6.8 C
Amsterdam

Versterkt Erdogan nu ook zijn greep op de Turkse diaspora?

Thomas von der Dunk
Thomas von der Dunk
Publicist. Cultuurhistoricus.

Lees meer

‘Erdogan pakt journalisten op: ze hebben de bouwsector niet goed gecontroleerd.’ Aldus de kop op de satirische site de Speld op 15 februari na de zware aardbeving in Zuid-Oost-Turkije die maand.

De uitslag van de tweede ronde van de Turkse presidentsverkiezingen plaatst deze in een wel zeer cynisch licht. Erdogan is niet afgerekend op zijn medeverantwoordelijkheid voor de rampzalige gevolgen van die aardbeving, en zijn verkiezingszege zal hem vast sterken in de opvatting dat hij met het oppakken van nog meer journalisten op de goede weg is.

Op het verloop van de verkiezingen op de verkiezingsdag zélf valt niet zoveel aan te merken. De vervalsing van de uitslag vond voordien plaats: door een steeds uitgebreider systeem van cliëntelisme, door de inzet van staatsmiddelen, door een vrijwel absoluut mediamonopolie en door vervolging van als staatsgevaarlijk gedemoniseerde opponenten.

In dat opzicht lijkt de gang van zaken in Turkije onder de zelfbenoemde voorvechter van islamitische waarden Tayyip Erdogan sterk op die in Hongarije onder zijn geestverwant, de zelfbenoemde voorvechter van christelijke waarden Viktor Orban.

In het licht van twintig jaar AKP-overheidsindoctrinatie heeft de moeizaam verenigde oppositie het er eigenlijk nog heel behoorlijk van afgebracht – beter bijvoorbeeld dan die in Hongarije. Dat een groot deel van de Turkse bevolking niet beter weet, is misschien niet zo vreemd.

‘Persvrijheid interesseert hen niet, wat nodig is, is een sterke man’

Dat geldt niet voor de diaspora in Europa, die opnieuw voor ruim tweederde haar stem op hem heeft uitgebracht. Zij zou wél beter moeten weten. Maar kennelijk is een groot deel daarvan even bevattelijk voor de nationalistische retoriek, waarmee Erdogan zich ook tegen Europa keert. Tegen die landen dus waarin deze kiezers zelf leven.

Afgaande op interviews blijken velen hunner de Europese scheiding van staat en kerk – die het hen nota bene mogelijk maakt om hier hun eigen godsdienst te belijden – te verafschuwen. Persvrijheid interesseert hen niet, wat nodig is, is ‘een sterke man’. Met argumenten waarmee ooit ook Mussolini de hemel in werd geprezen: die leverde Italië veel glimmende gebouwen, brede wegen en dus nationale trots op.

Een en ander gaat in toenemende mate gepaard met intimidatie van politieke tegenstanders – ook in Nederland. Door de zege van hun ‘sterke man’ gesterkt, pogen sommigen die rol nu zelf ook op dorpsniveau te spelen. ‘Het wordt nu tijd dat jullie je mond houden’, zo kreeg NRC-columniste Aylin Bilic naar haar hoofd geslingerd, toen de uitslag van de eerste ronde bekend was. Haar Volkskrantcollega Erdal Balci had als ‘landverrader’ met soortgelijke vijandigheid te kampen.

Het herinnert sterk aan de golf van xenofobe agressie waarmee niet-blanke Nederlanders na Wilders’ zege in 2010 op straat geconfronteerd werden: het wordt nu tijd dat jullie je mond houden.

De Kanttekening kwam recent eveneens met verontrustende berichten over de onverdraagzaamheid van AKP-aanhangers, en de vrees bij andersdenkenden voor de lange arm van Erdogan via Diyanet. Een kwart van de Turkse Nederlanders voelt zich onveilig.

En liefst veertig procent wil dat de Nederlandse overheid hen beter tegen negatieve invloed uit Turkije beschermt, gepaard aan sociale druk en intimidatie alhier, kliklijnen via moskeeën inclusief. De overheid moet van hen ook ingrijpen bij organisaties waar ondemocratische waarden worden gedoceerd, ‘zoals salafistische moskeescholen, waar geleerd wordt dat mensen met een ander geloof de doodstraf verdienen’.

Dat laatste plaatst dan toch ook de conclusies van het ‘islamofobierapport 2022’, waarover de Kanttekening eveneens recent berichtte, in een iets ander licht. De bezwaren bijvoorbeeld tegen gebedsruimtes op openbare scholen, omdat zelfs seculiere Turken dan onder druk zouden kunnen worden gezet om ‘als goede moslim’ daaraan mee te doen. Hetzelfde dus wat steevast in Frankrijk ten aanzien van hoofddoekjes speelt: sommige moslima’s wensen het recht om die overal te kunnen dragen, anderen wensen juist een verbod, omdat zij er anders door hun omgeving óók toe gedwongen zouden worden.

En misschien heeft, gezien die angst voor salafisme in Turks-Nederlandse kring zélf, onderwijsminister Dennis Wiersma met zijn wantrouwen jegens sommige weekendscholen dan toch ook niet helemaal ongelijk. Of is een groot deel van de Turkse Nederlanders vanwege die kennelijk met Wiersma gedeelde angst zelf ook islamofoob?

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -