Kleding en godsdienst. Dat blijkt een heikele thematiek. Geen recent stuk van mijn hand heeft mij in de sociale media zoveel reacties opgeleverd als mijn jongste adhesiebetuiging aan het zogeheten ‘boerkaverbod’. Ik werd regelmatig met klem aan de rare voorschriften op dit vlak van andere orthodoxe gelovigen herinnerd, en die zijn er ook zeker in groten getale.
Eind augustus was ik in het Zwitserse Davos – nee, niet vooruitlopend op een uitnodiging van het Wereld Economisch Forum, zo ver als Rutger Bregman heb ik het nog niet geschopt – en dat vormt in de zomermaanden een vakantiebastion van chassidische joden uit met name New York. Op alle wandelwegen en bij alle kabelbaanstations kom je ze met hun omvangrijke kinderschare – en meestal ook een kinderwagen – tegen.
De mannen standaard met pijpekrullen aan de zijkant, baarden, in zwarte jassen en met hoge hoeden – aan het eerste moeten ook kleine jongens al geloven – en de vrouwen in middellange rokken en met een pruik op het kaalgeschoren hoofd, want zichtbaar natuurlijk vrouwenhaar is voor Jahweh kennelijk onuitstaanbaar. Je vraagt je dan wel af, waarom ook de vrouwelijke helft van de mensheid door Hem met hoofdhaar is geschapen, als het er vervolgens meteen weer af moet.
En net terug in Nederland blijkt in Goes het Calvijn College de korte broek met een beroep op de bijbelse uitgangspunten van de school voor jongens taboe te hebben verklaard. Zij moeten een lange broek dragen en dienen ook anders gekleed te gaan dan meisjes. Een interessante vorm van bijbelexegese. Mij persoonlijk is althans geen passage uit het Oude of Nieuwe Testament bekend, waarin God dan wel Christus zijn banvloek uitspreekt over de korte broek voor jongens en hen een lange broek voorschrijft.
Dat kan ook moeilijk, want in het Heilige Land droeg in lang vervlogen tijden niemand een broek. Ook de Romeinen, inclusief hun soldaten – aan wier viriliteit indertijd toch weinigen twijfelden – hadden bijvoorbeeld het hele jaar door een tuniek aan, een soort jurk. Dat veranderde ook niet plots toen de Romeinen werden gekerstend. Een broek: dat droegen de heidense Germanen. Niet om religieuze redenen, maar omdat het in de boreale regionen waarin zij vertoefden voor blote benen in het winterseizoen wat koud was. Zelfs Thierry Baudet – die toch, waar het gaat om het leggen van krankzinnige verbanden, voor niets terugschrikt – heeft bij mijn weten hiervoor nog geen metafysische oorzaak weten te bedenken.
Bij kritiek op moslimfundamentalisten schieten sommige feministen in een kramp
Dus inderdaad: niet alleen de Romeinen waren, gemeten aan de hedendaagse modegebruiken, rare jongens. Dat geldt ook voor orthodoxe joden en orthodoxe protestanten. In hun kringen heerst niet minder een kledingvoorschriftenterreur dan in die van orthodoxe moslims. Er is alleen één cruciaal verschil met salafistische boerkadraagsters: niemand eist dat het gezicht wordt bedekt.
Het is deze depersonalisering die de reden was en is dat ik mij in de bewuste column zo scherp tegen de boerka en nikaab heb gekeerd. Van alle idiote verwijten die mij dat opleverde was dat van ‘links racisme’ nog wel de meest idiote. En in NRC trok een brievenschrijver zelfs een onsmakelijke vergelijking met de jodenvervolging door de nazi’s.
Sommige reaguurders is kennelijk op de kleuterschool nooit het verschil tussen etniciteit en godsdienst bijgebracht – aan het eerste kan geen mens iets veranderen, het tweede is een keuze (vandaar dat in orthodoxe kring ook vaak naar de nodige mentale – of zelfs fysieke – dwangmiddelen wordt gegrepen om te verhinderen dat die keuze door ‘afvalligheid’ anders uitvalt). Wat een jood in 1943 ook deed (bijvoorbeeld: zich tot het christendom bekeren) – het maakte voor zijn lot voor de nazi’s niet uit. Zodra daarentegen een salafistische moslima haar boerka uitdoet is de kans op een boete – en dat is bovendien toch nog echt iets anders dan een vernietigingskamp – voorbij.
Het rare is dat niet alleen de boerkadraagsters zelf fel tegen het verbod protesteerden, maar zij ook bijval vinden in sommige linkse kringen, waar men – als het gaat om orthodoxe christenen – vaak weinig van religie moet hebben, en zeer op de Kerk gebeten is. Bij fundamentele kritiek op moslimfundamentalisten schieten zelfs sommige feministen, anders altijd vooraan in de strijd voor vrouwenemancipatie, al snel in een kramp. Dat heet dan meteen islamofobie, waarmee je Wilders in de kaart speelt.
Als er echter iets is dat Wilders in de kaart speelt, is het juist dit krampachtige zwijgen en wegkijken bij de uitwassen van evident extreem-patriarchale maatschappelijke structuren onder sommige moslimmigranten, waarvan een mildere variant in Staphorst bij dezelfde mensen die nu zwijgen op hoon en afkeuring zou stuiten. Heeft het feministische Bureau Clara Wichmann, dat de SGP op de korrel nam, ook al eens een imam die de sharia op z’n Saoedisch propageert, aan de schandpaal genageld, of durft men dat nog steeds niet aan? Ik zou zeggen: wat NRC en Nieuwsuur nu aan ‘salafistische zending’ in het onderwijs hebben opgespoord – en die gelukkig ook bij veel moslims op afkeuring stuit – biedt reden genoeg.
Als iets een vorm van ‘links racisme’ zou zijn, dan juist die houding: alsof migranten extra tere schepselen zouden zijn die vooral niet met kritiek mogen worden geconfronteerd. Daarmee zijn zeker niet die vrouwen geholpen, die zich uit het benauwende morele korset van de orthodoxe islam pogen te bevrijden en daarvoor juist op steun van hun anders zo vrijgevochten westerse geestverwanten rekenen. Sinds wanneer staan feministen aan de kant van een bevoogdende patriarchale geestelijkheid en haar kledingdespotie? Hoe ‘eigenzinnig’ de draagsters zich ook mogen voordoen, de boerka belichaamt die als geen ander.
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!