5.8 C
Amsterdam

Nee, het werk van onze Afghanistan-veteranen is niet voor niets geweest

Lody van de Kamp
Lody van de Kamp
Rabbijn en publicist.

Lees meer

Na een week pakte ik mijn werkzaamheden weer op. Althans, dat dacht ik te gaan doen. Zeven dagen eerder, op een zondagavond in oktober 1992, stortte het El Al-vliegtuig neer op de flatgebouwen in de Amsterdamse Bijlmermeer.

De ochtend na die ramp, heel vroeg, zat ik samen met een aantal dominees, pastoors, pandits en imams, allemaal geestelijke verzorgers, in de grote sporthal in de buurt van de rampplek tegenover de overlevenden van het drama. We bleven daar de hele week tot alle overlevenden op andere plaatsen waren ondergebracht. Diezelfde avond werd ons team ontbonden. We kwamen een dag of wat later nog één keer bij elkaar voor de stille tocht naar de plek van het onheil.

Ik was weer thuis. Maar de indrukken van de dagen daarvoor kon ik niet achter me laten. De activiteiten rond de ramp gingen verder. Experts werden overgevlogen voor de identificatie van de omgekomen ingezetenen van het vliegtuig. Vanuit mijn verantwoordelijkheden als rabbijn voor Joodse begrafenissen was ik ook bij dit deel van de afwikkeling daadwerkelijk betrokken.

De weken gingen verder, stoffelijke resten werden geïdentificeerd, begrafenissen vonden plaats. De reguliere werkzaamheden pakte ik weer op. Maar de indrukken raakte ik moeilijk kwijt. De beelden van de angstaanvallen van de Ghanese man uit een van de flats spookten nog steeds door mijn hoofd. Ook het verkrampte gezicht van een vrouw, die geobsedeerd stond te zwaaien met de foto’s die zij in die rampnacht had genomen, bleef me voor de geest staan.

Voor de meesten van ons was de ramp ondanks de ‘officiële afsluiting’ verre van afgesloten. Nog steeds was er geen duidelijkheid over het echte aantal slachtoffers. Ook over de oorzaak kregen wij weinig te horen. Als ik nu terugdenk aan die tijd, bijna dertig jaar geleden, weet ik dat wij geplaagd werden door gevoelens van onvrede. Wat hebben wij met ons team nu helemaal kunnen doen voor hen die zijn omgekomen en voor de overlevenden die verder moesten na hun onbeschrijfelijke ervaringen?

Met de val van Afghanistan komen de beelden van Srebrenica naar voren. Leden van onze krijgsmacht werden ingezet voor buitenlandse missies. Maar vele militairen voelen zich in de steek gelaten. Door de internationale en de nationale politiek. Door andere militaire onderdelen die hen op de momenten dat het nodig was niet de steun gaven die zij nodig hadden. Het thuisfront kon hen maar moeilijk begrijpen. Het verlies van kameraden kunnen zij maar moeilijk verwerken. En dan het gevoel van machteloosheid na de val van Srebrenica, net als nu na de inname van Afghanistan door de Taliban, dat het allemaal voor niets is geweest.

De Dutchbatters in Bosnië hebben heel bijzondere taken verricht, net zoals onze Nederlandse missies dit de afgelopen twintig jaar in Afghanistan hebben gedaan

Ik kijk terug naar die week in 1992. Wij wisten dat wij niet veel konden doen. Maar wat wel mogelijk was betekende veel. Al uren probeerden we contact te leggen met een panische moeder, die in die afschuwelijke chaos van de eerste uren haar kinderen was kwijtgeraakt. Gaandeweg lukte het om haar aan het spreken te krijgen, en zo konden wij haar bijstaan tot het allemaal weer minder verwarrend werd en zij in staat was om haar verhaal te vertellen. De zoektocht naar de kinderen kon beginnen.

Het was maar één moeder. Maar de hulp voor haar was er.

De stoffelijke resten van de ingezetenen van het vliegtuig hebben wij alleen maar kunnen kisten en klaar kunnen maken voor hun laatste ‘thuisreis’. Meer dan dat was er voor ons niet te doen. Maar voor de nabestaanden, vaders, moeders, echtgenoten, kinderen en andere verwanten was het in ieder geval mogelijk om hun geliefden een graf te geven.

De Dutchbatters in Bosnië hebben heel bijzondere taken verricht, midden in dat door oorlogen verscheurde gebied. Net zoals onze Nederlandse missies dit de afgelopen twintig jaar in Afghanistan hebben gedaan. Vrede hebben zij ondanks hun inspanningen niet kunnen bewerkstellingen. Maar dat hun werk voor niets is geweest is een fabel die voorgoed moet worden uitgebannen.

Hopelijk zullen de Afghanistan-veteranen, die het nu zo moeilijk hebben, ook spoedig in staat zijn dit voor zichzelf te bevestigen.

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -