In hun grenzeloze ambitie om de burgers van Nederland in het morele gareel te houden hebben de regeringspartijen VVD en PvdA een motie aangenomen die het OM vraagt om te onderzoeken of organisaties die ‘het salafisme’ aanhangen verboden kunnen worden. Het was vooral de overijverige Ahmed Marcouch van de PvdA die daar het voortouw nam. In een opiniestuk in Zaman Vandaag stelt hij dat moslims weliswaar in meerderheid geweld afwijzen, maar dat het nu tijd is om ook met het gedachtengoed dat achter IS steekt af te rekenen. Volgens Marcouch heeft salafisme niets te maken met het ideaal te leven naar het voorbeeld van de eerste drie generaties moslims. Salafisme is volgens hem ”de ideologie van de jihadisten”: het is anti-democratisch en gewelddadig, wat ‘ons’ te doen staat is ”de foute ideologie bestrijden met goede en betere ideeën”.
Het stuk van Marcouch is een merkwaardige mix van inside talk en politieke spierballentaal, natuurlijk niet verwonderlijk, want hij is moslim en politicus, maar daar zit het probleem. Als het gaat om de oproep aan medemoslims om mee te doen met ideeënstrijd en kritiek te leveren op een bepaalde uitleg van de bronnen, dan lijkt me dat zonder meer zinvol, maar waarom moet dat dan uitmonden in een voorstel ‘het salafisme’ te verbieden? Dat is een verkeerde en vooral gevaarlijke weg. Praktisch is zo’n verbod onuitvoerbaar, omdat het allerminst duidelijk is wat er onder verstaan wordt en wat je met zo’n verbod denkt te bereiken. Wat ga je nu eigenlijk verbieden? Wat wil je bestrijden?
Marcouch zelf stelt simpelweg dat salafisme iets anders is dan assalaf assalih, de drie eerste generaties moslims. Tsja, what’s in a name? In het EO-programma Arena van 9 december werd gediscussieerd over het mogelijke verbod. Verwarring alom toen een deskundige beweerde dat er maar een klein percentage van de moslims salafistische ideeën koestert, terwijl een moslim aan tafel vervolgens stelde dat iedere goede moslim zich spiegelt aan de eerste generaties moslims, dus “meer dan 80 procent is salafistisch”, enzovoort, enzovoort. In een ander stuk over salafisme in Zaman Vandaag, een interview met onderzoekster Ineke Roex, stelt Roex terecht stelde dat salafisme een containerbegrip is dat geen recht doet aan de grote diversiteit daarachter.
Kortom, ik zie de discussies al opdoemen als het inderdaad tot een verbod zou komen, maar ik vind een verbod vooral om principiële redenen verkeerd. We begeven ons als samenleving op een hellend vlak met alle gevaarlijke gevolgen. Ik wil het hier niet eens hebben over twee grondwettelijke principes die met voeten getreden worden: vrijheid van meningsuiting en vrijheid van godsdienst. Het gevaar zit hem vooral in het feit dat de staat zich steeds vaker de rol van ‘waardenpolitie’ aanmeet en bepaalt wat ‘we’ moeten vinden. Het ”Haagse jihadproces” waarin op 10 december zware straffen werden opgelegd, waartegen juist ook door juristen flinke kritiek werd geuit, laat zien dat ook in de rechtspraak de neiging bestaat in die rol van de overheid mee te gaan.
Salafisten hebben net als andere moslims ideeën over het goede leven, over goed en kwaad, over hoe je als moslims dient te leven. Dit is nu typisch zo’n onderwerp waar de overheid en de Tweede Kamer zich juist niet mee moeten bemoeien en meer vertrouwen moet hebben in de kracht van de discussie onder moslims. Een verbod is een teken van zwakte, angst en vooral van fundamenteel wantrouwen. In mijn column van vier weken geleden betoog ik dat het van groot belang is te begrijpen wie naar wie luistert en waarom. Het is goed als publieke figuren als Marcouch die zichzelf als moslim beschouwen aan die discussie meedoen, maar zonder direct als politieagent op te treden.
Een verbod is ook verkeerd omdat bepaalde opvattingen en overtuigingen op voorhand worden uitgesloten van de publieke discussie. Van buitenaf wordt salafisme opgetuigd met allerlei kwalificaties die mensen met totaal verschillende opvattingen op een hoop veegt, maar juist die verschillen en de discussie die daarover gevoerd wordt is uitermate belangrijk om te voorkomen dat jongeren voor geweld kiezen. In plaats van een groot deel van die zogenoemde salafisten te beschouwen als bondgenoten, worden ze uitgesloten van de discussie en op voorhand verdacht gemaakt.
Een verbod zoals geformuleerd in de motie, is dus wat mij betreft een heilloze weg. Het is symboolpolitiek zonder enig praktisch nut. Wat je ermee bereikt is dat de zaken alleen maar verder op de spits worden gedreven. Dat kan en moet anders.
Thijl Sunier is hoogleraar Antropologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam, redacteur van het wetenschappelijke tijdschrift Journal of Muslims in Europe en voorzitter van de Netherlands Interuniversity School for Islamic Studies.
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!