘Werken in de groentetuin van Auschwitz, ik had wel eens wat extra te eten…’

Het eerste kamp

De trein, die twee dagen eerder uit Westerbork vertrok, komt piepend tot stilstand. Een klein goederenstationnetje en wat huisjes op de achtergrond zijn het enige wat in de omgeving zichtbaar is. De deuren van de wagons worden opengegooid. Jongens die er niet te jong uitzien en mannen die niet te oud zijn, worden de trein uitgeslagen.

Dit was dus de Baustelle waar Louis van de Kamp zijn werkzaamheden begon

En zo zit mijn vader met zijn handen in zijn nek gevouwen op de keien voor het station, samen met honderden lotgenoten. Vrachtauto’s komen het terrein op rijden. Opgejaagd door soldaten met hun geweren, blaffende honden en de nodige klappen beklimmen de mannen de vrachtwagens. Vader is op weg naar zijn eerste kamp, waarvan hij later hoort dat het de naam Sint Annaberg draagt. Niet veel later volgt alweer een nieuwe bestemming: Kamp Oderthal. Uiteindelijk eindigt voorlopig zijn reis in Gleiwitz-II. Dit blijkt een van de vele satellietkampen van Auschwitz te zijn.

Kamp Gleiwitz-II is, als vader daar aankomt, nog gedeeltelijk in aanbouw. Van het verhaal over ‘werken in de groentetuin’ blijkt vooral nog geen sprake te zijn. Nieuwe barakken moeten worden gebouwd. Het is november 1942. In de kou van de Poolse winter, eerst in de ochtend voor dag en dauw het appel. Dan de hele lange dag ‘de Baustelle’ op. Opgejaagd door de beulen en de bewakers. Wanneer het eindelijk donker wordt, opnieuw appel. Voordat vader zijn brits mag delen met de anderen om die nacht een beetje door te komen, krijgt hij soms een homp brood. Andere dagen alleen maar een kom waterige koolsoep. Te weinig om de maag te vullen na de zware dag, maar iets anders is er niet. De wortel of de knol uit vaders verhaal over de groentetuin zijn nog helemaal niet in zicht.

Eindelijk hebben alle nieuwe gevangenen een dak boven hun hoofd. De barakken zijn klaar. De ervaring van de barakkenbouw komt vader goed van pas. Zijn werk wordt nu uitgebreid naar de in aanbouw zijnde fabriekshallen. Immense betonnen skeletten worden afgebouwd tot torenhoge fabriekshallen. De roet- en cementfabrieken moeten zo snel mogelijk klaar zijn. De constante stroom van nieuwe gevangenen, krijgsgevangenen en Joden uit alle delen van Europa zorgt voor een groot arbeidersarsenaal.

Vader overleeft de dwangarbeid op de ‘Baustelle’. Anders dan veel van zijn maten. De ontberingen door honger, ziekte, onbeschrijfelijk geweld en wat wordt beschreven als bedrijfsongevallen worden hen vaak te veel.

De oorlogsindustrie binnen de omheining van Gleiwitz-II begint te draaien. Nu verricht vader geen slavenarbeid meer hoog op de wankele stellages op de Baustelle. Nu gaat het om het afgebeuld worden in de industrie zelf. De mishandelingen, de stokslagen, de ongelukken en de doodsbedreigingen die veelvuldig worden uitgevoerd, zijn elke lange dag aanwezig. Net zoals de kou in de winter, de verzengende hitte in de zomer en de altijd knagende honger.

Het verhaal van de groentetuin, met hier en daar een extra wortel of een ui, maakt nog steeds geen deel uit van vaders werkzaamheden.

Doden begraven

De SS moordt erop los, ook binnen de hekken van de Gleiwitzkampen. En die doden moeten begraven worden. Vader heeft ooit wel eens verteld over doden die hij hielp begraven in opdracht van de kampbewakers op de Joodse begraafplaats in de stad Gleiwitz. Hoeveel dat er waren, onder welke omstandigheden, daar werd verder over gezwegen.

In de nu leegstaande fabriekshal kijk ik omhoog

Tijdens mijn reis naar de plekken waar die papa van toen zijn oorlogsjaren door heeft moeten brengen, sta ik bij de deur van een van de laatste nog overgebleven barakken. Dit was dus de Baustelle waar Louis van de Kamp zijn werkzaamheden begon.

In de nu leegstaande fabriekshal kijk ik omhoog. Daar, helemaal boven, stond hij dus met de anderen op die steigers te balanceren, in de hoop niet naar beneden te storten op de betonnen vloer. Iets wat bijna dagelijks gebeurde. De zwartgeblakerde muren verraden de altijd aanwezige pikzwarte walm van een mengsel van roet en olie, waar rubber van gefabriceerd moest worden voor de Duitse oorlogsindustrie. Een walm die ervoor zorgde dat de fabrieksarbeiders het niet lang volhielden…

Op de Joodse begraafplaats in Gleiwitz is nu zichtbaar dat vader niet ‘wel eens’ meehielp om voor een omgekomen medegevangene een graf te delven. Rechts op de begraafplaats sta ik bij de grafsteen die mij vertelt dat op deze plek alleen al meer dan zeventig geëxecuteerde gevangenen liggen begraven. We lopen naar heuvelachtige plekken aan de andere kant van de begraafplaats. Recent onderzoek laat zien dat op deze plaats twee massagraven zijn met naar schatting duizenden gevangenen uit de kampen in en rond Gleiwitz, die eerst door de nazi-beulen en kort na de bevrijding door het Russische leger zijn vermoord.

En dat onderzoek toont ook dat dit die doden waren die vader dus heeft helpen begraven. Niet een enkeling waar hij eens over vertelde, maar duizenden waar hij over zweeg.

We staan even buiten Gleiwitz. Zowel naar rechts, links als ver vooruit strekken zich over honderden meters de nu door sneeuw bedekte akkers uit. We weten nu dat dit de groentetuinen voor de naburige kampen waren. Hier lagen ze op hun knieën door weer en wind in de klei te ploeteren. Broodmagere mannen in hun gestreepte jasjes en broeken, op houten klompen.

Hij kon het allemaal niet vertellen. Dit zwijgen is voor mij een levensles

Dit is dus de plek waar mijn vader ons over vertelde. ‘Zo erg was het niet. Het waren maar de groentetuinen. Soms snaaide je een wortel, soms een kool weg, voor het oog van de nazi met zijn hond die de wacht hield. Als het lukte, had je in de avond iets te delen in de barak. Lukte het niet, dan haalde je de volgende ochtend waarschijnlijk niet.’

‘Ach, zo erg was het niet.’

Mijn vader sprak niet. Hij kon het allemaal niet vertellen. Dit zwijgen is voor mij een levensles.

Tachtig jaar later

Ik heb het in het verre Polen opnieuw met eigen ogen gezien. Tachtig jaar later leven wij in een samenleving waarin wij het recht hebben om vrijuit te praten. Het niet kúnnen vertellen van toen is voor onze generatie geworden tot een plicht om te móeten vertellen.

Te vertellen over wat de niet te beschrijven ellende van oorlog feitelijk betekent. Onze mond te openen over wat er gebeurt wanneer wij elkaar uitsluiten, achterstellen, mensonwaardig behandelen en uiteindelijk die ander het recht niet meer gunnen om er samen met ons in deze wereld te zijn.

In een wereld om ons heen, waar dit uitsluiten nu, veraf en dichtbij, opnieuw aan de orde van de dag is, doemen de te bouwen barakken, de betonnen skeletten voor fabriekshallen ten behoeve van de oorlogsindustrie weer op. De omheiningen rond de uitgesloten bevolkingsgroepen dreigen weer te worden opgebouwd. Ja, ook met grafheuvels.

En hier en daar iemand die vanuit onmacht misschien eventjes vertelt over een groentetuin waar het allemaal ‘nog wel een beetje meevalt.’

Terug in ons mooie land mag en zal ik niet zwijgen. Al is het alleen al omdat mijn vader niet kon praten.

——-

Het is tachtig jaar geleden dat vernietigingskamp Auschwitz werd bevrijd. De reis van Lody van de Kamp naar Polen, van 19 tot en met 21 januari, kwam tot stand op initiatief van de NOS en werd mogelijk gemaakt door de ondersteuning en het onderzoek van de stichting Holocaustkampen.

Een verslag van zijn reis was gisteravond te zien op NPO 2 tijdens de uitzending over de herdenking van de bevrijding van Auschwitz.

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -