De coronamaatregelen zijn versoepeld. Langzaam maar zeker bewegen we voort richting het ‘oude normaal’, met nog het nieuwe normaal – 1,5 meter afstand houden, mondkapjes en zoveel mogelijk thuiswerken – in het vooruitzicht.
Ondertussen kleurde social media vorige week dinsdag zwart onder de hashtag #blackouttuesday. Dit om te protesteren tegen het voortdurende politiegeweld op zwarte en gekleurde mensen, en het institutionele racisme dat door verschillende instellingen, zowel overheid als het bedrijfsleven, in stand wordt gehouden. Aanleiding van deze antiracistische protestbeweging was de brute moord op de Amerikaanse George Floyd, die de wereld lijkt wakker te hebben geschud.
Enough is enough, klinkt het. Ook in Nederland, van Amsterdam tot Eindhoven, stonden mensen zij aan zij – al dan niet op 1,5 meter afstand – om zich uit te spreken tegen racisme en discriminatie. Ja, zelfs in Eindhoven. De stad waar ik ben opgegroeid, met mensen om mij heen die mij regelmatig vertelden dat ik terug naar mijn eigen land moest gaan, dat mijn hijab niet thuishoort in de Nederlandse samenleving en dat ik mij maar moest aanpassen.
Maar wat bedoelen ze eigenlijk met ‘aanpassen’? Dat ik wit moet zijn? Dat ik een land moet binnenvallen, koloniseren, daar het neusje van de zalm opeisen – nee, afpakken – en claimen dat het allemaal van mij is en dat ik dat allemaal heb verdiend? Dat ik andermans leed bagatelliseer en ontken, doe alsof het niet bestaat, alsof het niet is gebeurd, en ook roep dat mensen terug moeten naar hun ‘eigen’ land als het hen hier niet bevalt?
Dan pas ik liever, dan dat ik mij aanpas.
Bewust heb ik vorige week niet meegedaan aan de #blackouttuesday-beweging. Niet alleen omdat ik geen zwarte tegel nodig heb op mijn social media-feed om te laten zien dat het mij degelijk aangaat en dat ik er stil van word, maar ook omdat ik vind dat het meer verdient dan mijn stilte. Racisme verdient al onze aandacht, onze tijd en onze energie om hierop te reflecteren, om ons hierin te verdiepen en om verandering teweeg te brengen.
Kun je jezelf nog mens noemen, als je een ander zijn mensheid ontneemt?
Dit veelkoppige, vaak onzichtbare, dodelijke monster dat het heeft gemunt op zwarte en gekleurde mensen overal ter wereld. Dat het niet wordt gezien en wordt ontkend, betekent niet dat het niet bestaat. Zo ook in Indonesië, waar ik ben geboren en mijn eerste levensjaren heb doorgebracht.
In Indonesië – een land dat jarenlang overheerst werd door een onderdrukkende, witte kolonisator – is de koloniale mentaliteit nog steeds niet verdwenen. Mensen vertelden mij regelmatig dat ze mij mooi vinden om mijn lichte huidskleur. Ook zeiden ze dat ik niet op de grond moest zitten samen met de baboe, omdat ik een plekje aan tafel verdien. Deze baboe, die al het werk doet om een huishouden draaiende te houden, had bovendien een ‘eigen’ badkamer, waardoor ze geen gebruik mocht maken van ‘onze’ badkamer.
Enough is enough. Dit monster gaat veel verder dan de rassenkwestie.
‘I’m terrified at the moral apathy, the death of the heart, which is happening in my country’, zei de Amerikaanse schrijver James Baldwin in de veelgeprezen documentaire I Am Not Your Negro. ‘These people have deluded themselves for so long that they really don’t think I’m human. I base this on their conduct, not on what they say. And this means, that they have become, in themselves, moral monsters.’
Morele monsters. Deze woorden zullen me altijd bijblijven. Dus, vertel, wie hou jij voor de gek? En vraag jezelf eens af: kun je jezelf nog mens noemen, als je een ander zijn mensheid ontneemt?
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!